De sociale ontwikkeling n de persoonlijkheidsontwikkeling in de adolescentie Flashcards

1
Q

In de adolescentie worden vraagstukken als ‘wie ben ik’ en ‘waar hoor ik bij’ belangrijker, waarom worden deze identiteitsvraagstukken belangrijker?

A
  1. intellectuele vermogens van adolescenten worden volwassener. Ze begrijpen nu abstracte zaken als belang verwerven van een eigen plek in de maatschappij en de noodzaak om zich een beeld te vormen van zichzelf als individu. Ze kunnen het verband tussen de identiteit uit hun jeugd en hun toekomstige identiteit beter zien.
  2. Ook omdat er ingrijpende fysieke veranderingen plaatsvinden waarover ze zich meer bewust van worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil in hoe adolescenten zichzelf zien en hoe anderen hen zien?

A

Adolescenten zijn zich bewust van de manier waarop men hen ziet en hoe zij zichzelf zien, jongere kinderen omschrijven zichzelf aan de hand van eigenschappen waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt tussen eigen perceptie en die van een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gaan adolescenten zichzelf zien in bredere zin?

A

Ze gaan zichzelf op een meer gestructureerde en samenhangende manier zien en zien de verschillende aspecten van hun ik tegelijk:
- fysiek beeld (ik kan goed tekenen)
- sociaal beeld (ik heb weinig vrienden)
- schoolgebonden beeld (ik haal goede cijfers)
De zelfbeschrijving veranderd over de loop van de tijd van fysiek en activiteitsgewonden (ik kan hard rennen) bij jonge kind naar psychologische en sociale kenmerken in de adolescentie (ik ben milieuactiviste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kunnen adolescenten soms dwars liggen met hun zelfbeeld?

A

Maar begin adolescentie liggen ze soms dwars met hun persoonlijkheid en hoe ze denken dat anderen hen willen zien. Begin willen tieners zichzelf op een bepaalde manier zien en worden ze nerveus als ze hier niet aan voldoen aan dit beeld. Later in de adolescentie leggen ze zich erbij neer en accepteren ze hun eigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen eigenwaarde en zelfbeeld?

A

Begrijpen wie je bent is het zelfbeeld en tevreden zijn met zichzelf is hun eigenwaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan een groter zelfbeeld zorgen voor minder eigenwaarde?

A

Met de tijd krijgen ze steeds meer inzicht in zichzelf en dit kan ervoor zorgen de gebreken ook duidelijker in beeld komen. Tevens zorgen de cognitieve ontwikkelingen in de adolescentie er ook voor dat adolescenten in staat zijn onderscheid te maken tussen de verschillende aspecten van hun ik en dit zorgt ervoor dat ze die aspecten op een verschillende manier beoordelen.
> kan veel eigenwaarde hebben voor schoolprestaties, maar weinig voor sociale relaties en het aangaan van relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke factoren zijn bepalend voor de eigenwaarde van een adolescent?

A
  1. gender: de eigenwaarde van meisjes is meestal lager en kwetsbaarder dan van jongens en ze maken zich meer zorgen om uiterlijk, sociale succes en schoolprestaties. Jongens hebben grotere eigenwaarde, maar kwetsbaar door de stereotypische verwachting die de maatschappij van ze heeft waardoor ze vaak gevoel hebben dat ze stoer moeten zijn. Als er een tegenslag is, voelen ze alsof ze niet voldoen aan de stereotypering
  2. sociaal economische status heeft ook invloed op de eigenwaarde. Iemand met een hogere sociaaleconomische status heeft meer eigenwaarde dan een lagere status.
  3. Etniciteit, maar vaak niet alleen gekeken naar etniciteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kwam uit onderzoek naar voren dat een minderheid niet perse voor een lagere eigenwaarde hoeft te zorgen?

A

Uit eerder onderzoek kwam naar voren dat etnische minderheden een lagere eigenwaarde hadden, omdat maatschappelijke vooroordelen de eigenwaarde negatief beïnvloeden.

