college 3 Flashcards

1
Q

wat is expliciet leren?

A

bewust leren. Bij expliciet leren ben je je heel erg bewust van het hoe van het bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is impliciet leren?

A

onbewust leren. Bij impliciet leren ben je alleen maar bezig met het wat van het bewegen en niet zozeer over het hoe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe kan je weten op welke manier iemand leert?

A

vraag: Waar lette je op tijdens het maken van deze beweging?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar begin je mee bij het traditionele model van fitis en Posner?

A

stage 1 is veel expliciet en je komt later in impliciet terecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is (o.a.) nodig voor effectiviteit bij expliciet en impliciet leren? noem 4

A
  • De begeleider kiest de juist aandachtspunten
  • De beweger kan de aandacht richten op het aandachtspunt
  • De beweger kan het aandachtspunt vertalen naar het uitvoeren van een bewegingspatroon
  • De beweger kan uiteindelijk ook zonder deze informatie presteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het uitgangspunt van motorisch leren

A

Efficiëntere bewegingssturing als gevolg van oefening en ervaring.
Bewegingssturing door bewuste en onbewuste processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de niveaus van bewegingssturing volgens Bernstein? noem alle 4 de levels

A

Level A naar level D is van oudste technieken tot nieuwste technieken.
Level A  level of tone  (gaat over spiertonus, de basis voor bewegen)
Level B  level of muscular-articular links (level of synergies)  (gaat over grote spiergroepen die tegelijkertijd actief zijn en op die manier een bewegingspatroon maken, over het aan en uitzetten van structuren op bepaalde momenten)
Level C  Level of space  gaat over gerichte en doelbewuste bewegingen in de ruimte naast het lichaam
Level D  level of Action  de human level, daarin wordt de beweging meer een handeling, de beweging krijgt een betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als je iets onbewust hebt geleerd is het meer bestand tegen stress:
2 verklaringen hiervoor kunnen zijn:

A
  1. Herinvesteringstheorie  je lijf wordt slimmer dan je hoofd, je hoeft alleen nog maar te denken over het wat, deze theorie is op basis van dat als er stress komt, dat je terug gaat herinvesteren op oude zekerheden, en ga je teveel letten op de oude regels aan het begin van het motorisch leerproces, en verstoort op deze manier de automatisering (terwijl de automatisering juist voor een goede beweging zorgt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat houdt het werkgeheugen in?

A

Working memory: ‘cognitive capacity to retain and process relevant information for short periods of time when performing tasks, and to disregard irrelevant information’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat houdt analogie in?

A

Een geode analogie lokt succesfactoren uit (verbeteringen), een goede samenvatting van de beweging
Tweede voorwaarde is dat de beweger er een duidelijk beeld van moet hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de kritische kanttekeningen bij het traditionele model?

A
  1. leerproces kan ook onbewust
  2. aandacht voor het bewegingsresultaat bevordert pressie en leren, maar ook in het begin van het proces
  3. inslijpen is nodig voor automatisering in bereiken expertise
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat was het resultaat van het onderzoek van Masters in 1992?

A

expliciet leren: prestatie neemt af onder stressconditie

impliciet leren: prestatie neemt toe onder stress-conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn mogelijke verklaringen dat mensen met impliciet leren minder onder druk kunnen staan?

A

Het komt door chocking. 1. reinvestment: teruggrijpen naar oude zekerheden, teniet doen aan automatisering
2. werkgeheugen: heeft een beperkte capaciteit. stress en expliciete bewegingssturing doen allebei een beroep op het werkgeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

expliciete kennis:

A

bewuste feiten en regels die we kunnen verbaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

impliciete kennis:

A

zaken die we kennen zonder het te beseffen; niet te verwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe krijg je de indruk expliciet of impliciet leren?

A
  • Uitleg of plezier
  • Dubbeltaak laten uitvoeren of onder stress
    o In hoeverre gaat de prestatie door toevoeging van een dubbeltaak achteruit
  • Meet indicatoren van automatische aansturing
    o Emg activiteit
    o Vloeiendheid van een beweging
  • Eeg meting
17
Q

Wat doet de EEG meting?

A

Meet activiteit tijdens het oefenen van de volgende 2 regionen:

  • T3 verbaal-analytische hersenregionen (bewust, logische)
  • Fz centralen premotorische hersenregionen (plannen van bewegen)
  • = expliciet leren
18
Q

waar hangt de effectiviteit van precieze informatie van af?

A

effectiviteit impliciet of expliciet leren

  • werkgeheugen groot of klein
  • neiging to bewuste bewegingssturing –> kan de persoon informatie vertalen naar beweging, vatbaar voor choking under pressure ?
19
Q

voordelen impliciet leren

A

beter bestand tegen stress
beter bestand tegen vermoeiheid
doet kleiner beroep op werkgeheugen

20
Q

voordelen expliciet leren

A

leren over bewegen
reflecteren op leren (zelfregulatie)
in sommige gevallen: groter oefeneffect

21
Q

welke 5 dingen lokken impliciet leren uit?

A
  • dubbeltaak
  • foutloosleren
  • analogie leren/beeldspraak
  • externe focus van aandacht
  • differentieel leren
22
Q

wat is foutloos leren?

A
  • Methode waarbij je steeds een stapje verder gaat
  • Je gaat er niet analytisch over nadenken
  • Steeds hoger en makkelijker op niveau
23
Q

wat is differentieel leren?

A

het dusdanig sterk varieren van uitvoeringsvorm dat expliciete stap-voor-stap uitvoeringsregels onbruikbaar worden

24
Q

wat is de constraind action hypothesis

A
  • Een externe focus bevordert het automatische karakter van bewegingssturing
  • Interne focus zorgt voor bewuste bewegingssturing, wat een meer automatische bewegingssturing verhindert
25
Q

wat is de Kal et al 2013 ondersteuning van externe focus?

A

betere motorische prestatie, betere prestatie dubbelstaak, meer bewegingen met vergelijkbare EMG activiteit, meer vloeiende en regelmatige bewegingen