Inleiding in de ontwikkelingspsychologie Flashcards

1
Q

Wat is ontwikkelingspsychologie

A

De wetenschappelijke studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit vanaf conceptie tot aan ouderdom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bestudeert de ontwikkelingspsychologie de groei, verandering en stabiliteit?

A

Door een wetenschappelijke benadering. Ze formuleren theorieën over de ontwikkeling en gebruiken wetenschappelijke technieken om de juistheid van de theorieën systematisch aan te tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe beschouwen ontwikkelingspsychologen de ontwikkeling?

A

Als een continu proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke 4 thema’s is onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen verdeeld?

A
  1. fysieke ontwikkeling
  2. cognitieve ontwikkeling
  3. sociale ontwikkeling
  4. persoonlijkheidsontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op wat focust de fysieke ontwikkeling?

A

Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slapen. Het kijkt naar de invloed van het lichaam op ons gedrag.

VB: effecten ondervoeding op het groeitempo of seksuele rijpingsproces tijdens de adolescentie. Wat bepaald sekse kind, wat zijn de voordelen van borstvoeding?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op wat focust de cognitieve ontwikkeling?

A

Ontwikkeling die betrekking heeft op de manier waarop het gedrag van mensen wordt beinvloed door groei en verandering in hun intellectuele vermogens. Ze houden zich bezig met leren, probleemoplossing en intelligentie.

VB: kijken hoe intelligente vermogens veranderen over de tijd of kijken of er culturele verschillen zijn in factoren waar kinderen hun successen aan toeschrijven op school. Heeft tweetaligheid voordelen? Consequenties tv kijken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op wat focust de sociale ontwikkeling?

A

Ontwikkeling dat betrekking heeft op de manier waarop interacties van mensen en hun sociale relaties in de loop van hun leven groeien, veranderen of stabiel blijven.

VB: kijken naar uitgaansgedrag bij adolescenten of effecten van klasstructuur op de sociaal-emotionele ontwikkeling van schoolgaande kinderen. Hoe kunnen we interetnische vriendschappen bevorderen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op wat focust de persoonlijkheidsontwikkeling?

A

Ontwikkeling dat betrekking heeft op de verandering of stabiliteit in de eigenschappen die de ene persoon van de andere persoon onderscheiden.

VB: bezit iemand duurzame, stabiele karaktereigenschappen of wat klasstructuur doet met de sociaal-emotionele ontwikkeling? Wat is de beste manier om op te voeden? Wanneer wordt iemand bewust van sekse? Oorzaken zelfmoord bij adolescenten?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke leeftijdsgroepen is de ontwikkelingspsychologie verdeeld?

A
  1. prenatale periode (conceptie - geboorte)
  2. Baby-peutertijd (0-3 jaar)
  3. Kleutertijd (3-6 jaar)
  4. Schooltijd (6-12 jaar)
  5. Adolescentie (12- 20)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een sociale constructie?

A

Een idee over de realiteit dat breed geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en cultuur op een bepaald moment. Een voorbeeld zijn de thema’s en leeftijdsgroepen bij ontwikkelingspsychologen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom zijn deze thema’s en leeftijdsgroepen willekeurig?

A

Omdat sommige perioden, zoals de schooltijd en adolescentie, niet afgebakend zijn en afhankelijk zijn van biologische veranderingen en deze kan per kind verschillen. Naast de biologische verschillen, ligt het ook aan omgevingsfactoren. De leeftijd waarop men relaties aangaat verschilt per cultuur en bepaald hoe men aankijkt tegen relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Jeffrey Arnett heeft een nieuwe ontwikkelingsperiode voorgesteld, de opkomende volwassenheid. Wat houdt dit in?

A

Dit loopt van de tienerjaren tot midden 20 en hierin zijn ze niet langer adolescent, maar hebben ze ook nog niet de verantwoordelijkheden van een volwassene op zich genomen en proberen ze verschillende identiteiten uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt na verloop van tijd belangrijker biologische of omgevingsfactoren?

A

Als een kind geboren wordt voltrekt de ontwikkeling vrijwel op dezelfde manier. Naarmate een kind ouder wordt worden de omgevingsfactoren steeds belangrijker en ontstaan er individuele verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een cohort?

