L17 : Bewijsrecht Flashcards
Wat moet worden bewezen?
datgene dat in de tll staat
En niet het feit dat de dader heeft gepleegd
Waar staat het bewijsrecht?
Sv
omdat het betrekking heeft op de vraag hoe het strafrecht moet worden gemateraliseerd
Hoeveel groepen bewijsstelsels kennen wij?
3
- 2 wettelijke bewijsstelsels
- 1 vrij stelsel
Wat zijn de kenmerken van de bewijsstelsels?
- Vrij stelsel: de rechter is vrij alle bewijsmateriaal voor het bewijs te gebruiken
- positief wettelijk stelsel: dwingt de rechter bij een bepaalde hoeveelheid bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring te komen
- negatief wettelijk stelsel: hoeft de rechter, hoeveel bewijsmateriaal er ook is, niet tot een bewezenverklaring te komen als hij niet de overtuiging heeft dat het ten laste gelegde feit werkelijk door de verdachte is begaan–> theorie van de bewijsminima: de wet geeft de minimaal vereistehoeveelheid bewijsmateriaal aan en laat het vervolgens aan de rechterlijke overtuiging over om bij aanwezigheid van dat minimum al dan niet tot een bewezenverklaring te komen
NL heeft een negatief wettelijk stelsel: art 338 Sv
Wat kent de wet naast regels voor bewijsminima en toegestane bewijsmiddelen?
Regels omtrent bewijsvoering
vbb:
- wettelijke voorschriften omtrent verhoor van verdachten
- omtrent horen en beedigen van getuigen
- beginselen uit wettekst of verdragen
Wat zijn beginselen?
Vorm van ongeschreven procesrecht, die in de rechtspraak vaak nader worden geconcretiseerd en afgebakend.
Met name gaat het om de volgende beginselen:
- onmiddelijkheidsbeginsel
- best evidence beginsel
- in dubio pro reo beginsel
Wat is het onmiddelijkheidsbeginsel?
De rechter moet uit het onderzoek ter terechtzitting de overtuiging hebben dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan
Wat stond de wetgever tav bewijs destijds voor ogen?
- Zwaartepunt van het gehele strafproces zou op de terechtzitting liggen
- al het voor het bewijs relevante materiaal moet op de zitting aan de orde komen (PV’s moeten worden voorgelezen of kort medegedeeld)
- rechter hoort de getuigen zelf, direct op de terechtzitting
Men wilde uitsluiten dat materiaal werd gebruikt dat niet ter zitting aan de rechter was gepresneteerd
Wat is een de-auditu verklaring?
Wordt dit geaccepteerd in het NL strafrecht?
Een verklaring van horen zeggen, een verklaring uit tweede hand dus
HR 1926 de-auditu arrest: de verklaring geeft een gehoorsindruk van de getuige weer, deze hem namelijk zelf gehoord dat de ander hem dit of dat vertelde; niet in strijd met art 342 Sv
Tevens werd toegelaten als bewijsmiddel een pv van een opsoringsambtenaar waarin een getuigenverklaring was opgenomen
Wat is de rechtsvraag in het De auditu arrest?
Of een getuigenverklaring van horen zeggen tot het bewijs mag meewerken, casu quo kan worden aangemerkt als een verklaring omtrent een zelf waargenomen feit of omstandigheid
Wat is het effect van het de-auditu arrest op het onmiddelijkheidsbeginsel?
Onmiddelijkheidsbeginsel is uitgehold door dit arrest. De rechter kan immers volstaan met een verklaringvan iemand die, ter zitting of in een proces verbaal, verklaart omtrent wat hij of zij een ander heeft horen zeggen. De ander is niet beedigd, hetgeen de betrouwbaarheid niet ten goede komt. De rechter moet de informatie dan ook met de nodige behoedzaamheid tegemoet treden.
De consequentie verder van het toelaten van de auditu verklaringen is voorts dat het accent bij de bewijsgaring van het onderzoek ter terechtzitting is verschoven naar het voorbeeidend onderzoek, door het toegenomen gebruik van processen verbaal van opsporingsambtenaren en rc’s met verklaringen van getuigen voor bewijs. Hierdoor wordt meer recht gedaan op stukken. Hieraan zijn grenzen gesteld, met name door art 6 EVRM
Wat is het best evidence beginsel?
Wanneer getuige A ter zitting is verschenen heeft zijn daar afgelegde verklaring meer bewijskracht dan bv zijn eerdere verklaring bij de politie of een verklaring van B over A deze B vertelde.
Best eveidence maakt geen deel uit van ons bewijsrecht.
Wat is in dubio pro reo?
In geval van gerede twijfel over ofwel de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan ofwel over zijn schuld, de rechter de verdachte het voordeel van de twijfel moet geven
In het NL systeem verwerkt doordat de rechter de overtuiging moet hebben bekomendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan om tot een bewezenverklaring te kunnen komen
Wat zijn de kenmerken van het NL bewijsrecht?
- Het is de rechter die bewijst; hij beoordeelt of hetgeen ten laste is gelegd kan worden bewezen verklaard
- de rechter is niet lijdelijk; hij beoordeelt niet alleen het door het OM aangedragen bewijsmateriaal, maar vergaart indien nodig, ook zelf ter zitting, gegevens. Hij heeft hier ook de instrumenten voor zoals oproepen getuigen of een schouw ter plaatse
- rechter is voor het bewijs gebonden aan de in de wet toegestane bewijsmiddelen. bv foto en film zijn in ons bewijsstelsel niet als bewijs opgenomen. Mogelijkheden om dit te omzeilen door het als eigen waarnemeing van de rechter te laten zijn of door een beschrijving van de foto te maken waarbij dat schrijftelijke stuk als bewijsmiddel dient
- de rechter is niet verplicht om bij voldoende wettig bewijs tot een bewezenverklaring te komen: hij moet bovendien uit de bewijsmiddelen de overtuiging hebben bekomendat de verdachte het ten laste gelgde feit heeft begaan
- rechter is wel verplicht om in bepaalde situaties tot vrijspraak te komen: wanneer wettelijke bewijsminima niet worden gehaald
- De rechter is vrij in de waardering van het beschikbare bewijsmateriaal; geen bepalingen omtrent de zwaarte
Algemeen geldt dat gegevens van algemene bekendheid geen bewijs behoeven (art 339 lid 2 Sv)
Wat zijn de wettige bewijsmiddelen?
limitatief opgesomd in Art 339 Sv:
- eigen waarneming rechter
- verklaring van verdachte
- getuige en deskundige
- schriftelijke bescheiden