Klinische psychologie H2 Flashcards

Inleiding psychopathologie

1
Q

Psychopathologie

A

De wetenschap van het geestelijk of psychisch lijden, het geheel van psychische stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Klinisch beeld

A

Beeld dat direct door arts of hulpverlener zichtbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prevalentie

A

Frequentie voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptoom

A

Ziekteteken of uiting, signaal, kenmerk van pathologisch proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Syndroom

A

Groep samen optredende symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diagnose

A

Beschrijving voorkomen symptomen en syndromen in zin van karakteristieke eigenschappen, ongeacht mogelijke verklaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Differentiaal diagnose

A

Reeks aantal diagnoses die kan gegeven worden aan eenzelfde klinisch beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Comorbiditeit

A

Samen voorkomen van 2+ verschillende stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Etiologie

A

Verkenning factoren die stoornis hebben veroorzaakt, uitgelokt, bevorderd of in stand gehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pathogenese

A

Onderzoek van wijze waarop factoren hun werking uitoefenen en tot deze stoornis hebben geleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prognose

A

Een door onderzoek gefundeerde voorspelling van het mogelijk beloop van stoornis, zonder en met therapeutische ingrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Therapie

A

Ontwerp en uitvoering van een interventie met door het pathologisch functioneren te doen verdwijnen, verbeteren of de gevolgen ervan te beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ziektebesef

A

Patiënt beseft dat er een ziekte is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ziekte-inzicht

A

Patiënt heeft inzicht in de oorzaken, het verloop, de prognose en de behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke manieren kan je pathologische verschijnselen ordenen?

A
  • categoriale classificatie: psychische stoornissen worden onderverdeeld in duidelijk afgebakende klassen, geen overlap
  • dimensionale classificatie: psychisch stoornissen worden gesitueerd op een dimensie/continuüm
  • prototypische classificatie: psychische stoornissen worden onderverdeeld naar de mate waarin ze gelijken op een prototypisch voorbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de DSM5 categorieën?

A
  • neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
  • schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen
  • bipolaire stemmingsstoornissen
  • depressieve stemmingsstoornissen
  • angststoornissen
  • obsessief-compulsieve en verwante stoornissen
  • psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornissen
  • dissociatieve stoornissen
  • somatisch-symptoomstoonis en verwante stoornissen
  • voedings- en eetstoornissen
  • stoornissen in de zindelijkheid
  • slaap-waakstoornissen
  • seksuele disfuncties
  • genderdysforie
  • disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen
  • middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
  • neurocognitieve stoornissen
  • persoonlijkheidsstoornissen
  • parafiele stoornissen
  • overige psychische stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is er verandert van DSM4 naar DSM 5?

A
  • afschaffing assen
  • nieuwe stoornissen
    • premenstruele stemmingsstoornis en disruptieve stemmingsregulatiestoornis bij ‘depressieve stemmingsstoornissen’
    • binge-eating ‘voedings- en eetstoornissen’
  • pesisterende-rouwstoornis bij ‘psychotrauma en stressorgerelateerde stoornissen’
18
Q

Wat zijn de voordelen van het DSM-systeem?

A
  • beschrijving met specifieke diagnostische criteria
  • gemeenschappelijke taal
  • stimuleert onderzoek en discussies
19
Q

Wat zijn de nadelen van het DSM-systeem?

A
  • rationale voor bepaalde criteria onduidelijk
  • leunt te sterk op medisch model
  • te weinig nadruk op extreme invloed op het gedrag
  • stigmatisering & ‘blijvende’ diagnoses
20
Q

Wat is de opdeling van DSM5?

A

Sectie 1: ontwikkelingsgerelateerde veranderingen, comorbiditeit, culturele aspecten, geslachtsverschillen
Sectie 2: diagnostische criteria
Sectie 3: nieuwe metingen en modellen

21
Q

Welke diagnostieken kan je gebruiken voor psychopathologie?

A
  • klinisch interview
  • psychologische tests
  • neuropsychologisch onderzoek
  • gedragsbeoordeling
  • fysiologische beoordeling/beeldvorming
22
Q

Welke classificaties van symptomen zijn er bij psychopathologie?

A
  • expressie & motoriek
  • bewustzijn
  • zelfbeleving
  • waarneming
  • denken en geheugen
  • gevoelens en verlangens
23
Q

Wat zijn de symptomen met betrekking tot expressie & motoriek?

A

lichaamshouding en psychomotoriek
- overactiviteit: hyperkinesie, hypertonie, agitatie
- onderactiviteit: bradykinesie, hypokinesie, akinesie
- disactiviteit: stereotypie, echopraxie, apraxie

spraak
- versneld: logorroe: woordenvloed
- vertraagd: bradyfasie: langzaam spreken
- geremd: stotteren: hortend en stotend spreken
- geblokkeerd: mutisme: niet spreken
- herhalen: echolalie: herhalen wat iemand anders zegt

24
Q

Wat zijn de symptomen met betrekking tot bewustzijn?

A

stoornis in helderheid
- verhoogd/verlaagd bewustzijn
- uitgebreidheid van bewustzijn
- vervorming van bewustzijn

stoornis in aandacht of opmerkzaamheid (verhoogd/verlaagd)

stoornis in oriëntatie
- desoriëntatie: chronologisch, topografisch, interpersoonlijk

25
Wat zijn de symptomen met betrekking tot zelfbeleving?
stoornis in zelfbeeld - specifieke verstoring -- ik-vitaliteit -- ik-activiteit -- ik-consistentie -- ik-afgrenzing -- ik-identiteit - globale verstoring -- depersonalisatie -- derealisatie stoornis in lichaamservaring - verstoord lichaamsschema - preoccupatie met fysieke toestand - preoccupatie met uiterlijk voorkomen
26
Logorroe
Woordenvloed
27
Bradyfasie
Langzaam spreken
28
Mutisme
Niet spreken
29
Echolalie
Herhalen wat iemand anders zegt
30
Ik-vitaliteit
Gevoel te sterven
31
Ik-activiteit
Gevoel van verlies van autonomie
32
Ik-consistentie
Gevoel te verbrokkelen
33
Ik-afgrenzing
Ontbreken van onderscheid ik en niet-ik
34
Ik-identiteit
Gevoel iemand anders te zijn
35
Depersonalisatie
Gevoel van zelfvervreemding
36
Derealisatie
Onwerkelijkheidsgevoel
37
Wat zijn de symptomen met betrekking tot waarneming?
sensorische vervormingen - kwantitatief (hypersthesie) - kwalitatief (microscopie) - juiste interpretatie van foute registratie (foute gewaarwording) illusies: reëel object aanwezig, meest relevante kenmerken correct herkend hallucinaties: geen reëel object aanwezig, wel een perceptie (zintuigelijke functies)
38
Wat zijn de symptomen met betrekking tot denken & geheugen?
formele denkstoornis - stoornissen in organisatie of vorm van denken (magisch) - stoornissen in verloop van denken (ideeënvlucht) inhoudelijke denkstoornis: - obsessies (ik-vreemd) - overwaardige ideeën : dysmorfofobie (ik-eigen) - wanen: op eigen, lichaam, buitenwereld stoornis van geheugen - kwantitatief: anamnese - kwalitatief: déjà vu stoornis van intelligentie
39
Wat zijn de symptomen met betrekking tot gevoelens & verlangen?
stoornissen in gevoelsleven - stoornis in gevoeligheid voor stemmingen en emoties -stoornis in inhoud van stemming en emotie stoornis in verband met verlangen en wil - controle (wil-verlangen) - drang: geen impulscontrole - verslaving: herhaaldelijk geen controle
40