A

Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek geboren zijn. Lidmaatschap onderwerpt men aan invloeden die betrekking hebben op historische gebeurtenissen, leeftijdsgebonden gebeurtenissen, socioculturele en niet-normatieve gebeurtenissen en hebben invloed op alle leden van een cohort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ontwikkelingspsychologen moeten rekening houden met globale culturele factoren, wat zijn de grootste?

A
  • Individualistische oriëntatie: gericht op de uniekheid van het individu (westen)
  • Collectivistische oriëntatie: gericht op onderlinge afhankelijkheid (Aziatische cultuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pogingen om te begrijpen hoe ontwikkeling wordt beïnvloed door diversiteit wordt beïnvloed door het vinden van de juiste vocabulaire, hoe komt dat?

A

Woorden als ras en etnische groep worden vaak op een verkeerde manier gebruikt. Met name met de term ras, omdat dit in de loop van de tijd verkeerde betekenissen erbij gekregen heeft dat betrekking heeft op huidskleur, religie of cultuur. Het kan dus van de betekenis afhangen hoeveel rassen er zijn en eigenlijk is de term overbodig, omdat we voor 99,9 % identiek zijn aan elkaar.

17
Q

Mensen die lid zijn van een cohort zijn onderhevig aan?

A
  • normatieve gebeurtenissen
  • niet-normatieve gebeurtenissen
  • normatieve invloeden
18
Q

Wat is een normatieve gebeurtenis?

A

Gebeurtenis die voor de meeste mensen binnen een groep op dezelfde manier voltrekt. Het kan biologisch, sociaal of cultureel bepaald zijn. VB: pubertijd bereiken (biologisch) en op een bepaalde leeftijd naar school gaan (sociaal) dit gebeurd namelijk voor iedereen op dezelfde manier binnen de groep.

19
Q

Wat is een cohorteffect en wanneer treed dit op?

A

Cohorteffecten treden op als gevolg van een normatieve, historisch bepaalde invloeden. Het zijn biologische invloeden en omgevingsinvloeden die verbonden zijn aan een specifiek historisch moment.

VB: vuurwerkramp, iedereen in die omgeving werd geconfronteerd met de biologische en omgevingseffecten en ook de sluiting van een Ford fabriek.

20
Q

Wat is een leeftijdsgebonden normatieve gebeurtenis?

A

Het bereiken van de pubertijd of menopauze. Dit zijn biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep ongeacht waar en wanneer zij opgroeien.

21
Q

Wat is een socio-culturele leeftijdsgebonden normatieve gebeurtenis?

A

Het naar school gaan op je 6e jaar. Dit is in de meeste culturen zo.

22
Q

Ontwikkeling wordt ook bepaald door normatieve invloeden. Wat zijn normatieve invloeden?

A

Invloeden die leiden tot conformiteit omdat men de gevolgen van afwijkend gedrag vreest. VB; etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een subcultuur.
VB: vrees fout antwoord opnoemen, dus dan maar meegaan met een ander antwoord.

23
Q

Ontwikkeling wordt ook bepaald door niet-normatieve gebeurtenissen. Wat zijn dit?

A

Een specifieke gebeurtenis dat plaatsvindt in het leven van 1 specifiek persoon.

24
Q

Wat is een babybiografie?

A

Dat is een geschrift waarin kinderen methodisch werden bestudeerd. Hierin probeerden vaak de ouders de groei van hun kinderen bij te houden door fysieke en taalkundige mijlpalen vast te leggen.

25
Q

Door wat veranderde de kijk op kinderen?

A
  1. Doordat de observatie een systematisch karakter kreeg door Darwin. Hij gaf de babybiografie een wetenschappelijke status door het zelf te schrijven.
  2. maar ook door het nature-nurture debat en de ontdekkingen achter de erfelijkheid
  3. industrialisatie veranderde de kijk op kinderen en ontstonden er wetten die bescherming boden aan kinderen. Het onderwijs was universeler aanwezig en leerkrachten gingen zich richten op kinderen iets bij te brengen.
  4. nieuwe psychologische inzichten over het belang van de kindertijd
26
Q

Hoe ontwikkelde de ontwikkelingspsychologie als discipline zich in de 20ste eeuw?