Uit een ander onderzoek bleek het tegenovergestelde. De Afro-Amerikaanse minderheden verschilden weinig in eigenwaarde, omdat etnische trots binnen de gemeenschap werd bevorderd en dat had een positief effect op de eigenwaarde. Een sterk besef van etnische identiteit roept een groter gevoel van eigenwaarde op (Latijns Amerikanen, Afro Amerikanen)

Hier in Nederland hebben vooral niet westerse allochtonen het moeilijk door de slechte toegankelijkheid op de arbeidsmarkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onderzoekers kijken vaak niet alleen naar etniciteit, maar naar?

A

Etniciteit en gender > ook wel ethgender genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stadium is er volgens Erikson in de adolescentie?

A

Identiteit-versus-identiteitsverwarring: de periode waarin tieners erachter komen wat hen uniek maakt en wat hen van anderen onderscheidt.
> kunnen ze genuanceerder doen door cognitieve vooruitgang
> proberen zwakke/sterke punten te ontdekken en te kijken welke rol ze het best kunnen spelen in toekomstige leven. Ze proberen tijdens dit proces verschillende rollen en keuzes uit om te kijken of het bij hun capaciteiten en zelfbeeld past.
> ze proberen door hun keuzes te begrijpen wie ze zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het gevolg van deze stadium?

A

positief: als het hen lukt een geschikt identiteit te vormen, kiezen ze een koers die de basis vormt voor toekomstige psyschosociale ontwikkeling. Krijgen zelfbeeld en inzicht in hun capaciteiten, maar zijn er klaar voor om hun sterke punten optimaal te benutten.

Negatief: als het vinden van een identiteit niet lukt, kunnen ze afwijkende of onaanvaardbare rollen aannemen en later problemen krijgen met aangaan of in stand houden van langdurige relaties. Zelfbeeld wordt diffuus en lukt hen niet een kernidentiteit op te bouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat geeft het verband aan tussen het stadium van psychosociale ontwikkeling en het volgende stadium van Erikson (intimiteit versus isolement)

A

De belangrijke rol van leeftijdsgenoten bij het definieren van een identiteit en het opbouwen van relaties.
> afhankelijkheid ouders neemt af
> toenemende afhankelijkheid leeftijdsgenoten wat nodig is om adolescenten hechte relaties te laten opbouwen en hun identiteit helder te krijgen.
> ze gaan hun vrienden en leeftijdsgenoten meer als informatiebron gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is volgens Erikson het verschil tussen man en vrouw in het doorlopen van ontwikkelingsstadia?

A

Mannen doorlopen de stadia zoals weergegeven (vertrouwen versus wantrouwen t/m integriteit versus wanhoop) voordat ze een intieme relatie aangaan met iemand. Vrouwen gaan intieme relaties aan en definieren hun identiteit aan de hand van die relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zegt de visie over de verschillen tussen man en vrouw met ontwikkelingsstadia?

A

Vroeger trouwden vrouwen jong en studeerden en werkten ze niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een psychosociaal moratorium?

A

Adolescenten ervaren dus veel druk in het stadium van identiteit-versus-identiteitsverwarring, daardoor kiezen ze vaak voor een psychosociaal moratorium, een periode waarin ze zich onttrekken aan de verantwoordelijkheden van volwassenheid en verschillende rollen en mogelijkheden gaan uitproberen, zoals tussenjaar.
> kinderen die geen psychosociaal moratorium inlassen, worden niet beschadigd en kunnen vaak voldoening halen uit andere dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het kritiek op de theorie van Erikson?

A

De mannelijke identiteitsontwikkeling wordt gebruikt als norm. Mannen zijn pas in staat tot intimiteit als ze een identiteit hebben opgebouwd en dit werd ook gezien als de norm. Critici zeggen dat het gebaseerd is op het mannelijke concept van individualisme en competitiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

James Marcia ontwikkelde 4 identiteitscategorieen voor adolescenten, wat zijn dit?

