De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd Flashcards

1
Q

De meeste onderzoekers denken dat non-verbale uitingen van baby’s wel degelijk emoties omvat. Een theorie hierover is de theorie van Carroll Izard met de differentieel emotietheorie, wat is dit?

A

Theorie van ontwikkelingspsycholoog Izard dat emotionele uitingen niet alleen emotionele ervaringen weerspiegelen maar ook de emoties zelf helpt te reguleren.
> ze kunnen steeds beter emoties beheersen
> steeds beter verschillende emoties uitdrukken
> emoties die ze voelen vanbinnen worden steeds gedifferentieerder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor kunnen baby’s steeds meer emoties voelen?

A

De hersenen worden steeds complexer:

  1. De hersencortex treedt in werking in de eerste drie maanden.
  2. Rond 9/10 maanden beginnen structuren te groeien die het limbisch systeem vormen, dit is de plek waar emotionele reacties plaatsvinden. Het limbisch systeem werkt samen met de voorhoofdskwabben (frontale lobben) die het ontstaan van meer soorten emoties mogelijk maakt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer ontwikkelen baby’s vaak vreemdenangst en scheidingsangst?

A

In het tweede helft van de eerste jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is vreemdenangst en waardoor ontstaat het?

A

De voorzichtigheid en terughoudendheid die baby’s laten zien als ze een onbekende ontmoeten
> ontstaat o.a. door de toegenomen cognitieve vermogens van baby’s waardoor ze de mensen die ze kennen kunnen scheiden van de mensen die ze niet kennen. Hierdoor kunnen ze positief reageren op de mensen die ze kennen en herkennen ze ook vreemden.
> Rond 6/9 maanden gaan baby’s ook proberen de wereld te begrijpen. Bij een onbekende ervaring ervaren ze angst.
> Baby’s die veel ervaring hebben met vreemden hebben minder vreemdenangst
> Kinderen reageren beter op vreemde kinderen dan volwassenen en zijn minder bang voor vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is scheidingsangst?

A

de angst die bij kinderen wordt opgeroepen door de afwezigheid van hun vaste verzorger.
> begint rond 7/8 maanden en heeft hoogtepunt rond 14 maanden en neemt daarna af.
> Ontstaat door groeiende cognitieve vermogen om vragen te stellen (waarom is mama weg).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vreemdenangst en scheidingsangst zijn tekenen van sociale vooruitgang, waarom?

A

Omdat het blijk geeft van cognitieve ontwikkeling en een blijk van de groeiende sociale en emotionele band tussen kind en verzorger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe gaat het verloop van de glimlach bij een baby?

A
  1. De eerste in slaap geproduceerde glimlachjes hebben weinig betekenis
  2. Glimlachjes die rond de 3-12 weken worden geproduceerd, kunnen voorspelbaar zijn bij het zien van stimuli dat hen bevalt (speeltje, mens etc). Echter, zijn de eerste glimlachjes relatief willekeurig.
  3. Hoe ouder een baby wordt hoe selectiever het kind wordt in het uitdelen van glimlachjes.
  4. Aan het eind van de tweede jaar gebruiken kinderen hun glimlach doelbewust om bepaalde positieve emoties weer te geven en zijn ze gevoelig voor emotionele uitingen van anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een sociale glimlach?

A

De glimlach van een baby in reactie op een andere persoon
> hoe ouder een baby wordt, hoe meer ze hun glimlach bewaren voor een specifiek persoon. Rond 18 maanden is een glimlach vaak voor de moeder of andere verzorgers ipv objecten.
> Als een volwassene niet op de glimlach reageert, neemt het glimlachen af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Baby’s imiteren al gelijk bij de geboorte, dit zorgt voor?

A

Ondanks dat ze de gezichtsuitdrukkingen niet gelijk begrijpen, vormt het imiteren de mogelijkheid tot non-verbale decodering. Ze kunnen door te imiteren de gezichtsuitdrukkingen van anderen begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan een baby eerder interpreteren? Vocale uitingen of gezichtsuitdrukkingen?

A

Vocale uitingen > rond 5 maanden kan een baby namelijk al vrolijke van droevige vocale uitingen onderscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontwikkelen de verschillende onderdelen van non-verbale decodering zich?

