LES 22: Trein - tram - bus Flashcards
Trein - algemeen
Een trein rijdt op sporen of rails. Zijn stopafstand is heel lang en hij kan nooit uitwijken.
Daarom moet je voorzichtig zijn als je een overweg nadert en goed rekening houden met de borden en signalisatie.
Trein - lichten
Knippert het maanwit licht, dan is er geen trein in aantocht en mag je over de overweg rijden.
Je mag dan ook een voertuig links inhalen. (Zijn er geen lichten of geen slagbomen, dan is links inhalen verboden).
Uiteraard mag je niet stilstaan (om iemand te laten uitstappen) en niet parkeren op een overweg.
Hoor je het geluidssein en/of knipperen de rode lichten, dan mag je je niet op de overweg begeven.
Nog vlug over een overweg rijden terwijl de slagbomen al naar beneden gaan is trouwens een ernstige overtreding, waarbij je rijbewijs onmiddellijk kan ingetrokken worden.
Tram/bus - Bijzondere overrijdbare bedding
Dit bovenste aanwijzingsbord zegt dat de tram op een bijzondere overrijdbare bedding rijdt.
Een onderbord geeft aan wanneer sommige bestuurders wel over een bijzondere overrijdbare bedding mogen rijden.
De bijzondere overrijdbare bedding is geen onderdeel van de rijbaan.
De witte doorgetrokkene streep die de bijzondere overrijdbare bedding afbakent, is dus niet hetzelfde als een witte doorgetrokken streep tussen de rijstroken.
Wat mag niet?
Een bijzondere overrijdbare bedding is GEEN onderdeel van de rijbaan. Daarop mag je dus met een auto: niet rijden; niet stilstaan; en niet parkeren.
Je mag ook de laatste meters voor een kruispunt NIET over een bijzondere overrijdbare bedding rijden om voor te sorteren als je naar links of rechts wilt afslaan.
Wat mag wel?
Met een auto mag je WEL een bijzondere overrijdbare bedding dwarsen: om je eigendom, een parking of een benzinestation (…) te kunnen bereiken; of omheen een hindernis te rijden.
Een dambordmarkering (zie afbeelding) duidt de plaats aan waar bestuurders op kruispunten over de bijzondere overrijdbare bedding kunnen rijden.
Tram - bus: Autosnelweg en bijzondere overrijdbare bedding
Op sommige autosnelwegen is de voormalige pechstrook omgevormd tot een BOB of bijzonder overrijdbare bedding. Er zijn de nodige wegmarkeringen en signalisatie aangebracht: een doorlopende ‘volle’ lijn; op regelmatige afstand het woord ‘BUS’ op het wegdek; en bij elk begin borden ‘F18’ zoals hieronder afgebeeld. Die strook is dus geen pechstrook meer.
Op borden zoals dit wordt aangegeven welke voertuigen van de BOB gebruik mogen maken. In dit voorbeeld: het openbare vervoer (bus); het gemeenschappelijk woon-werk-verkeer; en taxi’s.
Het is mogelijk dat op die bijzondere overrijdbare bedding een maximum snelheid geldt. In dit voorbeeld mogen de voertuigen die op de bijzondere overrijdbare bedding mogen rijden, maximaal slechts 50 km/uur rijden. Auto’s die op de rijstroken rijden, mogen in dit voorbeeld maximaal 120 km/uur rijden.
Sporen in de rijbaan
Soms liggen tramsporen ook in de rijbaan. Dit bord verwittigt bestuurders dat (150 meter verder) er een kruising is van één openbare weg door een of meerdere in de rijbaan aangelegde sporen.
Tram/bus - Voorrang
Een tram volgt de verkeersregels niet. Hij heeft altijd voorrang. De trambestuurder moet enkel rekening houden met: de bevelen van een bevoegd persoon; en met de verkeerslichten.
Bus - busstrook
Deze borden geven aan dat er een speciale rijstrook voor bussen is (busstrook).
Ook hier kunnen onderborden aangeven wanneer sommige bestuurders wel op een busstrook mogen rijden.
Daarop mag je met een auto: niet rijden; niet stilstaan (sinds 1 april 2023); niet parkeren.
Je mag WEL de laatste meters voor een kruispunt op een busstrook rijden om voor te sorteren, als je naar links of rechts wil afslaan.
Je mag een busstrook wel dwarsen op een kruispunt of om een eigendom (garage, winkel, tankstation, huis …) te beriken.
LET OP!
Onderbroken witte streep = busstrook
Doorgetrokken witte streep = bijzonder overrijdbare bedding
Bushalte
Over een bushalte mag je wel rijden. Je mag er ook even stilstaan om iemand te laten in- of uitstappen. Maar er blijven wachten tot de bus komt, wat parkeren is, mag niet.
Parkeren en stilstaan - bushalte
Een bushalte is vaak aangeduid door een wegmarkering die de plaats aangeeft waarop je niet mag parkeren. Is er geen wegmarkering, dan mag je niet parkeren tot op 15 meter voor of voorbij het bord dat de bushalte aanduidt. Een bestuurder moet zijn snelheid matigen wanneer hij rijdt langs een autocar, een autobus, een troleybus, een minibus of een spoorvoertuig dat stilstaat om reizigers te laten in-of uitstappen.
Bus - voorrang
Tot slot vermeld ik nog dat je moet voorrang verlenen aan een bus die binnen de bebouwde kom de bushalte verlaat, als de richtingsaanwijzer brandt.
(Bestuurders van autocars, bussen voor het vervoer van schoolkinderen of werknemers hebben geen voorrang wanneer zij onderweg opnieuw vertrekken nadat personen zijn in- of uitgestapt).
Buiten de bebouwde kom moet je geen voorrang verlenen aan een bus die de halte verlaat.
Verschil busstrook en bijzondere overrijdbare bedding
Voor het examen is het heel belangrijk dat je goed het verschil kent tussen een busstrook en een bijzondere overrijdbare bedding voor bussen. Daarom raden wij aan om even aandachtig dit korte filmpje van ‘Kijk uit’ te bekijken, waarin het duidelijk wordt uitgelegd.