261-270 Flashcards
1
Q
cupere
A
cupio - verlangen; graag willen
2
Q
facere
A
facio - maken; doen
3
Q
interfecere
A
interfecio - doden
4
Q
fugere
A
fugio - (ont)vluchten
5
Q
iacere
A
iacio - werpen
6
Q
abicere
A
abicio - wegwerpen; neerwerpen
7
Q
rapere
A
rapio - grijpen; roven
8
Q
corripere
A
corripio - vastgrijpen; meesleuren
9
Q
eripere
A
eripio - wegrukken
10
Q
-spicere
A
-spicio - kijken