291-300 Flashcards
1
Q
pars
A
partis,v - het deel; de kant
2
Q
necare
A
neco - vermoorden
3
Q
pugnare
A
pugno - vechten
4
Q
tacere
A
taceo - zwijgen
5
Q
tenere
A
teneo - (vast)houden
6
Q
quare
A
(bijwoord) - waarom?
7
Q
ante(a)
A
(bijwoord) - vroeger
8
Q
cottidie
A
(bijwoord) - dagelijks
9
Q
cras
A
(bijwoord) - morgen
10
Q
heri
A
(bijwoord) - gisteren