MO hoorcollege 1 Flashcards

1
Q

welke 4 definities zijn er voor het begrip ontwikkelingen?

A

● Ontwikkeling is de verandering over de leeftijd, bestaande uit een uitbreiding van het gedragsrepertoire (ontstaan van iets nieuws).
● Ontwikkeling is een proces waardoor het organisme noodzakelijkerwijs steeds beter, aangepast, of adequater op de omgeving reageert.
● Ontwikkeling is een verschijnsel met intrinsieke doelgerichtheid, voerend naar een optimale eindtoestand.
● ‘Motor development is adaptive changes towards competence’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat valt erop aan de definities van ontwikkeling?

A

er is sprake van een vooruitgangsgedachte, er ontstaat wat nieuws en dat is persoonsgebonden. Het wordt niet gekenmerkt door nieuwheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke ontwikkelingsopvattingen zijn er en waar verschillen deze op?

A

Verschillen m.b.t.:
● Wat zijn de oorzaken van ontwikkeling?
○ Welke factor/factoren zijn verantwoordelijk voor de verandering, het ontstaan van iets nieuws? Wat zorgt nou precies voor die verandering?
● Hoe wordt ontwikkeling gereguleerd?
○ Hoe zorgen de oorzaken van ontwikkeling voor verandering? Hoe komt die verandering nou precies tot stand? Hoe zit die verandering (het proces van ontwikkeling) er nou uit?

● Wat is de aard van ontwikkeling?
○ Welke kenmerken heeft het proces van ontwikkeling?
■ Formalistisch (gepaste volgorde)/random
■ (i)reversibel? Omkeerbaar of onomkeerbaar?
■ (dis)continue? Vorm van de ontwikkelingscurve? In stapjes of in sprongen? De fases die de ontwikkeling moet doorlopen? Gaat de ontwikkeling lineair of niet?
Punt 1 & 2 gaan over het verklaren van ontwikkeling, punt 3 over de aard van ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 3 oorzaken van ontwikkeling zijn er?

A
  1. nativisme, rijpingstheorie. 2. empirisme 3. interactionisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat houdt nativisme in?

A

‘Nieuwe structuren ontstaan ‘van nature’ op grond van autonome processen in het zenuwstelsel en onafhankelijk van omgevingsinvloeden.’ → Nieuwheid is gepredetermineerd. Dit houdt in dat verandering is opgeslagen in jouw genenpakket, en dat het genenpakket bepaalt hoe jouw zenuwstelsel eruit gaat zien en hoe dit zenuwstelsel zich gaat ontwikkelen naarmate je ouder wordt. Het genenpakket hoeft zich dus alleen maar te ontvouwen qua hoe je ontwikkeling gaat zijn. Ontwikkeling = nature. Hoe de ontwikkeling eruit ziet is een weerspiegeling van de ontwikkeling van het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houdt empirisme in?

A

Nieuwheid is in de omgeving aanwezig. Nieuw gedrag ontstaat door het opdoen van specifieke ervaringen, door te leren. Ontwikkelen = leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat houdt interactionisme in?

A

Is een combinatie van het nativisme en het empirisme. Nieuwheid is het gevolg van de wederzijdse beïnvloeding van aangeboren structuren en omgevingsfactoren. Van het interactionisme zijn vele sub-benaderingen. Wat is het gevolg van leren op de ontwikkeling en wat is het gevolg van aangeboren dingen op de ontwikkeling?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is leren?

A

● Leren: een proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedrag(s)potentieel als gevolg van specifieke ervaringen met de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is rijping?

A

verandering over de leeftijd die worden bepaald door erfelijke factoren → nativisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is groei?

A

kwantitatieve verschijningsvorm van rijping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het verschil in de verandering in het brein tussen kindertijd en adolescentie?

A

Tijdens de kindertijd en adolescentie:
● Toename witte stof
● Toename van grijze stof gevolg door een afname van grijze stof
○ Van 0 tot 2 jaar nemen je zenuwcellen (grijze stof) toe en daarna weer af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kunnen we nieuwheid verklaren door autonome processen?

