Klinische psychologie H6 Flashcards

Systeemtheorie en -therapie

1
Q

Welke systeemtheorieën zijn er?

A
  • algemene systeemtheorie
  • communicatietheoretische benadering
  • structurele benadering
  • contextuele benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de onderdelen van de algemene systeemtheorie?

A
  • systeem
  • subsysteem
  • wederzijdse beïnvloeding
  • circulaire causaliteit
  • homeostase
  • homeostatische mechanismen
  • feedbackprocessen
  • equifinaliteit en equipotentialiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de stelling van de algemene systeemtheorie?

A

Afwijkend gedrag is geen individuele stoornis, maar een intermenselijk probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het systeem van de systeemtheorie?

A

Verzameling elementen die onderling met elkaar samenhangen, bestaande uit objecten en uit relaties tussen objecten
Kenmerken
- geheel meer dan som van delen
- verandering in deel zorgt voor verandering in geheel
- permeabele wand/grens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het subsysteem in de algemene systeemtheorie?

A

Aparte entiteiten binnen groter systeem
- eveneens doorlaatbare grens en interactie met omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke wederzijdse beïnvloeding is er in de algemene systeemtheorie?

A

Gedrag van gezinslid afhankelijk van en beïnvloedt het gedrag van andere gezinsleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg de circulaire causaliteit van de algemene systeemtheorie uit.

A

A -> B foute gedachte
A <> B correct - interactieketens
A is zowel oorzaak als gevolg van B
BV kind gehoorzaamt, man zwijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de homeostase van de algemene systeemtheorie uit.

A

Omgang kent vaste patronen
- regels liggen hieraan ten grondslag
- gebruiken omgangsvormen
- systeem streeft naar constante patronen
- omgeving verandert, gezin zoekt evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg de homeostatische mechanismen van de algemene systeemtheorie uit.

A

Evenwicht verstoord –> mechanismen voor herstel
positieve invloed: systeem zoekt evenwicht na verandering
negatieve invloed: rigiditeit of weerstand tegen verandering
gezond = alternatieve interactiepatronen mogelijk zonder continuïteit te verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er wanneer de homeostatische mechanismen van de algemene systeemtheorie niet werken?

A
  • men merkt niet wanneer de grenzen overschreden worden
  • men merkt het wel maar reageert inadequaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg feedbackprocessen van de algemene leertheorie uit.

A

Zorgen voor stimuleren/afremmen verandering
- positieve feedback bevordert verandering
- negatieve feedback remt verandering af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg equifinaliteit en equipotentialiteit van de algemene systeemtheorie uit.

A

Bepaald gedrag kan gevolg zijn van verschillende begintoestanden Of Bepaalde beginsituatie kan tot verschillende eindtoestanden leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt de communicatietheoretische benadering in?

A

Gezin = communicatief systeem
Palo-alto groep (belangrijkste leden communicatieleer)
Psychische stoornissen komen voort uit disfunctionele communicatiepatronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg de communicatie van de communicatietheoretische benadering uit.

A

Communicatie = gedrag: boodschapper, zender, ontvanger, interactie, interactiepatronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken van communicatie volgens de communicatietheoretische benadering?

A

Watzlawick: principe van communicatie
- men kan niet ‘niet communiceren’
- communicatie 2 niveaus
– inhoudsniveau (inhoud boodschap)
– betrekkingsniveau (manier waarop inhoud moet)
- interpunctie
- communicatie tussen mensen is symmetrisch of complementair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het kenmerk interpunctie van de communicatietheoretische benadering?

A

Toekennen van leestekens in communicatiestroom
Communicatie is circulair, maar mensen maken oorzaak-gevolg relaties
Bron conflicten: verschil mening over oorzaak-gevolg = interpunctieprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een symmetrische interactie?

A

Gelijke posities en gelijksoortige boodschappen in interacte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een complementaire interactie?

A

Verschillende posities en andersoortige boodschappen in interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is folie è deux?

