Klinische psychologie H15 Flashcards

Transdiagnosgtisch perspectief factoren

1
Q

Wat is het uitgangspunt en de problemen volgens de DSM met de TD-perspectief factoren?

A
  • beschrijvend en richt zich niet op uitlokkende of in stand houdende factoren
  • hoge comorbiditeit tussen verschillende diagnostische categorieën
  • veel stoornissen dimensioneel van aard
  • veel heterogeniteit binnen zelfde categorie
  • predictieve validiteit van diagnoses mbt verdere verloop van stoornis en behandeluitkomsten heel beperkt
  • categorie NAO vaak grootste en minst eenduidige categorie van stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is het een probleem dat het beschrijvend is en zich niet richt op uitlokkende en in stand houdende factoren?

A

Zo kan je geen behandeling opstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het transdiagnostisch perspectief?

A

= Een visie op psychopathologie waarbij men stelt dat dezelfde genetische, neurobiologische en psychologische mechanismen leiden tot verschillende stoornissen
Op zoek naar gelijkenissen tussen stoornissen
Transdiagnostisch = een rol spelend bij verschillende psychiatrische aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het uitgangspunt van het transdiagnostisch perspectief?

A
  • dezelfde onderliggende mechanismen
  • veroorzaken verschillende stoornissen of houden ze in stand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat verklaart het transdiagnostisch perspectief?

A

Het verklaart de gelijktijdige en sequentiële comorbiditeit van stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop ligt de focus bij het transdiagnostisch perspectief?

A

Focus ligt op de onderliggende factoren die gemeenschappelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarnaar kunnen TD-factoren wijzen?

A

Gelijke symptomen, gedragingen, copingstrategieën, psychologische factoren, neurobiologische factoren, behandelinterventies, beschermende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke algemene TD-modellen zijn er?

A
  • dimensioneel classificatiesysteem van Brown & Barlow
  • RDoc systeem: model van het national institue of mental health (NIMH)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat het dimensioneel classificatiemodel van Brown & Barlow?

A

2 kerntemperamentsfactoren aan basis van emotionele problemen
- neuroticisme/negatief affect/gedragsinhibitie
- extraversie/positief affect/gedragsactivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvoor staat het neuroticisme in het dimensioneel classificatiemodel?

A

Hoogscoorders: verhoogde arousal bij stress, oncontroleerbaarheid en onvoorspelbaarheid, vermijdend
- 50% nature, 50% nurture (ontwikkeling, opvoeding, actuele stress)
- meting: kern trek + actuele gemoedstoestand
- stabiliteit stijgt in functie van initiële ernst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is de invloed van state groter bij het dimensioneel classificatiemodel?

A

Invloed van state groter bij lage scores op neuroticisme, invloed van trait is sterker bij hoge scores op neurotisicme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er met de mood state in het dimensioneel classificatiemodel?

A

Mood state verandert meer door therapie of door wegvallen van stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt de ‘kleuring’ van de stoornis bepaald in het dimensioneel classificatiemodel?

A

De ‘kleuring’ van de stoornis wordt bepaald door leerervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor staat het extraversie in het dimensioneel classificatiemodel?

A

Hoogscoorders: extravert, energiek, snel enthousiast, positieve emoties
- lage scores: kwetsbaarheid voor depressie
- hoge scores: kwetsbaarheid voor manische fasen
3 voudige kwetsbaarheid veroorzaakt emotionele problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de 3 voudige kwetsbaarheid bij de extraversie in het dimensioneel classificatiemodel?

A
  • biologische kwetsbaarheid
  • psychologische kwetsbaarheid
  • specifieke psychologische kwetsbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de biologische kwetsbaarheid bij het dimensioneel classificatiemodel in?

A
  • erfelijkheid van temperament neurotiscisme/negatief affect/gedragsinhibitie
  • sluimerend aanwezig, wordt geactiveerd door gebeurtenissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat houdt de psychologische kwetsbaarheid bij het dimensioneel classificatiemodel in?

A
  • vroege ervaringen veroorzaken dit type van kwetsbaarheid
  • dit pakket aan ervaringen leidt tot gevoel van onbeheersbaarheid en onvoorspelbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt de specifieke psychologische kwetsbaarheid bij het dimensioneel classificatiemodel in?

A
  • geleerd dat een specifieke situatie, persoon gevaarlijk kan zijn
  • deze specifieke cues vormen de stoornis specifieke symptomen die dus relatief onbetekenende variaties vormen van een breder onderliggend syndroom
19
Q

Welk voorstel doet het dimensioneel classificatiemodel?

A

DSM + beoordeling op neuroticisme, extraversie en vermijdingsgedrag

20
Q

Wat wordt er ontwikkeld door het dimensioneel classificatiemodel?