A
  1. In de eerste 6/8 weken is de visuele perceptie van een baby beperkt, waardoor het nog niet veel aandacht kan geven aan gezichtsuitdrukkingen. Maar ze beginnen wel onderscheid te maken tussen verschillende gezichtsuitdrukkingen en lijken te reageren op verschillen in het type en intensiteit. Ze reageren ook op ongebruikelijke gezichtsuitdrukkingen, bijvoorbeeld verdriet op een koele gezichtsuitdrukking van de moeder.
  2. Rond 4 maanden begrijpen ze de emotie achter de gezichtsuitdrukking en vocale uiting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat leren baby’s met emoties?

A

Emoties te uiten en te interpreteren, maar ook wat het effect van hun emoties op anderen is om zo eigen emoties te ervaren, maar ook om betekenis van onduidelijke situaties te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is zelfbesef?

A

Het bewustzijn dat men los van de rest van de wereld bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer groeit zelfbesef?

A

Begint te groeien rond 12 maanden, maar bij meeste kinderen pas tussen 17-24 maanden.
> weten we door de spiegel-rouge test: baby’s krijgen rouge op hun gezicht en worden voor de spiegel gezet. Wordt gekeken of ze het wegvegen, geeft aan dat er bewustzijn is van zichzelf en dat baby zichzelf als onafhankelijk object ziet.
Rond die leeftijd krijgen kinderen ook besef van eigen capaciteiten.
> Rond 17-24 maanden krijgen kinderen ook besef van eigen capaciteiten. Kinderen die aan experimenten doen beginnen soms te huilen als ze een taak niet kunnen doen, ze zijn zich dus bewust dat ze iets niet kunnen en worden verdrietig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Culturele opvoeding is ook van invloed op de ontwikkeling van het zelfbesef.

A

Kinderen leren over zichzelf te denken door wat er tegen ze gezegd wordt , door de ervaringen en hoe ze behandeld worden door interactie met anderen > opvoeding beïnvloed dus ontwikkeling zelfbesef.
>VB: in landen waar ze individualistisch zijn hebben kinderen eerder zelfbesef dan collectivistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de ontwikkeling bij kinderen tussen de 18 en 24 maanden?

A
  1. Ze zijn zich bewust van hun eigen fysieke eigenschappen en capaciteiten.
  2. Weten dat hun verschijning stabiel is.
  3. Begin van het besef hoe hun geest werkt, ook wel the theory of mind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is social referencing?

A

Het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van anderen om onduidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen.
> om de situatie helder te krijgen en onzekerheid te verkleinen
> ontstaat rond 8/9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is social referencing een complexe vaardigheid?

A
  1. Ze moeten de betekenis van het gedrag van anderen begrijpen (bijv gezichtsuitdrukkingen)
  2. Ze moeten beseffen dat gedrag van anderen een bepaalde betekenis heeft in specifieke omstandigheden
    > VB: experiment met speeltje en moeder. Als moeder walging gezichtsuitdrukking aannam > kind speelde korter en wilden volgende keer niet met speeltje spelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer is de kans op social referencing het grootst?

A

Als er tegenstrijdige non verbale boodschappen worden uitgezonden, dan is het verwarrend voor het kind en gaat het aan de slag met social referencing.
VB: mama kijkt boos en papa blij als hij iets omgooit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de theory of mind?

A

De cognitieve vaardigheid om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën, en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van de theory of mind?

A

> zo kunnen oudere baby’s mensen al van objecten onderscheiden. Baby kan papa vragen om een boterham en zijn knuffel niet.
baby’s zijn steeds beter in staat causaliteit en intentionaliteit te begrijpen. Kinderen van 10/13 maanden zijn in staat mentaal sociale dominantie te representeren (grotere omvang houdt verband met kleinere omvang domineren)
baby’s hebben aangeboren moraal waardoor ze voorkeur voor hulpvaardigheid hebben.
Met 18 maanden besef dat gedrag van anderen een bepaalde betekenis heeft en dat gedrag bij anderen bedoeld is voor een specifiek doel te bereiken (papa in de keuken om broodje te smeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is empathie?

