Hoorcollege 10: Evenwicht Flashcards

1
Q

zenuw evenwichtsorgaan

A

n. vestibulo cochlearis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar gaat proprioceptie van evenwichtsorgaan naartoe?

A

proprioceptie naar cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vestibulair apparaat

A

evenwichtsapparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opbouw labyrint (binnenoor)

A
  1. Cochlea (slakkenhuis) = gehoorzintuig; orgaan van Corti
  2. Vestibulair labyrint = evenwichtszintuig:
    a. Utriculus & sacculus = otolietorgaantjes; Maculae
    b. Drie ½ cirkelvormige kanalen = Cristae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

locatie labyrinth

A
  • in het benige labyrint ligt het vliezige laybrint dat gevuld is met endolymfe
  • de ruimte tussen de vliezige labyrint en de benige wand is gevuld met perilymfe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

locatie utriculus en sacculus

A

Utriculus = basis voor de drie ½ cirkelvormige kanalen.
Sacculus = ligt onder utriculus als een soort zakje, verbonden met cochlea.
–> beide gevuld met endolymfe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

haarcellen vestibulair apparaat

A

macula utriculus
macula sacculus
in ½ cirkelvormige kanalen alleen in ampul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

AP haarcel

A

Haarcel met oplopende stereocilia in endolymfe. Als haarbundel afgebogen wordt naar langste haartje, dan komt er spanning in tip-links dan gaan kanaaltjes open. Kalium stroomt vanuit endolymfe naar binnen en zorgen voor depolarisatie. –> neurotransmitter afgifte > n. vestibulocochlearis > cerebellum
Als haartjes naar kortste haartje buigen, dan sluiten de kanalen en kan de cel weer hyper-/repolariseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

locatie otolietorgaantjes

A

utriculus en sacculus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

otolietorgaantjes

A

kristallen, die ingebed liggen in een gelei die de stereocilia omgeven. Er ligt dus massa bovenop de haarbundels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 mechanisme otolietorgaantjes

A

door lineaire versnelling (F = m.a; optrekken/afremmen) en zwaartekracht (F = m.g; headtilt)
–> zo worden haartjes afgebogen. Zodra mechanisme stopt, dan vuren stereocilia geen AP meer af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

orientatie maculae

A
Sacculus = verticaal = zwaartekracht
Utriculus = horizontaal = lineaire versnelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

orientatie van haarbundel maculae

A

Er zijn allerlei richtingen: dan kunnen alle bewegingen geregistreerd worden.
Sacculus = langste haarbundel van binnen naar buiten.
Utriculus = langste haarbundel van buiten naar binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Intern spiegelbeeld

A

striolae > zit binnen in maculae. Mechanisme onbekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ampullen ½ cirkelvormige kanalen

A

haarcellen hebben allemaal dezelfde orientatie. Als je linksom gaat draaien, dan gaat de haarbundel afbuigen door de vertraging van het endolymfe > vuurfrequentie omhoog.
Als je blijft draaien, dan komt endolymfe ook op gang > haarbundel neutraal.
Als je stopt met draaien, dan blijft endolymfe nog even doordraaien > haarbundel buigt andere kant op > inhibitie AP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

½ cirkelvormige kanalen

A

1 horizontale

2 verticale die met elkaar verbonden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

orientatie haarcellen ½ cirkelvormige kanalen

A

Haarcellen in een kanaal zijn allemaal op dezelfde manier georiënteerd, i.t.t. de haarcellen in de otolietorganen. Elk kanaal werkt samen met zijn spiegelbeeldkanaal aan de andere kant van de kop, waar de haarcellen in de tegenovergestelde richting zijn georiënteerd.

18
Q

samenwerking kanalen

A

kanalen werken samen met kanalen in het zelfde vlak. Dus links voor en rechts achter; links achter en rechts voor; en midden.
Als het ene kanaal wordt geprikkeld, dan wordt de tegenovergestelde kanaal geremd.

19
Q

linkse draaiing

A

dan wordt linkse horizontale booggang geprikkeld, en wordt rechtse horizontale booggang geinhibeerd.