A

● Kinderen hebben een natuurlijke zwemreactie

● Trappelen van de beentjes in de box kan een voorbode zijn voor lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn motorisch mijlpalen en wat is het probleem hiermee?

A

het beschrijven van de verschillende fases waarin lopen geleerd zou moeten worden. Probleem: dit zou de normale, gezonde ontwikkeling zijn voor een kind. Maar er is niets mis met een kind al gaat het niet precies volgens deze stadia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is formalistisch?

A

volgens vaste vorm. de aard van ontwikkeling is niet formalistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar hangt de ontwikkelingscurve van af?

A

de meetfrequentie. Bij een lage meetfrequentie maskeert de vorm van de ontwikkelingscurve. Je krijgt namelijk een hele andere ontwikkelingscurve als je elke dag meet of 1 keer in de week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ontwikkeling is zowel discontinue als continue, afhankelijk van het niveau waarop men naar ontwikkeling kijkt. welke niveaus zijn dat>

A
  1. Macroscopisch niveau (nominale, binaire schaal)
    a. Leidt tot een discontinue ontwikkelingscurve
  2. Microscopisch niveau (ratio schaal)
    a. Leidt tot een continue ontwikkelingscurve
17
Q

wat houdt longitudinaal onderzoek in?

A

● Participanten in 1 leeftijdsgroep worden onderzocht op een afhankelijke variabele op verschillende leeftijden en dus op achtereenvolgende testmomenten.

18
Q

wat zijn de voor en nadelen van longitudinaal onderzoek?

A

Voordelen:
● Geeft inzicht in individuele ontwikkelingscurves
● Geeft zicht op verandering en individuele verschillen
● Is meer sensitief en gevoelig voor veranderingen
Nadelen:
● Lastig uitvoerbaar
● Selectieve sampling
○ Dat respondenten bewust worden geselecteerd op basis van bepaalde eigenschappen)
● Selective survival
○ Mensen die bijvoorbeeld dood gaan tijdens het onderzoek
● Selective drop-out
○ Het selectief uitvallen van patiënten wegens ongewenste effecten)
● Testing effects
○ Mensen kunnen leren van de tests, omdat ze deze telkens opnieuw moeten uitvoeren
● Generation effects (internal validity)
○ Dat het effect weinig zegt over andere generaties
○ The term generation effects refers to the differences between age groups (or cohorts) caused by unique characteristics or experiences other than age.

19
Q

wat houdt cross-sectioneel onderzoek in?

A
  • Participanten in verschillende leeftijdsgroepen worden onderzocht op dezelfde afhankelijke variabele op hetzelfde testmoment
20
Q

wat zijn de voor- en nadelen van cross-sectioneel onderzoek?

A
Voordelen: 
-	Makkelijk uitvoerbaar 
Nadelen: 
-	Conclusies die niet helemaal gerelateerd zijn aan het onderzoek
-	Je kan voor de gek gehouden worden 
-	Selective survival 
-	Generation effects (internal validity)
21
Q

wat zijn de 5 guidelines van Adolph over de beschrijving van het definiëren van optimale snelheden van tijdsbemonstering om een ​​juist beeld te krijgen van het ontwikkelingsproces

A
  1. determine the base rate - look for the typical rate at which the skill is expressed
  2. find the acquisition period - determine the approximate age range for the acquisition period.
  3. sample as frequently as you can - often on daily basis
  4. look before the onset - include ages that are before the observable onset
  5. look for changes in variability - use of smoothing techniques
22
Q

wat is Performance?

A

motor behavior at a particular moment in time; very often this is a one-shot occurrence and can be readily observed and measured

23
Q

wat is learning?

A

a relatively permanent change in motor behaviour (like development); performance may be temporary but learning is relatively permanent

24
Q

wat is ability?

A

a capability or aptitude and is thought to be a relatively stable trait

25
Q

wat is skills?

A

modifiable by practice and experience. skills above ability

26
Q

wat is phylogenetic skills?

A

characteristics that the developing child carries with him or her as part of the evolution of the human species (fundamental motor skills)

27
Q

wat is ontogenetic skills?

A

development of individual skill sets that form part of and are necessary for an individuals activity in their own societal or cultural context