Management 6 Flashcards

1
Q

op basis van welke 3 criteria wordt een horizontale takenverdeling uitgevoerd

A

functie/product/geografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de F-indeling (indeling naar functie)

A

Gelijksoortige werkzaamheden worden bij elkaar gevoegd.

bv. alles van verkoopfunctie samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de P-indeling (product)

A

Alle aan één bepaald product of dienst verbonden werkzaamheden worden bijeengevoegd.

bv. vrouwenkleding

variant van P-indeling is M-indeling (markt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is G-indeling (geografisch gebied)

A

werkzaamheden op een bepaalde plaats worden een organisatorische eenheid

bv. nike europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe verloopt de groei van de indelingen

A

klein bedrijf: F-indeling
middelgroot: F-indeling + overgaan in P- indeling
groot: F- en P-indeling + G-indeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een taak

A

een verzameling activiteiten met één bepaald, beperkt doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een functie

A

het geheel van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die aan één persoon toegewezen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is verantwoordelijkheid

A

de verplichting om een taak zo goed mogelijk uit te voeren als de plicht over de uitvoering van de taak te rapporteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het delegeren van taken

A

overdragen van taken met bevoegdheden en verantwoordelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is centralisatie

A

weinig delegatie

de bevoegdheden binnen de organisatie worden geconcentreerd op één plaats, meestal de top

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is decentralisatie

A

veel delegatie

de bevoegdheden worden verdeeld over meerdere plaatsen, ook lager in de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het omstpanningsvermogen

A

het aantal directe ondergeschikten waaraan een leider leiding kan geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is spanwijdte

A

aantal directe medewerkers waaraan leiding moet gegeven worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

door welke elementen wordt het omspanningsvermogen bepaald

A
  • aard van de leider
  • ” de medewerkers
  • ” organisatie
  • ” werk
  • karakter van het werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat wordt er bedoeld met aard van de leider

A

persoonlijkheidskenmerken en deskundigheid van de leider en de beschikbare tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de aard van de medewerkers

A

persoonlijkheidskenmerken en deskundigheid

17
Q

wat is de aard van de organisatie

A

mate van delegatie, communicatielijnen

18
Q

wat is de aard van het werk

A

de variëteit en complexiteit van het werk

19
Q

wat is het karakter van het werk

A

beleids- of uitvoeringsintensief

20
Q

wat zijn oplossingen voor als een leider aan te veel mensen moet leidinggeven

A
  • meer delegatie van taken
  • toevoegen van een assistent-manager
  • toevoegen persoonlijk assistent
  • inschakelen stafdiensten
21
Q

wat is een organigram/ organisatieschema

A

schematische voorstelling waarin formeel taken verdeeld zijn over personen en/of afdelingen en hoe de gezagsverhoudingen liggen tussen personen en/of afdelingen.

22
Q

wat is een formele organisatie

A

de organieke structuur samen met de personele structuur

23
Q

wat is een informele organisatie

A

alle niet tot de formele organisatie behorende taak-verdelingen en relaties. (afspraken onderling)