A

een emotioneel respons die correspondeert met gevoelens van een andere persoon
> begint te ontwikkelen vanaf 2 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat ontwikkelt er nog meer op 2 jarige

A

Ze beginnen met misleiding in fantasiespelletjes en pogingen om anderen om de tuin te leiden. Zij zijn dus bewust dat anderen bepaalde opvattingen hebben over de wereld en willen dit manipuleren

Eind van twee jaar hebben ze dus een ruwe vorm van the theory of mind ontwikkeld, dit helpt om gedrag van anderen te begrijpen en heeft invloed op hun eigen gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de belangrijkste basis voor de sociale ontwikkeling in de babytijd?

A

De hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de hechting?

A

Het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind in de periode direct na de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wanneer spreken we van een gehechtheidsrelatie en waarom?

A

We spreken pas van een gehechtheidsrelatie rond 7/8 maanden, omdat het kind zich dan uitgesproken en actief richt op het hebben van contact met gehechtheidsfiguur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer komt de gehechtheidsrelatie duidelijk tot uiting?

A
  1. Wanneer het kind gescheiden wordt van gehechtheidsfiguur

2. wanneer het kind in nood of onder stress staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom is de hechting zo belangrijk?

A

Het is bepalend voor de manier waarop we de rest van ons leven met anderen omgaan en voor de manier waarop we reageren op momenten van scheiding en verhoogde stress.

29
Q

Wat is inprenting?

A

Gedrag dat plaatsvindt tijdens een kritieke periode en waarbij een wezen zich hecht aan het eerst bewegende object dat het ziet.
>Konrad Lorenz dacht dat hechting gebaseerd is op biologisch bepaalde factoren
> Hij observeerde pasgeboren gansjes. Ganzen hebben een aangeboren neiging om moeder te volgen, omdat dit meestal het eerst bewegende object is dat ze zien na de geboorte. Hij ontdekte dat als eieren in een broedmachine worden gebroed en hem als eerst zagen, ze hem overal volgden.

30
Q

Een onderzoek waaruit blijkt dat er geen kritieke hechtingsperiode is gelijk na de geboorte, is het onderzoek van Harry Harlow, wat houdt het in?

A

Dit onderzoek had 2 kunstapen, een met metaaldraad dat voedsel voorzag en de andere gaf geen eten maar had wel stof voor de warmte. Babyaapjes kozen voor de stoffen aapje en als het wilde eten pakte het eten bij de ander.
> Dit noemen ze ook het contactcomfort
> Voedsel alleen is dus niet genoeg om hechting tot stand te laten komen

31
Q

Het eerste onderzoek naar hechting bij mensen is gedaan door John Bowlby, leg uit

A

Volgens Bowlby is hechting gebaseerd op de behoefte van kinderen aan veiligheid en zekerheid (hun genetisch bepaalde motivatie om vijanden te ontwijken)
> door ontwikkelen leren ze dat veiligheid door een bepaald individu wordt gewaarborgd.
> Dit leidt tot ontstaan speciale relatie (vaak de moeder). En verschilt volgens hem van de andere banden (vader)
> Volgens hem speelt hechting een belangrijke rol bij het ontdekken van de wereld. Het verschaft een sterke, stabiele hechting een thuisbasis.
> Als kinderen onafhankelijker worden, kunnen ze steeds verder van hun veilige basis afdwalen.

32
Q

Mary Ainsworth ontwikkelde op basis van Bowlby een veelgebruikte experimentele techniek om hechting te meten, leg uit?

A

De vreemdesituatieprocedure van Ainsworth, een aantal in scene gezette episoden die de kracht van de hechting tussen kind en (meestal) moeder illustreert.

33
Q

Waaruit bestaat de VSP van Ainsworth?

A
  1. moeder en baby gaan onbekende ruimte in
  2. de moeder gaat zitten en laat de baby zelf de ruimte ontdekken
  3. er komt een onbekende volwassene binnen, die eerst met moeder en dan met baby praat
  4. moeder verlaat ruimte en laat baby alleen met onbekende
  5. moeder komt terug en begroet de baby en geruststelt.
  6. moeder verlaat weer de ruimte samen met de onbekende nu en laat baby alleen
  7. onbekende komt terug
  8. moeder komt terug en onbekende vertrekt.
34
Q

VSP geeft hechting aan en er kunnen drie reacties ontstaan, welke?