A

Psychotische stoornis waarbij 2 mensen dezelfde waanbeelden hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke tegenstrijdigheden in communicatie zijn er in de communicatietheoretische benadering?

A
  • tegenstrijdigheid binnen 1 communicatiekanaal
    -> verbale boodschap die later ontkracht wordt
  • tegenstrijdigheid binnen verschillende kanalen
    -> geen overeenstemming tussen inhouds- en betrekkingsniveau
  • paradoxale communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wie komt met de structurele benadering?

A

Minuchin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat heeft Munichin onderzocht?

A

Deliquente jongeren
- individuele begeleiding
- gezinsbegeleiding
gezin 2 taken
- waargeborgen continuïteit
- bevorderen ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de gezinsstructuur?

A

Regels > impliciete gedragsregels
Bepaalt gedragsalternatieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de gezinsfuncties?

A

Elk subsysteem oefent functies/taken uit
Subsysteem ook andere invullingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de grenzen bij de structurele benadering?

A
  • bepaald door regels in gezin
  • nodig om functies te kunnen uitvoeren
  • duidelijk en flexibel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn associaties?

A

2 of meer leden vormen een subsyteem om een doel te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn coalities?

A

2 of meer leden vormen een front tegen 1 of meerdere andere leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is belangrijk bij associaties en coalities?

A

Wisselen voortdurend in gezonde situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer ontstaan er problemen volgens de structurele benadering?

A

Wanneer de associaties en coalities rigide zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke hiërarchie is er volgens de structurele benadering?

A

Ouders = leidinggevende functie
- regels stellen
- verantwoordelijkheden vastleggen (rekening houdend met behoeften en ontwikkeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een verstoorde hiërarchie?

A
  • ouders oefenen hun functie niet flexibel uit
  • conflicten tussen leidinggevende ouders
  • triangulatie: kind kies kant
  • parentificatie: kind krijgt moeilijke taken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is een kluwen-gezin?

A
  • grenzen tussen subsystemen vervagen
  • grens tussen gezin en omgeving rigide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het probleem bij een kluwen-gezin?

A

Geen zelfstandigheid

34
Q

Wat is een los-zand-gezin

A
  • grens tussen subsystemen rigide
  • grens gezin en omgeving vervaagd
35
Q

Wat is het probleem bij een los-zand-gezin?

A

Geen bescherming

36
Q

Welke pathologie is er bij de structurele benadering?

A

Geen bepaalde gezinsstructuur meer de wisselwerking is de oorzaak
3 relaties tussen gezin & pathologie
- gezin draagt op passieve wijze bij aan problematiek
- gezin kan context vormen die risico op stoornis vergroten
- gezin kan herhaling van afwijkend gedrag stimuleren

37
Q

Wat is het uitgangspunt van de contextuele benadering?

A

3 generaties betrekken om problemen te begrijpen
Combinatie systeem- en psychodynamische theorieën

38
Q

Wat is het relationeel-ethisch model?

A

Model bestaande uit 4 dimensies
- relationele ethiek (evenwicht geven-nemen, loyaliteit)
- interactie
- psychologie (behoeften, egosterkte, afweer)
- feiten (oorsprong, ras)

39
Q

Welke loyaliteiten zijn er bij ouders en kind?

A
  • fundamenteel gebonden aan elkaar
  • wederzijdse rechten en verplichtingen
  • band kan nooit verbroken worden
40
Q

Welke vormen van loyaliteiten zijn er?

A
  • basale loyaliteit
  • verworven loyaliteit
  • verticale loyaliteit
  • horizontale loyaliteit
  • overloyaal
  • deloyaal
41
Q

Basale loyaliteit

A

Door geboorte

42
Q

Verworven loyaliteit

A

Wordt opgebouwd

43
Q

Verticale loyaliteit

A

Tussen generaties

44
Q

Horizontale loyaliteit

A

Tussen siblings, partners

45
Q

Overloyaal

A

Te sterke mate loyaal blijven aan ouders, weinig vrijheid

46
Q

Deloyaal

A

Te beperkte mate loyaal aan ouders, band brokkelt af

47
Q

Wat gebeurt er bij loyaliteitsconflicten?

