college 7 Flashcards

1
Q

wat zijn de uitgangspunten van ecologisch psychologie van Gibson?

A
  • Relatie tussen mensen en omgeving als startpunt voor de studie van gedrag (dier-omgeving-systeem)
  • Waarnemen en bewegen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
    o We must perceive in order to move, but we must also move in order to pereceive
  • Waarneming stuurt het bewegen direct
    o Directe waarneming van handelingsmogelijkheden (affordances)
    o Alles wat je ziet wordt betekenisvol, qua een trap om jou te helpen om omhoog te komen of een stoel om op te ziten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat betekent affordance?

A

datgene wat de omgeving aan mogelijkheden voor gedrag verschaft  handelingsmogelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar is sprake van bij de EP?

A

directe waarneming. zoektocht naar invarianten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn invarianten?

A
  • Bevatten onderliggende structuur van informatie die consistent is (van ‘hogere orde’)
  • Zijn specifiek
    o Met de waarde van een variabele kan onder alle omstandigheden de waarde van een andere variabele voorspeld worden, de informatie is dus heel betekenisvol, informatie die voorspellend is, noem je een specifieke variabele
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 4 vermeende varianten zijn er?

A

optisch stroomveld, tau, optische acceleratie en traagheidsmoment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houdt het optische stroomveld in?

A

o Specificeert de relatieve beweging tussen jouzelf en de beweging
o Zodra je zelf beweegt, of er iets beweegt in je omgeving veranderen de projecties op het netvlies en ontstaat er een optisch stroomveld
o Je hebt een centraal punt en de rest stroomt erlangs en ook de richting is duidelijk. Dichtbij beweegt het stroomveld snel, ver weg beweegt het stroomveld langzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat houdt tau in?

A

o Specificeert tijd tot contact
o Hoe weet je wanneer iets in je oog belandt? Hoe weet je wat de tijd tot contact is?
o Is gerelateerd hoe een object dat op je netvlies wordt geprojecteerd groter of kleiner wordt. Als iets snel groter wordt op je netvlies (optisch expansie) is de tijd tot contact klein. Als iets niet snel groter wordt op je netvlies is de tijd tot contact groot. Dit heet de inverse van de relatieve mate van expansie
o Voor tau (of iets groter wordt op je netvlies) heb je maar 1 oog nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat houdt optische acceleratie in?

A

o Optische informatiebron voor bepalen van de landingsplek van de bal
o De optische acceleratie is nul en dan sta je op de goede landingsplek van de bal. De bal moet met een constante snelheid over je netvlies gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is perceptueel leren?

A

Sensitief worden voor specificerende informatie (een verschuiving van oppikken van niet-specificerende naar specificerende variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe kan perceptueel leren worden beïnvloed?

A

Dit proces is te beïnvloeden door training, voorbeelden:

  • Keepen van een penalty
  • Schieten van een basketbal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de uitgangspunten van de dynamic kill of acquisition?

A

gebaseerd op uitgangspunten van:

  • dynamisch systeem theorie: hoe komt gedrag tot stand en welke processen zorgen hiervoor?
  • ecologische psychologie: relatie tussen mens en omgeving centraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

handelingsmogelijkheden:

A

datgene wat de omgeving verschaf aan mogelijkheden voor gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat houdt het traagheidsmoment in?

A

specificeert spatie kenmerken van een object. tasten en bewegen van een object geeft als informatie zelfs met je ogen dicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat houdt acoustic constraint on Movement / akoestische informatie in?

A

auditieve info kan nuttig zijn voor het traceren van positie of bewegingen van een ander persoon op het veld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de specificerende variabelen?

A

interviewen experts en meten waar experts naar kijken tijdens het bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

op welke manier kunnen we de beweger verleiden om deze specificerende variabelen te gebruiken in bewegingssturing?

A

manipuleren taakconstraints

17
Q

onderzoeken of leren op deze manier van trainen effectiever is dan de traditionele manier

A

experimentele onderzoek

18
Q

wat hebben succesvolle keepers?

A

weinig fixaties, fixaties zijn van lange duur, wachten langer voordat zijn een actie inzetten, kijken naar standbeen penaltynemer

19
Q

wat zijn de ontwerpprincipes van niet-lineaire pedagogiek?

A
  1. verschaf representatieve leersituaties
  2. zorg dat relevante koppelingen kunnen ontwikkelen tussen informatie en beweging
  3. manipuleer taakconstrains
  4. zorg voor exploratief of ontdekkend leren: uitbuiten variabiliteit
  5. verminder bewuste bewegingssturing
20
Q

in de eerste 2 ontwerp principes van CHOW zie je ook eco-psycho, hoezo?

A

zorgen dat iemand oefent in een betekenisvolle context