A

Hij gebruikte Erikson’s theorie als uitgangspunt en verdeelde identiteit in 4 categorieën die hij statussen noemde. De identiteitsstatus is afhankelijk of er 2 eigenschappen aanwezig zijn, crisis (periode binnen identiteitsontwikkeling waarin een adolescent bewust kiest tussen verschillende alternatieven en beslissingen neemt) en binding (een psychologische investering in een bepaalde koers of ideologie).
> 4 categorieën zijn niet vast, iemand kan verschuiven van categorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke 4 identiteitsstatussen zijn er ?

A
  1. Identity achievement: Tieners met deze identiteitsstatus hebben met succes onderzocht en overdacht wie ze zijn en wat ze willen doen, na een periode van crisis waarin ze verschillende alternatieven hebben uitgeprobeerd, hebben ze zich verbonden aan een specifieke identiteit.
    >Psychisch zijn deze tieners vaak het gezondst en meer gemotiveerd dingen te bereiken.
    + binding + crisis
  2. Identity foreclosure: adolescenten hebben zich verbonden aan een identiteit, maar geen crisisperiode doorstaan. Ze hebben overgenomen wat anderen het best vonden en niks zelf onderzocht.
    > een familiebedrijf overnemen of moeder is arts, dus dochter ook
    > adolescenten bezitten rigide kracht: tevreden met zichzelf, maar behoefte aan goedkeuring van anderen e zijn vaak autoritair
    +binding - crisis
  3. moratorium: hebben verschillende alternatieven onderzocht, maar niet verbonden aan een identiteit. Zijn relatief nerveus en hebben last van psychische conflicten. Maar verbinden na verloop van tijd toch aan een identiteit.
    +crisis -binding
  4. Identity diffusion: overwegen verschillende alternatieven, maar verbinden nooit aan 1 specifieke identiteit.
    > vaak sociaal teruggetrokken, springen van hak op de tak en overdenken hun opties niet bewust.
    - binding - crisis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer is identiteit meestal gevormd?

A

Bij de meesten aan het eind van de tienerjaren en bij sommigen pas na de adolescentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het kritiek op het model van Garcia?

A

Het zou teveel focussen op de finaliteit van identiteitsvorming. Volgens Erikson bijvoorbeeld is de ontwikkeling van identiteit altijd in verandering en heeft het geen normatief eindpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk model wordt gebruikt om de tekortkomingen van Garcia en Erikson tegemoet te komen?

A

Het model van Berzonsky, hij ziet identiteit als een informatieverwerkingsproces en legt nadruk op de kwaliteit van het exploratieproces. Elke adolescent kan naargelang de situatie 1 van de drie identiteitsstijlen gebruiken:
1. informatiegeorienteerde: adolescenten gaan actief op zoek naar informatie rond identiteit om te komen tot een weloverwogen identiteitskeuze.
> maken sterke identiteitskeuzes, voelen zich beter en kunnen beter overweg met anderen. Ervaren ouders als autonomieondersteunend.
2. normatieve: focussen zich op verwachtingen van significante anderen wat resulteert in conservatieve, niet flexibele attitudes.
> blijken meer vooroordelen te hebben en onverdraagzamer. Moeilijk in de omgang met anderen, helpen anderen alleen voor eigenbelang en moeilijker in de omgang met anderen. Ervaren ouders als controlerend.
3. verwarde/vermijdende stijl: stellen beslissingen rond identiteit uit tot de situatie hen dwingt een keuze te nemen.
> Zitten slecht in hun vel en komen zelden tot identiteitskeuze. ~Relationeel en fysiek agressief en ervaren ouders als controlerend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is spiritualiteit?

A

Gevoel van hechting aan een hogere macht, zoals God, natuur of iets heiligs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe komt het dat adolescenten meer gaan nadenken over religie en spiritualiteit?

A

Omdat de cognitieve vaardigheden toenemen in de adolescentie, kunnen ze beter nadenken over abstracte dingen. Ook kunnen ze door hun identiteitskwesties meer gaan nadenken over hun religieuze keuzes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe verloopt ons begrip op geloof en spiritualiteit gedurende ons leven?

