Mostellaria 1.8 Flashcards

1
Q

Vertaal

Hodie familia in theatrum properamus.

A

Vandaag haast het gehele gezin zich naar het theater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vertaal

Ibi optimam fabulam spectamus.

A

Daar bekijken we een zeer goed toneelstuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vertaal

Theopropides longum iter in Aegyptum facit.

A

Theopropides maakt een lange reis naar Egypte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vertaal

Dum pater abest,

A

Terwijl zijn vader afwezig is,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vertaal

Philolaches, filius eius, pecuniam paternam absumit.

A

Verkwist Philolaches, zijn zoon, het geld van vader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vertaal

Sed tribus annis post pater ex improviso redit.

A

Maar drie jaar laer keert vader onverwachts terug.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vertaal

Phill: ‘Quid est, Tranio? ‘

A

Phill: ‘wat is er Tranio’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vertaal

Tr: ‘Pater venit! Eum vidi!’

A

Tr: ‘Vader komt! Ik heb hem gezien!’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vertaal

Theopropides ianuam pultat, sed quid hoc est?

A

Theopropides klopt op de deur, maar wat is dit?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vertaal

Clausa ianua est interdiu.

A

De deur is gesloten overdag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vertaal

Theo: ‘Nonne quis intus est?

A

Theo: ‘Er is toch wel iemand binnen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ertaal

Theo: Voces audio! Ianuam aperire debetis!’

A

Theo: Ik hoor stemmen! Jullie moeten de deur openen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vertaal

Tum Servus Tranio apparet.

A

Op dat moment verschijnt de slaaf Tranio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vertaal

Tr: ‘Monstrum horridum inest.’

A

Tr: ‘Er is een vreselijk spook binnen.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vertaal

Tr: ‘Ideo Philolaches, filius tuus, iam pridem emigravit.’

A

Tr: ‘Daarom is Philolaches, jouw zoon al eerder verhuisd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vertaal

Pater monstra timet et timidus fugit.

A

Vader vreest spoken en vlucht bang weg.

17
Q

Vertaal

Interea domi filius pecuniam paternam absumere non desinit.

A

Intussen houdt de zoon thuis niet op met het geld van vader te verkwisen

18
Q

Vertaal

Iam finis est.

A

Het is al het einde.

19
Q

Vertaal

Magnum plausum damus.

A

Wij geven een groot applaus.

20
Q

Vertaal

Spectatores laeti sunt et domum properamus.

A

De toeschouwers zijn vrolijk en wij haasten ons naar huis.