A
  1. veilig gehecht: hechtingsstijl waarbij kinderen zich op hun gemak lijken te voelen als hun moeder aanwezig. Verkennen de ruimte en keren af en toe terug naar moeder. Als ze de ruimte verlaat, raken ze van streek maar gaan ze naar haar toe als ze terugkeert en zoeken ze contact
    > gebruiken moeder als thuisbasis.
    > meer dan helft kinderen
  2. angstig-vermijdend hechtingspatroon: hechtingsstijl waarbij kinderen niet de nabijheid van hun moeder opzoeken en haar lijken te mijden als ze terugkeert van haar afwezigheid
    > lijken niet van streek als moeder weggaat
    > 20 % kinderen
  3. angstig-ambivalent hechtingspatroon: hechtingsstijl waarbij kinderen een combinatie van positieve en negatieve reacties op hun moeder vertonen nadat ze terugkeert van haar afwezigheid.
    > blijven dicht bij moeder en verkennen de omgeving niet. Lijken gestresst door angst dat moeder verlaat en als ze weggaat, zijn ze erg gestresst.
    > Als moeder terugkomt proberen ze nabijheid te zoeken, maar hebben ze ook woede en onbegrip waarom ze is weggegaan.
    > 10/15% kinderen
  4. Gedesorienteerd en gedesorganiseerd hechtingspatroon: hechtingsstijl waarbij kinderen inconsistent en tegenstrijdig gedrag vertonen.
    > minst gehecht
    > lijken gestresst te zijn door komst moeder en laten tegenstrijdig gedrag zien (naar moeder gaan maar niet aankijken)
35
Q

Wat is het voordeel van een goede hechting bij kinderen?

A

Goede start en vervolg van ontwikkeling. Minder psychische problemen, sociaal en emotioneel vaardiger, positiever beeld van zichzelf. Veilige hechting zorgt voor meer ruimte om te exploreren en komt ten goede van het leren en leerprocessen.

36
Q

Wat is de hechtingsclassificatie van baby’s?

A
1. nabijheid van verzorger zoeken
> veilig (hoog)
> angstig-vermijdend (laag)
> angstig-ambivalent (hoog)
2. Contact houden met verzorger
> veilig (hoog bij stress)
> angstig-vermijdend (laag)
> angstig-ambivalent (hoog voor scheiding)
3. Nabijheid van verzorger mijden
> veilig (laag)
> angstig-vermijdend (hoog)
> angstig-ambivalent (laag)
4. Contact met verzorger weigeren
> veilig (laag)
> angstig-vermijdend (laag)
> angstig-ambivalent (hoog)
5. Huilen
> veilig (laag voor scheiding, hoog/laag scheiding en laag hereniging)
> angstig-vermijdend (laag voor scheiding, hoog/laag scheiding en laag hereniging)
> angstig-ambivalent (af en toe voor scheiding, hoog scheiding, matig/hoog hereniging
37
Q

Hoe ontstaat hechting?

A

De emotionele-affectieve inbedding waarin een kind terecht komt is van groot belang waarop de gehechtheidsrelatie vorm zal krijgen.

  1. eerste levensweken draaien rond regulering slaap en voeding. Omgaan met huilen is belangrijk voor de ouder om zich competent te voelen.
  2. Vanaf 2,5 maand ouder-kind interactie speelt zich af rondom face-to-face interactie.
    Via de stem, gezicht, aanrakingen worden sociaal-emotionele boodschappen uitgewisseld.
  3. 5.5 maand vormt het samen spelen met objecten de centrale activiteit. De oog-hand en hand-hang coördinatie zijn dan voldoende ontwikkeld.
  4. Vanaf 8 maanden toont baby dat het gehecht is aan de primaire zorg figuren, stelt nabijheid op prijs en separatie doet pijn.
38
Q

Wat is het belangrijkste kenmerk van moeders met gehechte baby’s?

A

Gevoeligheid voor de behoeftes en wensen van het kind.
> moeder is bewust van stemmingen van het kind.
> houdt rekenen met gevoelens van het kind tijdens interacties.
> reageert op haar kind en voedt op vraag en is warm en teder.

39
Q

Wanneer is er sprake van hechting?

A

Als moeder op een juiste manier op haar kind reageert en een situatie creëert waarin moeder en kind hun emotionele gesteldheid aan elkaar aanpassen.

40
Q

Is teveel reageren op het kind goed?

A

Nee, mensen die teveel op hun reageren hebben net zoveel kans op niet-veilige hechting als mensen die dat niet doen.

41
Q

Wanneer is er volgens Ainsworth sprake van veilige hechting en wanneer van onveilige hechting?