A

Dmv stadia’s:

  1. gedurende de jeugd hebben kinderen een letterlijk beeld van God en bijbelse figuren, God kijkt volgens hen op een berg naar iedereen.
  2. in de adolescentie wordt dit beeld abstracter. Ze bouwen hun identiteit en tevens geloven en waarden.
  3. Na de adolescentie schuiven mensen op naar de individuatieve-reflectieve stadium van geloof, waarbij ze geloven en waarden overpeinzen. Ze begrijpen dat er meerdere opvattingen zijn over geloof en God.
  4. laatste stadium is de conjunctieve stadium, hierin ontwikkelen individuele personen een breed, alomvattend beeld van religie en mensheid en proberen ze de gemeenschappelijke welzijn te bevorderen. Ze kunnen hier aan een religie voorbijgaan en een geïndividualiseerd, coherent beeld van mensen over de hele wereld erop na houden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom is de zoektocht naar een culturele identiteit vooral voor etnische minderheidsgroepen moeilijk?

A

Door het gevolg van tegenstrijdige maatschappelijke waarden. Waarbij ze aan de ene kant te horen krijgen dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen groepen, maar aan de andere kant merken zij dit wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de traditionele opvatting over het samengaan van culturen en welk model is ervoor ontstaan?

A
  1. Volgens de assimilatiemodel moeten individuele culturele identiteiten opgaan in 1 cultuur: smeltkroesmodel. Maar volgens sommigen bagatelliseert dit de culturele erfenis van minderheden en heeft dit een negatieve invloed op de eigenwaarde.
  2. Daarom is de pluralistische model ontstaan. Volgens dit model is de samenleving opgebouwd uit gelijkwaardige culturele groepen die hun individuele kenmerken zouden moeten behouden. Etnische factoren zijn een centraal onderdeel van iemand zijn identiteit en mogen niet weggeschoven worden. Identiteitsontwikkeling omvat de etnische identiteit: gevoel bij een etnische groep te horen en de gevoelens die daarbij horen. (betrokkenheid en banden).
  3. Maar er is ook een middenweg: biculturele identiteitslid zijn van 2 culturen zonder een keuze te hoeven maken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat in de reden voor kinderen om zelfmoord te willen plegen?

A

Gedachten waren te erg waardoor ze ervan af wilden en wilden sterven
> meer bij meisjes
> vooral allochtone meisjes zijn kwetsbaar

28
Q

Wat zijn de 3 meest frequente doodsoorzaken bij jongeren?

A
  1. verkeersongelukken
  2. hiv/aids
  3. zelfmoord
29
Q

Welke oorzaken heeft depressiviteit?

A
  1. bij langdurige depressies spelen vaak biologische factoren, een genetische aanleg
  2. Ook omgevingsfactoren (dood of ziekte van een naaste)
  3. en sociale factoren spelen een rol, weinig vrienden hebben en impopulair zijn bijvoorbeeld.
30
Q

Waarom komt depressiviteit vaker voor bij meisjes dan bij jongens?

A

Sommige psychologen denken dat meisjes meer stress ervaren in de adolescentie door vele soms tegenstrijdige, aspecten van de traditionele genderrol. Zo maakt een meisje zich niet alleen zorgen om schoolprestaties, maar ook om haar populariteit.

Tevens keren meisjes zich vaker naar binnen met stress, waardoor ze zich hulpeloos en wanhopig gaan voelen. Jongens externaliseren hun stress door woede uitbarstingen of drugsgebruik.

31
Q

Waarom komt zelfmoord vaker voor bij jongens dan bij meisjes en waarom vaker als ze wat ouder zijn?

A

Jongens gebruiken andere methoden voor zelfmoord dan meisjes, vaker pistool of andere gewelddadige middelen. Meisjes vaker pillen. Leeftijd speelt een rol door de kracht.

32
Q

Welke factoren vergroten de kans op zelfmoord?