20
Q

LARP-plane

A

Left anterior en Right Posterior werken samen

21
Q

RALP-plane

A

Right anterior en Left Posterior werken samen

22
Q

LH en RH -plane

A

Left horizontal en right horizontal werken samen

23
Q

fysiologie otolietorganen

A

Utriculus & Sacculus:

  • reageren enkel op lineaire versnellingen (dynamisch)
  • geven continu informatie door over de positie van de kop t.o.v. de constante verticale valversnelling t.g.v. de zwaartekracht (statisch)
  • in de utriculus domineren de haarcellen in de pars medialis de respons van de utriculus; bij een ipsilaterale head-tilt neemt de gemiddelde vuurfrequentie toe.
24
Q

fysiologie half-cirkelvormige kanalen

A

Semi-circulair:

  • reageren enkel op hoekversnellingen
  • worden normaal gesproken geprikkeld door een rotatie in het vlak van het kanaal waarbij het gezicht naar de ipsilaterale zijde wordt gebracht.
25
Q

vestibulo-oculaire & vestibulo-spinale reflexen

A

komt terecht in vestibulaire kernen terecht > gaat naar cerebellum > terug naar vestibulaire kernen > aansturen oogbewegingen of beweging van armen bij vallen.

26
Q

Vestibulo-oculaire reflexen

A

aansturen van buitenste oogspieren = door hoofd naar rechts te draaien maar ogen op zelfde plek te houden. VOR.
Rechtssom draaien > links horizontale booggang gaat vuren > vestibulocochlearis gaat vuren:
OF > interneuron gaat naar abducens van OS > meer afgifte GABA > Chloor kanalen open > remming lower motor neuron.
OF > interneuron naar abducens van OD > meer glutamaat > depolarisatie cel > meer Acetyl choline > activatie spier.

27
Q

spieren rotatie oog

A

m. obliquus bulbi dorsalis & ventralis

28
Q

spieren rotatie oog

A

m. obliquus bulbi dorsalis & ventralis

29
Q

wat gebeurt er met VOR als rotatie doorgaat?

A

vestibulo oculaire reflex (rechtsom dan VOR naar links) onderbroken door saccadische oogbeweging –> nystagmus.

30
Q

Nystagmus

A

langzame beweging = VOR reflex

snelle beweging = corrigerende beweging om oog weer centraal te krijgen.

31
Q

VOR mechanisme

A

VORs kunnen worden opgewekt vanuit de otolietorgaantjes (head-tilt; pitch and roll) en de halfcirkelvormige kanalen (yaw).
Aanhoudende stimulatie van een 1/2CK (hoekversnelling) zorgt voor samengestelde oogbewegingen in het vlak van dat kanaal = nystagmus.
De langzamen component van een (post)rotatoire nystagmus is de VOR.

32
Q

vestibulo-spinale reflexen

A

info uit evenwichtsorgaan komt in vestibulaire kernen terecht en info kan doorgestuurd worden naar ruggenmerg om doorgestuurd te worden naar ledematen

33
Q

fijne motoriek (bewuste aansturing)

A

UMN > nucleus ruber (hersenstam) > laterale witte & grijze stof (LMN) > distale spieren

34
Q

banen evenwicht, ogen, oren

A

tectum of vestibulaire kernen (UMN) > mediale witte & grijze stof (LMN) > axiale en proximale anti-zwaartekracht spieren. > gaat via mediale ventrale banen

35
Q

spinale banen sensoriek

A

liggen tussen de smalle vlindervleugels in = mediaal dorsaal.

36
Q

spinale banen fijne musculatuur (distale spieren)

A

liggen lateraal (tr. corticospinalis lateralis en tr. rubrospinalis)

37
Q

spinale banen motoriek (proximale spieren)

A

liggen mediaal ventraal (tr. vestibulospinalis)

38
Q

vestibulair spinaal reflex mechanisme

A

je staat op een helling: utriculus wordt geprikkeld door steentjes. Vestibulospinaal reflex > extensie ene been en flexie andere been. Bijv. een kat die van een balkon afvalt (alleen dan prominentere rol sacculus = verticale orientatie).

39
Q

vestibulaire nek reflex mechanisme

A

je staat op een helling en je zet je hoofd weer recht.

40
Q

nek spinaal reflex

A

je staat op een helling: utriculus wordt geprikkeld door steentjes > extensie ene been, flexie andere been EN je buigt je hoofd.