A
  1. Veilige hechting als moeders snel en positief reageren op hun kinderen (snel reageren op gehuil en knuffelen)
  2. Onveilige hechting als moeders signalen in gedrag negeren, inconsistent zijn in hun gedragingen en pogingen tot sociale interactie negeren of afwijzen.
42
Q

Hoe zorg je er als moeder voor dat je goed reageert op je kind?

A

> moeders nemen vaak hechtingsstijl die overeenkomt met die van hun moeder. Ze leren het dus van hun moeder.
Het soort signalen dat een baby geeft, is bepalend voor het succes van de reactie van de moeder. Als baby duidelijk is of juist helemaal niet.

43
Q

Waarom kwamen vaders nauwelijks aan bod met hechtingstheorie?

A
  1. volgens bowlby was de moeder-kind relatie iets unieks en de relatie ontwikkelde tot de hechtingsrelatie
  2. onderzoek werd beïnvloed door opvattingen die traditioneel waren, moeder verzorger en vader werkt buitenshuis.
44
Q

Waarom zijn wetenschappers afgestapt van het idee dat alleen moeders een hechtingsrelatie kunnen ontwikkelen met hun kind?

A
  1. maatschappelijke normen veranderden en vaders gingen een actievere rol spelen bij de opvoeding.
  2. uit onderzoek bleek dat sommige kinderen een gehechtheidsrelatie met vader ontwikkelden.
  3. gedrag van vaders is erg belangrijk. Onderzoeken tonen belang aan van stimulering, warmte, affectie, steun en bezorgdheid van vaders naar kinderen toe.
45
Q

Blijft de sociale hechting van baby’s beperkt tot ouders?

A

Uit onderzoek blijkt van niet. Baby’s kunnen meerdere hechtingsrelaties met individuen ontwikkelen, het was dan soms lastig om te bepalen welk de primaire was
> kan ook veranderen over de tijd

46
Q

Is de hechting tussen vader en moeder identiek en waar komt dat door?

A

Niet identiek, baby’s willen in stressvolle situaties vaak naar hun moeder.
> Verschil door wat moeder-vader met het kind doet. Moeder heeft vaak verzorgende taak, ondanks dat vader ook taakjes doet. Ook speelt de vader meer met het kind.
> Vaders spelen ook anders. Zij ontplooien de fysieke, wilde activiteiten en moeders spelen traditionele spelletjes.

47
Q

Speelt cultuur ook een rol op hechting?

A

Ja, tijd dat vaders kind verzorgen of ermee spelen verschilt per cultuur.

48
Q

Hechting is dus niet zo uniek verschijnsel als gedacht werd, waarom?

A

> De VSP is niet geschikt in de meeste niet-westerse culturen
Het is niet biologisch bepaald, culturele normen en verwachtingen spelen ook mee.
In de collectieve samenlevingen wordt zelfstandigheid vaak niet gestimuleerd en zouden ze dus minder gehecht zijn.

49
Q

Welke processen liggen ten grondslag aan de ontwikkeling van relaties in de babytijd?

A

Ouders en volwassenen zijn genetisch gepreprogrammeerd om gevoelig te zijn voor baby’s. De gelaatstreken van een baby kunnen binnen 1 zevende van een seconden een gespecialiseerde structuur in de hersenen activeren, de fusiform gyrus. Dit draagt bij aan koesterend gedrag en sociale interactie.
> In alle culturen gedrag moeders zich op specifieke manieren naar hun baby. Gezichtsuitdrukkingen en vocale uitingen worden overdreven, imiteren van hun baby en sommige soorten spelletjes zijn universeel.

Wederzijdse regulatie + wederzijdse socialisatie

50
Q

Wat is het wederzijdse regulatiemodel?

A

Model waarin baby’s en ouders emotionele stemmingen aan elkaar leren communiceren en daar adequaat op reageren.
> de ene persoon wacht tot de ander klaar is met de handeling
> met drie maanden hebben moeder en baby evenveel invloed op elkaars gedrag. Vanaf 6 maanden de baby en met 9 maanden evenveel.
> gezichtsuitdrukkingen zijn meest voorkomend. Als moeder vrolijk kijkt, kijkt baby niet alleen langer maar zelf ook vrolijk en als het verdrietig kijkt zal baby ook doen en afwenden.