A
  1. depressiviteit
  2. Sociale remmingen
  3. perfectionisme
  4. stress en angst
33
Q

Wat is een clusterzelfmoord?

A

Een situatie waarbij 1 zelfmoord leidt tot pogingen van anderen om zichzelf om het leven te brengen.

34
Q

Wat zijn signalen voor het plegen van zelfmoord?

A
  1. praten over zelfmoord, indirect als direct
  2. problemen op school
  3. voorbereidingen treffen (lange reis maken, huisdier weggeven)
  4. testament schrijven
  5. verlies eetlust of overmatig eten
  6. depressiviteit
  7. gedragsveranderingen (verlegen > extravert)
  8. veel bezig met de dood
35
Q

Wat is autonomie?

A

Adolescenten streven steeds meer naar autonomie en dit kan met ouders/verzorgers botsen. Autonomie is onafhankelijkheid en controle over het eigen leven.

36
Q

Hoe komt de autonomie tot uiting in de relatie tussen ouder en kind?

A
  1. Ze gaan hun ouders minder idealiseren en meer als individuen zien. Ze zien zichzelf meer als individu en worden zelfstandiger.
  2. Eerst is de relatie asymmetrisch, ouders hebben de meeste macht en invloed. Later in de adolescentie is deze evenwicht gelijk en hebben ze een gelijkwaardige relatie.
37
Q

Hoe komt cultuur tot uiting in de autonomie van adolescenten?

A

> individualistische samenlevingen gaan kinderen al in vroeg stadium op zoek naar autonomie
collectivistisch stadium is het streven naar autonomie minder uitgesproken. Autonomie ontwikkeling en verwachtingen omgeving zijn kalmer.

38
Q

Heeft het langzamere tijdschema van het verwerven van autonomie negatieve invloed?

A

Nee, want de culturele verwachtingen en ontwikkelingspatronen sluiten goed op elkaar aan.

39
Q

Speelt gender ook een rol op de autonomie?

A

Ja, mannen mogen al op jongere leeftijd zelfstandig opereren, hierdoor stimuleren ze de autonomie van de dochter minder in een traditionele visie.

40
Q

Wat is een generatiekloof?

A

Een groot verschil tussen ouders en kinderen op het gebied van attitudes, waarden, ambities en wereldbeeld.
> komt weinig voor

41
Q

Waar helpt een goede relatie met ouders voor?

A

Dat ze zich kunnen wapenen tegen de druk van leeftijdsgenoten.

42
Q

Wanneer is de kans op conflicten tussen ouder en kind het grootst?

A

In de vroege adolescentie.
> Dit komt door de verschillende opvattingen over gepast en ongepast gedrag.
> Ook gaan adolescenten anders denken over ouderlijke regels door hun nieuwe, complexere manier van denken

43
Q

Wanneer neemt de strijdlustigheid tussen ouder en adolescent af in de midden adolescentie?

A

Als ouders meer toegeeflijker zijn en meer ruimte bieden aan het kind, of zelf onafhankelijkheid gaan steunen.

44
Q

Waarom is er in de traditionele niet westerse culturen minder sprake van ouder-kind conflicten?

A

Komt door de mate van onafhankelijkheid die adolescenten verwachten en die volwassenen hen toestaan.

45
Q

Waarom spelen leeftijdsgenoten zo een grote rol in de adolescentie?

A
  1. Adolescenten kunnen hun meningen, capaciteiten en fysieke veranderingen met hen vergelijken en evalueren, wat ook wel sociale vergelijking wordt genoemd.
  2. Ze zoeken mensen op die hetzelfde doormaken en daar helderheid over kunnen verschaffen
  3. Leeftijdsgenoten verschaffen informatie over welke rollen en gedrag het meest acceptabel zijn, ze fungeren als referentiegroep.
46
Q

Wat is een referentiegroep?