A

Loyaliteit die in botsing komen
- gevolg: keuze maken
- gevolg: (over)loyaal VS deloyaal
Gespleten loyaliteit
- sterk tegenstrijdige eisen ouders
- vereist verscheurende keuze

48
Q

Wat gebeurt er bij een verstoring in de balans tussen geven en nemen?

A

Poging tot herstel
- gewicht wegnemen bij ene ouder, toevoegen bij ander
- indien gene herstel = schuld

49
Q

Wat betekent een roulerende rekening?

A

Begin: ouders geven, kind nemen
Later: ouders nemen, kind geeft
Probleem: ouders nemen te weinig, kind in schuld; ouders geven te weinig, kind uitgebuit

50
Q

Hoe was de ontwikkeling van de behandeling?

A

Ontwikkeling systeemtherapeutische stromingen
Symptomen hebben functie in gezin en kunnen nuttig zijn
Idee: interactiepatronen veroorzaken en houden problemn in stand

51
Q

Hoe is de diagnostiek mbt de systeemtherapie?

A
  • indicatie
  • gezinsdiagnostiek
  • onderscheid met andere diagnostiek
  • elementen in gezinsdiagnostiek
  • gezinsdiagnostiek later
52
Q

Welke indicatie is er voor de behandeling/systeemtherapie?

A

Problemen tussen gezinsleden
Kinderen met stoornissen

53
Q

Wat wordt bedoeld met gezinsdiagnostiek?

A

Vaststellen in welke mate problemen van individu samenhangen met disfunctionele gezinsinteracties

54
Q

Welk onderscheid is er met systeemtherapie en andere diagnostiek?

A
  • niet gericht op individuele pathologie
  • geen causaal denken
  • inschatten van ontwikkelingsmogelijkheden en -beperkingen van systeem
55
Q

Welke elementen zijn er in gezinsdiagnostiek?

A
  • individuele achtergrond van cliënt met probleem
  • omgaan van de andere gezinsleden met cliënt
  • functie van probleemgedrag
  • gezinsontwikkeling met nadruk op faseovergang
  • organisatie van gezin
  • communicatiepatronen
  • emotioneel gezinsklimaat
  • relatie met omgeving
56
Q

Welke advies en behandeling is er bij de diagnostiek voor systeemtherapie?

A

Advies
- resultaten integreren in andere onderzoeksgegevens
- resultaten bespreken
Behandeling
- sluit gelijktijdig andere behandelingen niet uit
- praktijk: eerst disfunctionele gezinsmechanismen, dan individuele therapie

57
Q

Welke motiveringstechnieken zijn er voor een goede therapeutische relatie?

A
  • acceptatie
  • interesse
  • luisteren en doorvragen
  • respect
  • complimenten
  • positieve kanten bevragen: positieve invloed op sfeer
58
Q

Welke methoden en technieken zijn er bij gezinstherapie?

A
  • registratie
  • gedragscontracten
  • gedragsoefening met feedback en modelling
  • zelfcontrole
  • bekrachtigingspatronen wijzigen
  • cognities veranderen
  • gezinsstructuur veranderen
  • verleden verwerken
  • gezinsrituelen
59
Q

Wat is registratie?

A
  • idem gedragstherapie
  • baselinemeting: vastleggen waar verandering moet komen
  • tijdens behandeling: blijven registreren
  • registreren op moment waarneming
  • registratie: uitgangspunt van behandeling
60
Q

Wat zijn gedragscontracten?

A
  • afspraken over nieuw uit te voeren gedrag + beloning
  • vaak kunstmatig maar loopt niet vanzelf
  • extrinsieke beloning – > intrinsieke beloning
61
Q

Wat is een gedragsoefening met feedback en modelling?

A
  • tijdens sessie leren onderhandelen
  • feedback geven en bijsturen
  • van plaats wisselen en voordoen
62
Q

Wat is zelfcontrole?

