Maligne hematologie intro Flashcards

1
Q

Wat zijn lymfatische maligniteiten?

A

Maligniteiten van T, B, NK, DC cellen.
Dus Hodgkin, Non-hodgkin lymfoma, CLL, MM, waldenstrom

Uitgerijpte cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn stamcelmalgniteiten?

A

Acute leukemie, MDS; myelodysplasie, MPN; myeloproliferatieve neoplasma

NOg niet uitgerijpte cellen!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe ontstaan deze maligniteiten?

A

DOor meerdere hits; dynamisch proces wat steeds verandert met clonale evolutie!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mutaties voor acutie leukemie zijn vaak al aanwezig voor de geboorte; ja of nee?

A

JA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leukemie behandelt met…

A

Chemo. Als ziekte terugkomt weer chemo of immuuntherapie (werkt goed); blinatumomab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belangrijkste hematologische maligniteiten

A

Acute leukemie: myeloid (AML), lymfatisch (ALL), undiff (AUL)

Myelodysplasie (MDS)
Myeloproliferatieve neoplasma (MPN)
Lymfatische maligniteit (hodgkin, non hodgkin, MM, Waldenstorm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hematopoietische maligniteiten gekenmerkt door

A

Genetische mutatie; deels algemeen en deels specifiek voor fenotype maligniteit.
Maligniteit bestaat uit meerdere hits over tijd; clonale evolutie (bestaat uit verschillende clonen)
Weten steeds meer over pathways; targeted therapy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mutaties kunnen op verschillende niveau’s plaatsvinden namelijk:

A

Growth factor receptors, cell cyclus receptor, transcriptiefactoren, mutatie in cellen die apoptose reguleren, epigenetische regulatie (bepaalde genen wel of niet toegankelijk voor transcriptie), RNA splicing, cohesei complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diagnostiek hematopoietische maligniteit

A

Celtelling; kwantitatief
Morfologie; kwalitatief.
Kijk naar bloedcellen en in beenmerg –> biopt of uitstrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Biopt beenmerg leukemie

A

Geen organisatie maar grote cellen rond dieppaars, of roze en erg druk!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt flow cytometrie gebruikt

A

Om te kijken naar differentiatie eiwitten. Verschillende kleuring –> clonen meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cytogenetische afwijkingen

A

Onderzoek structuur chromosomen; bandering, array, translocaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Moleculaire diagnostiek

A

DNA veranderingen, FISH, pCR, WGS (whole genome sequencing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een acute leukemie (AML / ALL)

A

Proliferatie van blasten met een uitrijpingsstop: ophoping van ongedifferentieerde cellen
>20% blasten in beenmerg
Verdringing normale beenmergcellen; anemie, neutropenie, tromboctropenie.

Blasten kunnen myeloide en lymfatische kenmerken hebben.
Indeling op bassi van mutaties

Grote cellen, kleuren dieppaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een myelodysplasie:

A

Verstoorde differentiatie (abnormale vormen) en verhoogde apoptose in beenmerg; cytopenie in bloed

Vaak oudere leeftijd, abnormale en ineffectieve uitrijping, veel cellen in beenmerg. Myeloblasten <20% anders acute leukemie.
30% gaat over in acute leukemie

Bijv. meerdere kernen zichtbaar, rare fragmentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Myeloproliferatieve neoplasmata (MPN)

A

Activatie receptor/signaalroute, verhoogde aanmaak cellen maar normale differentiatie en functie; teveel rode of witte bloedcellen

Verhoogde aanmaak door mutaties (daarom beschouwd als maligniteit) –> BCR-ABL

Chronische myeloide leukemie (CML: te veel witte bloedcellen)
Polycythemie Vera (PV) te veel RBC + WB, bloedplaatjes
Essentiele trombocytemie (ET)
Myelofibrose (MF)

17
Q

Hoe ontstaan lymfatische maligniteiten?

A

In beenmerg proces van genrearrangement van TCR en B cel; lichte en zware keten immunoglobuline. Mutaties in dit proces –> lymfoom

18
Q

Hoe rijpen B en T cellen normaal uit?

A

Selectie en somatische hypermutatie in lymfeklier voor B cel
Thymus –> T cel
Geen hoge affiniteit TCR of B cel? Apoptose

19
Q

Voorbeeld transformatie lymfatische maligniteiten

A

translocatie en opregulatie BCL-2 (anti-apoptotisch pathway)
Mutatie proliferatie pathway; Myc NFKB
Clonale evolutie additionele mutaties

20
Q

Hoe komt transformatie in lymfatische maligniteit?

A

Vrius infecties transformeren B cell –> EBV, HHV-8, burkitt lymfoom
Of door chronische antigene stimulatie; helicobacter pylori, chlamydia

21
Q

Lymfoom 2 soorten:

A

Hodgkin & Non hodgkin lymfoom (NHL)

Spectrum indolent (laaggradig, niet aggresief, rijpe)
Hooggradig, blastair , niet rijp.
APoptose gestoord; BCL-2 en proliferatie geinduceerd

22
Q

Hodgkin lymfoom

A

Reed Sternberg cel omgeven door reactieve lymfocyten, veel cytokine productie. (door EB virus en specifieke mutaties PDL-1)

23
Q

Non-hodgkin lymfoom

A

Lymfocyten prolfieratie in klieren (nodaal) of in weefsel (extranodaal) kan in ALLE organen voorkomen

24
Q

Chronische lymfatische leukemie (CLL)

A

vorm van non hodgkin.
Deling en groei van maligne lymfocyten in lymfefollikels en beenmerg. Indolent NHL, maar rijpe lymfatische cellen hopen ook op in bloed; leukemie

25
Q

Multiple myeloma

A

Maligna clonale transformatie plasma cellen –> m-proteine , compleet Ig of alleen lichte keten; productie antistoffen en in beenmerg
Meerder haarden in beenmerg; rem osteoblast stimulatie osteoclast –> hypercalcemie en fracturen

26
Q

Maligniteiten omzeilen afweerrespons

A

Door induceren tolerantie (T reg) of opreguleren van checkpoint inhibitors PD-1L –> minder immuunrespons
(zorgt voor PD1 targets, CAR T cellen)

27
Q

Stamcel transplantatie 2 vormen

A

Autologe –> chemo hoge dosis, van tevoren beenmerg verzameld –> na chemo teruggegeven
en Allogene –> donor. ook t cellen; ruimen cellen van patient op ook maligne (graft vs leukemia) maar herkent ook normaal weefsel patient (graft vs host ziekte) bv huid, slijmvliezen en lever

28
Q

Toename van heel veel rijpe lymfocyten in bloed

A

Rijpe lymfocyten = lymfatisch

CLL!!

29
Q

Hoe bepaal je het verschil tussen ALL en AML

A

Via flow cytometrie