Hoorcollege 9: motoriek Flashcards

1
Q

alfa-motorneuronen

A

lopen naar de spieren vanuit ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gamma-motorneuronen

A

lopen vanuit ruggenmerg naar spierspoeltjes toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

locomotie

A

afwisselend contracties van extensoren (pootje staat op de grond) en flexuren (optillen en naar voren brengen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

spinale kat

A

je snijdt bij een kat de ruggenmerg door. De achterkant heeft geen contact met de voorkant/hersenen. Wanneer je de kat ondersteund op een loopband zet, dan lopen de achterpoten gewoon meer met de loopband = afwisseling extensie en flexie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

CPG

A

central pattern generators

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

central pattern generators

A

zitten in ruggenmerg waar ritmische zenuwactiveiten ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een CPG?

A

1 CPG bestaat uit 2 helften

  1. flexie poot
  2. extensie poot
    - -> als de flexie helft actief is dan remt deze met een inhiberend neuron de extensie van de poot, en v.v.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ritmegenerator

A

bestaat uit 2 half centers die een extensor of een flexor aansturen en tegelijkertijd het andere half center remmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoeveel CPGs zijn er?

A

4 CPGs = 1 per been om bewegingen van ledematen op elkaar af te stemmen bezitten een grote mate van flexibiliteit. Bij overgang van stap naar draf en galop veranderen het ritme, het motorpatroon en de onderlinge coördinatie van de ledematen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CPGs voor locomotie

A
  • gelegen in ruggenmerg
  • zorgen voor excitatie of inhibitie van de lower motorneurons (a en g)
  • zijn niet afhankelijk van afferente input voor het opstarten en uitvoeren van complexe ritmische motorpatronen (feed forward).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe belangrijk is sensorische feedback voor locomotie?

A

doorsnijden dorsale wortels spinale kat > onnatuurlijke bewegingspatroon en zwakke afzet.
Spierspoeltjes in flexuren bepalen overgang extensie naar flexie: de stapsnelheid van een spinale kat is prima aangepast aan de snelheid van de lopende band waar hij op loopt (er kunnen zelfs verschuivingen optreden in de onderlinge coördinatie van de ledematen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn spierspoeltjes?

A
  • prioprioceptoren
  • gemodificeerde spiervezels, liggen parallel tussen de gewone spiervezels
  • meten de lengte van de spier en de snelheid waarmee de lengte verandert
  • gestimuleerd tijdens oprekken van de spier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doel proprioceptoren spierspoeltjes

A

proprioceptoren in de flexor van de heup bepalen de overgang van extensie naar flexie. Extensie heup trieert activiteit in motorneuronen naar de flexuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Golgi peesorgaantjes

A

Type proprioceptoren > liggen in pees tussen vezels in.
Feedback van Golgi peesorgaantjes in extensoren draagt significant bij aan LMN activiteit naar extensor spieren tijdens de afzet –> draagt bij aan kracht van afzetting door extensoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

afdalende banen

A

vanuit hersenstam naar beneden komen > in witte stof ruggenmerg.

  • laterale banen = innoveert distale spieren (flexoren).
  • mediale banen = innoveert proximale spieren (extensoren).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

locomotie gebied hersenen

A

Mesencephale locomotie regio = stimulus intensiteit bepaalt het ruimte (niet de gang) > maakt gebruik van mediale reticulaire formatie > tractus reticulospinalis > CPGs.

17
Q

Hoe wordt het evenwicht behouden tijdens locomotie?

A

De vestibulaire kernen bewaken het evenwicht tijdens bijv. locomotie. Het vestibulocerebellum coördineert de vestibulaire reflexen. Adjustment houding tijdens locomotie.

18
Q

Spinocerebellum

A

ontvangt info uit CPGs en motorcortex (=intentie) en propioceptoren (=uitvoering), detecteert de verschillen en stuurt corrigerende signalen naar nucleus ruber en Reticulaire Formatie = onbewust proprioceptie

19
Q

Cerebellum en evenwicht

A

Cerebellum zorgt voor behouden evenwicht en bijsturen bewegingen wanneer deze afwijken van het gepland motorpatroon.

20
Q

cerebellaire ataxie

A

dronkemansgang = beschadiging van het cerebellum = abnormale uitwijkingen in de bewegingen van een ledemaat en abnormale koppeling tussen ledematen tijdens voortbewegen.

21
Q

intentietremor

A

bij bewuste sturing van ledematen naar object (bijv. kopje koffie oppakken) > komt door beschadiging cerebellum.

22
Q

bijsturen locomotie d.m.v. visuele informatie

A
  • Via visuele cortex wordt motor cortex aangestuurd > dalende banen naar n. ruber en MRF = zeer lange corticospinale projectieneuronen lopen naar de interneuronen van de CPGs en de LMN voor distale spieren
  • De motorische cortex gebruikt de RF om de tonus en “gain” van felsen van de extensoren in de andere poten te verhogen = stabiel platform.
23
Q

reticulaire formatie

A

2 delen

  1. stimulerende puls naar spierspoeltjes
  2. inhiberende puls naar spierspoeltjes
    - -> inkorten of uitrekken van (gamma-)motorneuronen.
24
Q

decerebratie rigiditeit

A

verhoogde activiteit gamma motorneuronen > spastische verlamming; sterk verhoogde inspanning in extensoren alle vier de ledematen
hyperreflexie = verhoogde “gain” segmentale reflexen (strekreflex)
> Doorsnijden radix dorsalis kan decerebratie rigiditeit verminderen.

25
Q

cerebrocerebellum

A

de basale kernen en het cerebrocerebellum ontvangen informatie van de motorcortex (gyrus precentralis) en sturen informatie terug naar de (pre)motorcortex en naar kernen in de hersenstam.

26
Q

cerebrocerebellum vs. spinocerebellum

A
spinocerebellum = helpt bij coördineren van uitvoering van beweging
cerebrocerebellum = helpt motorcortex met vooruitplannen voor de volgende gepast beweging.
27
Q

ziekte van Parkinson

A

Ontbreken van dopamine in basale kernen leidt to :

  • gestoorde initiatie van bewegingen
  • verminderde amplitude en snelheid van vrijwillige bewegingen
  • spierstijfheid
  • tremor (in rust)