51
Q

Bij hechting is er dus sprake van wederzijdse socialisatie, wat is dat?

A

Proces waarbij het gedrag van baby’s nieuwe responsen van ouders en andere verzorgers oproept en vice versa.

52
Q

Hoe verloopt de interactie tussen baby en verzorger?

A
  1. baby geeft signaal (huilen lachen etc)
  2. verzorger pakt op
  3. verzorger verzorgt
  4. baby staakt signaal
  5. baby glimlacht
  6. verzorger begint interactie (spelen of lachen)
  7. baby leert verzorger herkennen
  8. verzorger raakt gehecht aan kind
  9. baby raakt gehecht aan verzorger
53
Q

Hoe verloopt het sociale gedrag van baby’s naar andere leeftijdsgenoten?

A

Lachen, glimlachen en stem gebruiken als ze leeftijdsgenootjes zien. Ze tonen meer belangstelling voor leeftijdsgenoten dan voor objecten en eigen spiegelbeeld. Ook ontwikkelen ze een voorkeur voor de mensen die ze kennen.
> onderzoek: meer sociaal gedrag naar tweeling dan onbekend kind.

Sociale gedrag neemt toe naarmate ouder worden. 9/12 maanden speeltjes aanbieden aan leeftijdsgenootjes, achter elkaar aangaan en spelletjes doen.
Vanaf 14 maanden ook imiteren, is een leerinstrument en heeft een sociale functie.

54
Q

Waarom is het belangrijk voor kinderen om sociaal gedrag te hebben op jonge leeftijd?

A

Het vormt de basis voor toekomstige sociale contacten

55
Q

Waardoor kunnen verschillen tussen baby’s ontstaan?

A

Door persoonlijkheid, temperament, het leven dat ze leiden, geslacht, aard van het gezin en de manier waarop ze worden verzorgd.

56
Q

Wat is persoonlijkheid en wanneer ontwikkelt het?

A

Het geheel van duurzame eigenschappen die het ene individu van het andere onderscheiden.
> ontwikkeling begint al vanaf babytijd.

57
Q

Wat is de big 5 en wat zijn dit?

A

Waarmee je iemands persoonlijkheid kunt beschrijven: extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en intellectuele autonomie.

58
Q

Erikson heeft een theorie over persoonlijkheidsontwikkeling?

A

Hij geeft aan dat vroege ervaringen verantwoordelijk zijn voor de vorming van een van de belangrijkste aspecten van hun persoonlijkheid: of ze fundamenteel vertrouwend of wantrouwend zijn

59
Q

Wat is: Eriksons theorie van psychosociale ontwikkeling?

A

theorie die verklaring biedt voor de manier waarop individuen zichzelf en de betekenis van het gedrag van anderen en zichzelf leren begrijpen.
> volgens hem voltrekt ontwikkeling in 8 stadia, eerste in de babytijd.
> persoonlijkheid wordt gevormd door ervaringen van jonge kinderen

60
Q

Tijdens de eerste 18 maanden doorlopen kinderen het stadium van vertrouwen-versus-wantrouwen, wat is dit?

A

De periode waarin kinderen een gevoel van vertrouwen of wantrouwen ontwikkelen, afhankelijk van hoe goed hun verzorgers op hun behoeftes reageren.
> gevoelens van hoop, zorgen voor het idee dat ze hun behoeftes kunnen bevredigen
> gevoelens van wantrouwen leiden ertoe dat kinderen de wereld hard en onvriendelijk vinden en dat geeft later problemen met het vormen van banden.

61
Q

Wat is temperament?

A

Patronen van prikkeling (arousal) en emotionaliteit die de consistente en duurzame eigenschappen van een individu vormen
>heeft betrekking op hoe kinderen zich gedragen en niet wat ze doen of waarom.
> gevolg van genetische factoren en blijven bijna heel het leven stabiel, maar kunnen wel veranderen door bijv. opvoeding.

62
Q

Temperament komt tot uiting in verschillende dimensies van het gedrag, welke?

