Hoorcollege 12: Pijn Flashcards

1
Q

definitie pijn

A

onplezierige emotionele ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aspecten pijn

A
  1. functioneel: preventie van verdere schade
  2. ethisch: behandeling/welzijn van dieren
  3. wetenschappelijk: kunnen dieren pijn waarnemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

emotie

A

emoties zijn heel humaan iets. Dit is bij het dier moeilijk te weerleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 componenten pijnbeleving

A
  1. nociceptie = transmissie van het signaal naar de hersenen en waarneming in cortex
  2. gedrag (of cognitieve) respons op de pijn: species-specifiek gedrag
  3. pijnperceptie = (emotionele/affectieve) waarneming van een onplezierige ervaring
    a. individuele variatie
    b. meetbaarheid (bij dieren)?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kunnen dieren pijn waarnemen?

A

Dit is nog niet wetenschappelijk onderbouwd. Het moeilijke hiervan is dat pijn een emotionele ervaring is. Emoties zijn nog niet bewezen bij dieren. Het kan ook een stressreactie zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

analogie postulaat

A

de aan- of afwezigheid van bewustzijn bij dieren weliswaar niet direct wetenschappelijk bewijsbaar is, maar dat op grond van aanwijsbare overeenkomsten tussen mensen en dieren in anatomie, fysiologie en gedrag aangenomen mag worden dat er ook overeenkomsten in subjectieve beleving moeten bestaan.
–> zoogdieren (mens en dier) lijken veel op elkaar, dus moeten pijn kunnen waarnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pijn assessment

A

Tabel met houdingen. Pijn herkenning is lastig, vaak onderschat en onvoldoende pijnbestrijding voorgeschreven bij kat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pijn pathways

A
  1. transactie door nocireceptoren (pijnprikkel in voet)
  2. transmissie door primaire afferente neuron (PAN)
  3. transmissie via dorsale hoorn en anterolaterale funiculus = projectie neuron (PRN)
  4. perceptie in UMN.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Type nociceptoren

A
  1. A(beta) = mechanoreceptor; lage drempelwaarde; pijn bij overstimulatie
  2. A(delta) = mechanisch/scherpe pijn; hoge drempelwaarde; nociceptor
  3. C = polymodaal (mech./Temp./chem.); hoge drempelwaarde; nociceptor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

snelheid nociceptoren

A
  1. A(beta) = gemyeliniseerd: snel. Pijnprikkel ook groter.
  2. A(delta) = licht gemyeliniseerd: matige snelheid
  3. C = ongemyeliniseerd: langzaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doet a-motor neuron bij pijn pathway?

A

veroorzaakt reflex, bijv. terugtrekreflex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ruggenmerg en pijn

A
  • Synapsen in dorsale hoorn
    a. interneuronen
    b. projectieneuronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mogelijkheden respons pijn

A
  1. Terugtrekreflex (geen pijnperceptie)
  2. Pijnperceptie en gedragsrespons
  3. Gate control theorie (modulatie pijn signaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

terugtrekreflex

A

prikkel > primair afferente neuron (PAN) in ruggenmerg > a-motor neuron geeft signaal naar ledemaat > terugtrekken
–> geen pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar wordt pijn waargenomen?

A

alleen grote hersenen. Komt daar terecht via projectieneuron (PRN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overdracht pijn pathway ruggenmerg

A
  1. Dorsale column = vnl. mechanosensorisch: lemniscaal

2. Antero/ventrolaterale funiculus =temperatuur en pijn: extra-lemniscaal.

17
Q

Tussenstations in hersenen

A

Anterolaterale funiculus bevat banen naar hersenkernen in volgende gebieden:

  • Peri aquaductale grijs (PAG)
  • format reticular
  • thalamus
18
Q

pijn & peri aquaductale grijs (PAG

A
  • endogene pijnstilling

- connectie met hypothalamus en amygdala (emotionele respons)

19
Q

pijn & formatio reticularis

A
  • sympatische activatie = wegrennen van hetgeen wat je pijn heeft gedaan
  • endogene pijnstilling
20
Q

pijn & thalamus

A

bewustwording (d.m.v. projectie cortex) = weten waar het pijn doet

21
Q

gate control theorie

A

A(beta)-vezels geeft tegensignaal door bijv. te wrijven over plek die zeer doet > remmen van projectieneuron.