A
  1. Door invloedrijke specialisten als Binet (focus op IQ, geheugen en rekenen) en Hall (onderzocht als eerst gedrag en denken van kinderen d.m.v. vragenlijsten en zag adolescentie voor het eerst als aparte discipline).
  2. Eerste helft 20ste eeuw werden er op grote schaal systematische, langdurige onderzoeken gestart naar kinderen
27
Q

Een belangrijke vraag binnen de ont. psychologie is: voltrekt ontwikkeling op continue of op discontinue manier?

A

Continue verandering: geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties voortvloeien op de vorige niveau. Het is kwantitatief: de ontwikkeling wordt groter of meer en de onderliggende ontwikkelingsprocessen blijven heel het leven hetzelfde (groei lichaam, denken, praten).

Discontinue verandering: ontwikkeling die zich in aparte stappen of stadia plaatsvindt en elk stadium levert gedrag op dat kwalitatief anders is dan het voorgaande stadia, zoals de kleuter, kinder en adolescentie tijd. VB: zindelijk worden kan eerst niet doordat je de sluitspier niet beheerst, door rijping lukt dit later wel.

Meeste ont. psychologen zijn het eens dat beide verandering naast elkaar bestaan.

28
Q

Een andere vraag: kritieke vs. gevoelige perioden?

A

Kritieke periode: een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft.
> aanwezigheid van bepaalde omgevingsstimuli is noodzakelijk voor normale ontwikkeling of blootstelling aan een bepaalde stimuli zorgt dan voor afwijking.
> VB: afwezigheid liefdevolle ouder is later niet meer goed te krijgen.

Toch zijn veel psychologen van mening dat er in de ontwikkeling wel een plasticiteit is. Plasticiteit is de mate waarin een zich ontwikkeld gedragspatroon of fysieke structuur kan worden gewijzigd. Daarom spreken ze nu liever van:

Gevoelige periode: een afgebakende periode, meestal vroeg in het leven van een organisme, waarin dat organisme extra gevoelig is voor omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald facet van de ontwikkeling.
> geen blijvende schade en mogelijkheid om achterstand in te halen
> Extra gevoelig in een bepaalde periode voor bepaalde stimuli, zoals kinderen tot 6 jaar ontvankelijk zijn voor het leren van een taal.

29
Q

Levensloopmodel vs. focus op specifieke perioden?

A

Vroeger focuste men vooral op kindertijd en adolescentie. Nu kijken ze naar de hele periode van conceptie tot adolescentie, omdat:

  • in elk stadium sprake van ontwikkelingsgroei en veranderingen
  • omgeving wordt door een belangrijk deel bepaald door de mensen in de sociale omgeving. We moeten dus de mensen begrijpen die verantwoordelijk zijn voor de sociale invloeden op iemands omgeving.
30
Q

Nature of nurture invloed op de ontwikkeling?

A

De vraagstuk in hoeverre het gedrag van mensen het gevolg is van genetisch bepaalde natuur of fysieke en sociale omgeving waarin ze opgroeien.

Nature: alles dat je erft en omvat alle factoren die het resultaat zijn van maturatie. VB: welke kleur ogen of hoe dik ons haar is.

Nurture: omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen:

  • biologisch: hoeveelheid en soort voedsel dat iemand krijgt of invloed drank op ongeboren kind.
  • Sociaal: manier van opvoeden
  • Maatschappelijk: socio-economische omstandigheden waarin een mens leeft.
31
Q

Wat is maturatie?

A

het proces van het geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie

32
Q

Geef een voorbeeld van een vraag binnen de nature-nurture vraagstuk

A

De vraag of intelligentie puur genetisch of door omgevingsinvloeden komt heeft veel invloed op hoe men kijkt naar scholing. Als het namelijk omgeving is dat veel invloed heeft, kan een hoge scholing leiden tot hogere intelligentie

33
Q

Waarom is de interactie tussen genetische factoren en omgevingsfactoren complex?

A

Sommige genetische factoren hebben niet alleen invloed op het kind, maar ook op de omgeving. VB: kind dat veel huilt (genetisch) kan de omgeving beïnvloeden door ouders veel te responsief te laten zijn en dit heeft weer invloed op de verdere ontwikkeling van het kind.

Ook geldt dat we door onze genetische achtergrond geneigd zijn tot bepaald gedrag, maar dit niet perse hoeven uit te voeren. VB: tweelingen vertonen zelfde gedrag vaak, maar ook vaak niet.