A
  1. activiteitsniveau: algemene mate van beweging. De een beweegt veel en de ander niet.
  2. toenadering/terugtrekking: positieve of negatieve reactie van een kind op een nieuw persoon of object
  3. aanpassing: gemak of moeite waarmee het kind zich aanpast aan veranderingen in zijn omgeving
  4. stemming: het aantal vriendelijke, opgewekte en plezierige reacties versus het aantal onplezierige onvriendelijke reacties.
  5. sterkte en duur aandacht: hoeveelheid tijd die een kind aan een activiteit besteedt en het effect van afleiding op die activiteit
  6. afleidbaarheid: mate waarin gedrag van het kind verandert als gevolg van stimuli
  7. regelmaat: regelmaat van basisfuncties als honger, ontlasting, slapen en wakker zijn
  8. intensiteit: het energieniveau of de reacties van het kind
  9. reactiedrempel: hoeveelheid stimulatie die nodig is om een reactie uit te lokken.
63
Q

Wat is het oordeel over de temperamentkenmerken?

A

Dit zijn geerfde eigenschappen die vrij stabiel zijn in de babytijd en de rest van het leven. Deze eigenschappen vormen de kern van de persoonlijkheid en spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het individu.
> remming tegen het onbekende uit zich bjvoorbeeld in verlegenheid. De biologische basis hiervan is sterk verhoogde hartslag, bloeddruk en pupilverwijding en een hoge prikkelbaarheid in het limbisch systeem van de hersenen.
> Kinderen die op 2 jaar gecategoriseerd zijn als geremd, hebben later bij het zien van onbekende gezichten een hoge reactiviteit in de amygdala en kinderen die hoge reactiviteit op onbekende situaties hebben hebben vaker last van depressie en angststoornissen.

64
Q

Wat zijn de temperamentclusters van Alexander Thomas en Stella Chess?

A
  1. gemakkelijke baby’s: baby met een positieve, nieuwsgierige instelling, regelmatige lichaamsfuncties en goed aanpassingsvermogen. Emoties hebben een milde of lage intensiteit (40%)
  2. Moeilijke baby’s: baby die negatieve buien en een traag aanpassingsvermogen heeft en zich meestal terugtrekt. (10%)
  3. Traag op gang komende baby’s: baby die inactief is, relatief kalm reageert op zijn omgeving, zit terugtrekt en traag aanpast over het algemeen een negatieve stemming heeft. (15%)
  4. rest valt niet in categorie te plaatsen, meerdere eigenschappen
65
Q

Of een temperament onveranderlijk blijft over de tijd, hangt af van de goodness of fit, wat is dit?

A

het idee dat ontwikkeling afhankelijk is van de mate waarin het specifieke temperament van kinderen aansluit op de aard en de eisen van de omgeving waarin zij opgroeien.
> zo zullen kinderen met een lage activiteitsniveau en prikkelbaarheid goed in een vrije omgeving kunnen ontwikkelen, terwijl met hoge ac + prikkel hebben echt begeleiding nodig.
> Sommige temperamenten kunnen zich beter aanpassen. Bij moeilijke kinderen is de kans groot dat het gedragsproblemen later krijgt, maar het ligt aan hoe ouders reageren op het kind. Met woede > problemen, met warmte minder kans.

66
Q

Temperament en hechting lijken een relatie te hebben, hoe komt dat?

A

Als het kind zich expressief uit, waardoor er aanwijzing is waardoor ouders op de behoeften kunnen reageren, zal dit de hechting ten goede komen.

Er zijn ook cultuur verschillen op de consequenties van temperament. Ene moeilijke baby beter aarden in een bepaald land (moeilijke baby krijgt eerder de borst in Afrika)

67
Q

Gender zorgt ervoor dat gedrag gekleurd wordt, leg uit?

A

Gender is het besef mannelijk of vrouwelijk te zijn.
> persoonlijke beleving. Komt voort uit gevarieerde complexe afspraken tussen mannen en vrouwen en staat voor sociaal-culturele aspecten van man of vrouwzijn.

Als een kind wild speelt, wordt het toegeschreven aan een jongen en is hij avontuurlijk.

68
Q

Wanneer komen genderverschillen tot uiting?

A

Ontstaan door aangeboren factoren (teveel aan hormonen) maar ook door omgevingsfactoren.

Naarmate kinderen ouder worden en ze meer worden beïnvloed door de genderrollen die de maatschappij voor hen heeft.
> voorkeur speelgoed wordt door ouders versterkt.
> jongens zijn sneller zelfstandig en dat komt doordat ouders verkennend gedrag bij jongens meer stimuleren en voorzichtiger zijn bij meisjes.