22
Q

sensitisatie

A

verandering (verlaging) van drempelwaarde voor het voelen van pijn resulterend:
a. in een verhoogde woeligheid voor pijn na een periode van stimulatie = hyperalgesia
b. in allodynia = pijngevoel op stimuli die normaal niet pijnlijk zijn.
NB mogelijk irreversibel fenotype verandering drempwaarde nociceptor!

23
Q

Perifere sensitisatie

A

op het moment dat je weefselbeschadiging hebt > dan komen allerlei stofjes vrij (adrenaline, prostaglandinen, leukotrienen) daarnaast komt er een ontsteking > sympathisch ZS aan > soep van moleculen die pijnvezels drempelwaarde verlaagt > sneller pijn voelen.

24
Q

centrale sensitisatie

A

door perifere sensitisatie ook prikkeling projectieneuron > verlaging drempelwaarde

25
Q

probleem centrale sensitisatie

A

verlaagde drempelwaarde projectie neuron in dorsale hoorn
- dus voor alle pan die erop projecteren = breder/groter gebied gevoeliger!
NB: sensitisatie gebeurt OOK onder algehele anesthesie = dus ondanks dat dier niet bewust is van pijnprikkel op dat moment. Gevolgen voor recovery en wondgenezing, mogelijk leidend tot chronische pijn.

26
Q

nadelen (chronisch) pijn

A
  • sensitisatie = soms onomkeerbaar
  • verminderd welzijn
  • immunoligische verstoringen
  • verminderde voedsel en wateropname
  • verhoogde incidentie van automutilatie
27
Q

anesthesie en pijn

A

pre- en peroperatief pijnstilling gebruiken anders kan er onomkeerbare sensitisatie optreden.

28
Q

endogene pijnmodulatie

A
  1. segmentale modulatie (in 1 spinaal segment) = gate control in dorsale hoorn ruggenmerg
  2. descenderende modulatie = uiteindelijk effect op dorsale hoorn cellen verschillende segmenten:
    a. PAG
    b. format réticularis = NRM (nucleus raphe magnus) & NPG (nucleus paragigantocellularis)
    - -> betrokken neurotransmitters: enkephaline & adrenaline/serotonine
  3. endorfine release = hypofyse
29
Q

wat gebeurt er bij endogene pijnmodulatie?

A

Dorsale hoorncellen/projectie neuron

  1. worden direct geremd door serotonine en noradrenaline
  2. indirecte remming projectieneuron = serotonine en noradrenaline activeren inhiberende interneuronen (die enkephaline vrijgeven) die actief zijn op axonen van primair afferente neuronen.
30
Q

PAN & pijnmodulatie

A

PAN:

  • opiaat receptoren op hun axon-einde
  • enkephalins (o.a. van geactiveerde inhiberende interneuronen) bindt op de presynaptische receptoren van het PAN en verminderen de release van substance P en glutamaat
  • -> minder neurotransmitter dus analgesie.
31
Q

hypofyse & pijnmodulatie

A
  • input hypofyse = stress en pijnsignalen naar de hypofyse
  • activatie hypofyse
  • output (adenosine)hypofyse = release van endorfine (en ACTH); endorfine potenter en langer werkzaam dan enkefaline; komt in bloedbaan (endocrien); runner’s high?
32
Q

fantoom pijn

A
  • prikkeling PAN restanten door neuroma vorming

- reorganisatie somatotopische projectie cortex