foute woordjes Flashcards
1
Q
iste
A
aanwijzend vnw. - die, dat
2
Q
hic
A
aanwijzend vnw. - deze, dit
3
Q
ille
A
aanwijzend vnw - die, dat
4
Q
is ea id
A
die dat
5
Q
idem
A
aanwijzend vnw - dezelfde, precies
6
Q
ipse
A
zelf; precies
7
Q
etiam
A
bijwoord - ook; zelfs; nog
8
Q
iam
A
bijwoord - al; dadelijk
9
Q
itaque
A
bijwoord - daarom; en zo
10
Q
simul
A
bijwoord - tegelijk
11
Q
tum of tunc
A
op dat moment; dan
12
Q
nec of necque
A
en niet; ook niet
13
Q
cum
A
voegwoord - toen; wanneer
14
Q
primum of primo
A
eerst; voor het eerst