A

Een groep mensen met wie men zichzelf vergelijkt.
> referentiegroepen vertegenwoordigen een aantal normen, standaarden waartegen adolescenten hun succes kunnen afzetten.
> adolescent hoeft niet perse tot die groep te behoren om zichzelf ermee te vergelijken.
> adolescenten definieren anderen meestal in abstracte termen (kakkers, alto’s) en niet concrete (voetballers)

47
Q

Tot welke soort groepen behoren adolescenten?

A
  1. vriendenclubs: groep van twee tot 12 mensen waarvan de leden frequent sociaal contact met elkaar hebben
  2. Subculturen: grotere groep bestaande uit individuen die bepaalde eigenschappen gemeen hebben maar die niet per se contact met elkaar hebben (iemand met dezelfde muzieksmaak of lifestyle)
48
Q

Waardoor wordt bepaald of men lid is van een bepaalde vriendenclub of subcultuur?

A

Door de mate van overeenkomsten met leden van deze groepen

> drank of drugsgebruik of hoe goed iemand het doet op school

49
Q

Wat is de seksekloof?

A

seksesegregatie waarbij jongens primair met jongens omgaan en meisjes met meisjes
> begin adolescentie

50
Q

Waardoor veranderd de seksekloof en wat gebeurd er dan?

A

Als pubers de pubertijd betreden. Door verandering in de hormoonhuishouding, rijpen de geslachtsorganen. Tevens wordt de maatschappelijke druk om relaties aan te gaan groter met het andere geslacht. Door deze ontwikkelingen gaan adolescenten anders tegen de andere sekse aankijken en krijgen meer interesse.
> gevolg hiervan is dat vriendengroepen gemixt worden
> eerst doen de meisjes en jongens die de hogere status hebben toenadering en dan volgt de rest

51
Q

Welke andere transformatie ondergaan vriendenclubs en subgroepen in de adolescentie?

A

Vriendenclubs zijn niet langer meer de middelpunt, maar de interactie tussen jongens en meisjes.

52
Q

In welke categorieën is populariteit onderverdeeld?

A
  1. controversieel adolescent: tiener die door sommige leeftijdsgenoten aardig gevonden wordt en door anderen niet.
  2. afgewezen adolescent: tiener die niet aardig gevonden wordt en op wie leeftijdsgenoten negatief reageren
  3. genegeerde adolescent: tiener die zowel relatief weinig positieve als negatieve aandacht krijgt van leeftijdsgenoten.
  4. Populaire: wordt meestal aardig gevonden door iedereen

> populaire en controversieel hebben een hogere status dan afgewezen of genegeerde.
Populaire en controversieel hebben meer goede vrienden, ondernemen meer activiteiten en geven zich meer bloot
Genegeerde of afgewezen hebben minder vrienden, ondernemen minder vaak en vaker eenzaam

53
Q

Wat is peer pressure? en hoe verloopt dit in de adolescentie?

A

De druk die op een adolescent wordt uitgeoefend om zich te conformeren aan het gedrag en attitudes van zijn leeftijdsgenoten.

> eerst conform aan de ouders, daarna gaan ze zich aanpassen aan leeftijdsgenoten, maar op ten duur wordt dit ook minder door vergroten zelfvertrouwen en nemen van beslissingen, worden ze onafhankelijker en minder vatbaar voor druk van anderen.

54
Q

Met welke zaken zijn adolescenten gevoelig door leeftijdsgenoten en welke zaken niet?

A

Keuzes over wat ze aantrekken, met wie ze uitgaan en wat ze kijken zijn ze gevoelig voor anderen.

Kiezen van een beroep of oplossen problemen, zullen ze eerder naar een ervaren volwassene gaan.

55
Q

Wat is de crime curve?

A

Het fenomeen dat criminaliteit vanaf 12 jaar toeneemt, een piek bereikt rond 18-20 jaar en dan weer afneemt.

56
Q

Waarom raken adolescenten betrokken bij criminele daden?