A

‘Unified Transdiagnostic Treatment for Emotional Disorders
- aangezien veel overeenkomsten tussen bestaande behandelprotocollen zijn
- effectonderzoek leert ons: unified protocol even effectief als stoornisspecifiek protocol

21
Q

Waarvoor staat het RDoc systeem?

A

Model dat stoornissen bendart als hersenaandoeningen
RDoC = research domain criteria
Aanvulling op beperkingen van DSM-classificatiesysteem

22
Q

Wat is het doel van het RDoC systeem?

A
  • mechanismen in kaart brengen die aan verschillende stoornissen ten grondslag kunnen liggen
  • in kaart brengen van convergerende patronen tussen neurale, genetische, gedrags- en cognitieve benaderingen
  • diagnostiek houdt beschrijving van patronen en mechanismen in - ook processen die eraan ten grondslag liggen worden opgenomen
    – <> puur beschrijvende DSM diagnose
23
Q

Wat is het uitgangspunt van het RDoC systeem?

A

Empirische gegevens, convergerende patronen van neurale, genetische, gedrags- en cognitieve benaderingen

24
Q

Wat is de beschrijving van het RDoC systeem?

A

Matrix om naar psychopathologie te kijken door kruising van 2 brede dimensies
- domains/construcs
- units of analysis

25
Wat zijn domains/constructs?
Verschillende transdiagnositsche mechanismen die ten grondslag liggen
26
Wat zijn units of analysis?
Niveau van analyse van die transdiagnostische mechanismen
27
Welke grote domeinen zijn er in het RDoC systeem?
- negatieve valentiesysteem - positieve valentiesysteem - cognitieve systeem - systeem van sociale processen - arousal en regulerende systemen
28
Wat is het negatieve valentiesysteem?
Responsen in reactie op aversieve stimuli
29
Wat is het positieve valentiesyseem?
Responsen in reactie op positieve of belonende stimuli
30
Wat is het cognitieve systeem?
Verschillende cognitieve processen
31
Wat is het systeem van sociale processen?
Medieert reacties in interpersoonlijke contexten
32
Wat is het arousal en regulerende systeem?
Activatie van neurale systemen en voor bewaren van homeostase
33
Welke analyseniveaus zijn er in het RDoC systeem?
- genen - moleculen - cellen - hersencircuits - fysiologie - gedragstaken en observatie - zelfrapportage - paradigma's
34
Welke kritiek is er op het RDoC systeem?
Te grote klemtoon op biologische benadering van TD mechanismen Nodig oog te hebben voor invloed ontwikkelingspsychologie en sociale factoren - deels opgenomen in 3e en 4e dimensie RDoC
35
Welke factoren spelen een rol bij verslaving?
- conditioneringsmodel - neurobiologisch - cognitieve controle
36
Wat is het conditioneringsmodel bij verslaving?
KC: neutrale prikkel krijgt de betekenis van anticipatie op iets prettigs en men begint te kwijlen OC: gedrag dat bekrachtigd werd, wordt herhaald
37
Wat houdt de neurobiologische factor bij verslaving in?
Verminderde functie van het dopaminebeloningssysteem Hierdoor enkel gevoelig voor snelle beloningen
38
Wat houdt de cognitieve controle bij verslaving in?
Vanuit prefrontale cortex schiet tekort - te weinig gevoelsmatige reflectie over lange termijn consequenties
39
Wat zijn de verschillen in eetstoornissen?
Gewicht Mate van impulsiviteit Lichamelijke consequenties - AN: vertraagde bloedsomloop, spijsvertering verstoord, vertraging hartritme - BN: maag- en slokdarmproblemen, tandproblemen, verstoring electrolytenbalans - BED: overgewicht, diabetes, hoge bloeddruk, hoge cholesterol
40
Welke overeenkomsten zijn er bij eetstoornissen?
- verstoord eetpatroon - preoccupatie met gewicht: zorgen maken - irreële doelen - negatief zelfbeeld - stemmingsintolerantie - intolerantie voor stress en ongemak
41
Wat houden de slaapstoornissen in?
Hoge comorbiditeit met psychiatrische stoornissen Overlappende symptomen Overlappende oorzakelijke en risicofactoren
42
Welke overlappende symptomen hebben slaapstoornissen?
- inslapen - doorslapen - onrustig slapen - nachtmerries
43
Welke overlappende oorzakelijke en risicofactoren hebben slaapstoornissen?
Slaaptekort - verminderde activiteit prefrontale cortex + verhoogde activiteit amygdala - processen ook aanwezig bij angst, depressie, schizofrenie - regulieren van emoties wordt bemoeilijkt door slaapproblemen
44
Wat houdt perfectionisme in?
Factor bij: depressie, eetstoornissen, paniekstoornis, OCD Ontlenen zelfwaarde aan het opleggen en bereiken van prestaties Instandhouding - bereiken van eigen hoge standaarden - negatieve zelfevaluatie als doel niet gehaald wordt