college 6 Flashcards
wat houdt de schemathoerie in?
tijdens motorisch leren ontwikkelen zich 2 schema’s: omroepschema en herkenningsschema. combinatie van open en closed loop sturing. gegeneraliseerde motorische programma’s voor klassen van bewegingen met zelfde invariante kenmerken. belangrijke implicatie: variabel oefenen
schema:
je leert geen specifieke beweging maar relaties. leren is het opbouwen en verfijnen van deze schema’s door ervaring.
wat houdt het oproepschema in?
verantwoordelijk voor productie van beweging: GMP en specifieke responsspecifcaties
en met name belangrijk voor kortdurende bewegingen: open lus
opbouw van het oproepschema
relatie tussen bewegingsresultaat, geselecteerde responsspecificaties en begincondities
regressielijn:
relatie tussen verschillende pogingen, geselecteerde parameters en bewegingsuitkomst, hoe meer pogingen hoe betrouwbaarder.
hoe kan je een beginconditie herkennen?
verschillende regressielijnen
hoezo is het nieuwheidsprobleem nu opglelost?
relaties tussen een bepaald GMP.
herkenningsschema:
verantwoordelijk voor de evaluatie van bewegingen. korte bewegingen worden achteraf geëvalueerd en langdurige tijdens de beweging
en bepaalt de sensorische gevolgen: voor de sturing wordt bepaald wat wordt verwacht en op basis van deze info wordt de beweging geëvalueerd
opbouw van herkenningsschemaL
bewegingsresultaat
sensorische consquenties
begincondities
hoezo is het opslagprobleem nu opgelost?
niet ieder spoor/iedere poging wordt opgeslagen, maar een algemene trendlijn
wat doet variabel oefenen?
versterkt relaties tussen parameters, sensorieel, begincondities en het resultaat
wat is een zwak punt van de schematheorie?
hoezo kan je op 1 punt betere responsspecificaties hebben, want je leert toch in relaties ? ook hoe wordt het programma in eerste instantie gemaakt en geen uitleg over de ontwikkeling van parameters en het gebruik van sensorische consequenties
overeenkomsten van Adams en Schmidt:
2 interne representaties, controlerend.
verschillen Adams en schmidt:
open lus vs gesloten
iedere beweging opslaan vs schema’s
wat is een voordeel aan Schmidts schematheorie?
meer verschillende bewegingen, betere error-detection en production of novel movements in open skills situations
intra-individuele variabiliteit:
is functioneel omdat:
- aanpassen aan omgevingseisen
- voorkomen van blessurers
- indicator voor verandering
variabiliteit en expertise:
- variabiliteit in bewegingsuitvoering
- stabiliteit in bewegingsresultaat
task goal:
eisen van de taak veranderen, iets anders voor elkaar krijgen
- gestructuurd en ongestructureerd
Gestructureerd:
varieren in de relevante parameters, generalisiatie
ongestructureerd:
geen beweging is hetzelfde, van alles variëren per poging, bewegingsoplossing zoeken die voor jou past
execution redundancy:
aanmoedigen om door veel verschillende bewegingsmogelijkheden eenzelfde doel te bereiken
lokt differentieel leren impliciet leren uit?
ja je abstraheert niet echte bewegingsregels
in welke situaties is het toevoegen van variabiliteit nadelig?
- use-dependent learning
- coordination pattern stability
elaboration and distinctiveness hypothesis:
meer betekenis; meer keren