A
  1. De meeste adolescenten in de criminaliteit zijn gesocialiseerde delinquenten: jeugdige delinquent die de normen van de maatschappij kent en onderschrijft en psychisch gezien vaak normaal is
    > zijn gevoelig voor peer pressure en plegen vaak in groepen
    > ouders houden ze minder vaak in de gaten
  2. ondergesocialiseerde delinquent: jeugdige delinquent die is opgevoed met weinig regels of die ongevoelige, hardvochtige ouders heeft.
    > hebben geen normen meegekregen voor de manier waarop ze moeten gedragen.
    > vertonen vaak voor de adolescentie al crimineel gedrag
57
Q

Welke kenmerken heeft een ondergesocialiseerde delinquent?

A
  1. Vroeg in het leven al relatief agressief en gewelddadig, worden hierdoor vaak afgewezen door leeftijdsgenoten en presteren slecht op school.
  2. Sommige hebben als kind ADHD als diagnose gekregen.
  3. Hebben vaak psychische problemen en leiden als volwassene vaak aan een antisociale persoonlijkheid
58
Q

Wat zijn de functies van verkering?

A
  1. opmaat tot een langdurige relatie of huwelijk.
  2. leren hoe je een intieme relatie kunt opbouwen met een ander.
  3. kan prestige opleveren
  4. manier om plezier te hebben
  5. om besef te ontwikkelen van eigen identiteit
59
Q

Waarom is verkering in de vroege en middenfase van de adolescentie niet bevorderlijk voor de psychische intimiteit?

A

Verkering is dan vaak oppervlakkig, waardoor ze zich nooit echt emotioneel blootgeven. In de late adolescentie is er sprake van echte intimiteit.

60
Q

Wat is masturbatie?

A

seksuele zelfbevrediging en voor velen de eerste kennismaking met seksualiteit.

61
Q

Waarom kan masturbatie leiden tot schaamte en schuldgevoelens?

A
  1. Sommigen denken dat het voorkomt uit een onvermogen om een seksuele partner te vinden
    > komt door de opvattingen over masturbatie uit de 19e eeuw die zeiden dat masturbatie schadelijke gevolgen heeft.
62
Q

Waarom vinden tegenwoordig de eerste seksuele activiteiten eerder plaats dan vroeger?

A

Door de veranderde maatschappelijke normen m.b.t. seksueel gedrag. Vroeger was er een dubbel moraal: mannen mochten seks hebben voor het huwelijk en vrouwen niet.

63
Q

Wat betekenen de begrippen genderidentiteit en seksuele geaardheid?

A

Genderidentiteit: verwijst naar het gender dat iemand psychisch bezit

Seksuele geaardheid: object van iemand seksuele belangstelling

> geen relatie tussen begrippen want een sterk masculine man kan vallen op mannen

64
Q

Wat zijn de oorzaken van hetero of homoseksualiteit?

A
  1. Genetische aanleg (tweeling vaak beide homoseksueel)
  2. maar ook blijkt uit onderzoek dat de hersenstructuur verschilt
  3. en er blijkt een relatie tussen hormoonproductie en seksuele geaardheid
  4. omgevingsfactoren
    » samenloop van biologische, fysiologische en omgevingsfactoren
65
Q

Wat denken Freud en de leertheorie over geaardheid?

A

Freud denkt dat homoseksualiteit het resultaat is van misplaatste identificatie met ouder van andere sekse. Bij de leertheorie zou het ontstaan doordat homoseksuele ervaringen ontstaan door plezierige lonende ervaringen en heteroseksualiteit niet.

66
Q

Wat kunnen de gevolgen zijn van ongewenste zwangerschap bij adolescenten bij moeder en kind?

A

Door geen financiële en emotionele steun moeten moeders vaak opleiding afbreken > hele leven ongeschoold en slechtbetaald werk. Fysieke en mentale gezondheid vaak te leiden onder de stress van overvolle bestaan. Kinderen doen het vaak slechter op school en zijn minder gezond, ook vaker kans later ook tienermoeder te worden.

67
Q

Waardoor nemen tienerzwangerschappen sterk af?

A
  1. nieuwe initiatieven op scholen ter preventie

2. Nederland en Vlaanderen koplopers anticonceptiepil