A
  • problemen vaak door impulsieve reacties
  • reageren op risicovol moment leidt tot overreageren
  • aanleren om ander gedrag uit te voeren
63
Q

Hoe worden bekrachtigingspatronen gewijzigd?

A
  • patronen van belonen en straffen wijzigen
  • meestal: aandacht bij negatief gedrag
  • behandeling: negatief gedrag negeren, positief gedrag belonen
64
Q

Welke cognities veranderen?

A
  • anders leren kijken naar/denken over gebeurtenissen
  • veel voorkomende denkfouten in gezin
    – focus op fouten andere
    – fouten ander aan persoon zelf toeschrijven
    – verwachting dat de ander het wel fout zal doen
    – rigide standaarden
65
Q

Hoe gezinsstructuur veranderen?

A
  • probleem niet langer zien als individueel probleem
  • heretikettering van probleem als zijnde circulair proces
  • elk gezinslid draagt bij aan problematiek
66
Q

Hoe verleden verwerken?

A
  • voor veranderingen in ‘hier en nu’ soms nodig om verleden door te werken
  • technieken: imaginaire confrontatie, schrijfopdrachten
67
Q

Wat zijn gezinsrituelen?

A
  • problemen vaak bij overgang naar andere gezinsfase
  • rituele uitvoeren om de stap naar de volgende fase te begeleiden
68
Q

Welke methoden en technieken zijn er bij partnerrelatietherapie?

A

Idem gezinstherapie

69
Q

Wat is de oorzaak voor partnerrelatietherapie?

A

Foute dnekpatronen -> gevoel ander te dominant -> negatief reageren -> bevestiging negatieve opvatting
Leidt vaak tot machtsstrijd met typische foute denkpatronen

70
Q

Welke typische foute denkpatronen zijn er binnen ene relatie?

A
  • fouten ander sneller en uitvergroot waargenomen
  • eigen aandeel over hoofd gezien
  • focus op datgene wat niet goed gaat
  • interpretaties maken voor ander
  • negatieve verwachtingen
  • rigide standaarden vanuit opvoeding
71
Q

Wat zeggen critici over de systeemtheorie?

A

Uitgangspunt: gezin oorzaak van stoornissen individu afgezwakt
Gezin kan bijdragen aan ontstaan en instandhouding
Gevolg: gezinstherapie gecombineerd met andere benaderingen

72
Q

Welke kritiek is er op de systeemtheorie?

A

Principe van causaliteit te complex en niet onderzoekbaar
Voor onderzoek: onderzoeksobject moet beperkt zijn + moeten oorzakelijke relatie vastgesteld kunnen worden

73
Q

Wat is het uitgangspunt van het sociaal-cultureel perspectief?

A

Oorzaken abnormaal gedrag te vinden bij ‘fouten’ van maatschappij (afwijkend van sociale norm)
Belang: bepaalde stoornissen vaak voorkomen in bepaalde groepen -> kijken naar preventie

74
Q

Wat zegt het biopsychosociale perspectief?

A

Diathese-stressmodel
- diathese (kwetsbaarheid/aanleg) + stress = ontwikkeling stoornis

75
Q

Wat is de focus van het biologisch en medisch model?

A

Biologische grondslagen van afwijkend gedrag

76
Q

Wat is de focus van het psychodynamische model?

A

Onbewuste conflicten en motieven als oorzaken van afwijkend gedrag

77
Q

Wat is de focus van het leermodel?

A

De invloed van leerervaringen op de ontwikkeling van afwijkend gedrag

78
Q

Wat is de focus van de humanistische modellen?

A

Hindernissen op de weg naar zelfbewustzijn en zelfaccepatie

79
Q

Wat is de focus van de cognitieve modellen?

A

Verkeerd denken als oorzaak van afwijkend gedrag

80
Q

Wat is de focus van het sociaal-cultureel perspectief?

A

De rol die maatschappelijke fenomenen spelen in het ontstaan van afwijkend gedrag

81
Q

Wat is de focus van het biopsychosociaal perspectief?

A

Interacties tussen biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren in de ontwikkeling van afwijkend gedrag