Hoorcollege 11: ataxie/incoördinatie Flashcards

1
Q

doel neurologisch onderzoek

A
  1. gaat het om een neurologische probleem?

2. waar is het probleem gelokaliseerd?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ruggenmerg

A

grijze stof binnenkant: cellichamen
witte stof buitenkant: axonbanen
–> UPMN beïnvloeden de LMN door extra informatie te geven zodat reflex nauwkeuriger gebeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Motorische reflexboog

A
  • reflex is vaste, snelle, onbewuste reactie op prikkel (simpele reflexboog)
  • actie = reactie > uitrekken spierspoel (= prikkel) edit tot contractie van de spier (=reactie)
  • 1 reflexboog = springstof of springveer met 2 mogelijkheden:
    > stilstaan of eindeloos springen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2 standen reflexbogen

A
  1. ongeremd: eindeloos springen
  2. gecoördineerd afgeremd: staan
    > remsignaal komt van (onbewuste) UMN t.h.v. de hersenstam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

invleoden reflexboog

A
  • UMN’s aangestuurd door evenwicht en kleine hersenen

- bewuste UMN’s in cerebrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

UMN systeem

A

Anatomie:
- celkernen in hersene (cerebrale cortex en hersenstam) en axonen, descendenten naar de LMN om deze te moduleren

Functie:

  • gecoördineerde controle van spiertonus
  • nodig voor zinvolle beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klinische beeld probleem UMN systeem

A
  • verhoogd spiertonus
  • hyperreflexia
  • spastische paralyse = soort kramp
  • langzame ontwikkeling van ernstige spieratrofie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

LMN systeem

A

Anatomie:
- celkernen in ruggenmerg en hersenstam die effectoren skeletsier innerveren

Functie:
- innervatie spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

klinische beeld probleem LMN systeem

A
  • spierzwakte, spiertonusverlaging
  • parese/paralyse
  • verminderde spinale reflexen
  • snelle atrofie spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ataxie

A

incoördinatie van romp en ledematen als gevolg van het ontbreken van coördinerende informatie (aanvoerend e/o afvoerend).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Herkenning ataxie tijdens monsteren

A

Cave! : ataxie, parese of cachexia?

  • op meer dan 2 en wisselende sporen lopen
  • onregelmatig onregelmatige gang in lengte en hoogte
  • struikelen/overkoot gaan
  • afwijkende overgangen (m.n. abrupt halt houden)
  • uitzwaaien buitenbeen op volte
  • “gaan zitten” bij achteruitzetten
  • hypermetrie/hypometrie/dysmetrie
  • truncal sway = te veel heen en weer bewegen lichaam
  • invloed blinddoeken (optische correctie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kreupelheid

A

onregelmatige regelmatigheid = iedere pas is onregelmatig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dysmetrie

A

hyper- en hypometrie door elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hypometrie

A

achterbenen. Minder beweging/optillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verlies proprioceptie

A
  • niet meer bewust van positie in ruimte van benen en lichaam
  • onafhankelijk van zicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

klinische beeld verlies proprioceptie

A
  • afwijkende stand in rust
  • afwijkende plaatsing voeten
  • schommelende beweging romp (als een schip)
17
Q

houdingsreactie (correctie reflexen)

A

Bewustzijn van positie lichaam in ruimte:

  • vereist aansturing beweging door UMN systeem > centrale communicatie en regulatie
  • -> het echte werk wordt verricht door LMN systeem
18
Q

3 vormen ataxie

A
  1. cerebellair
  2. vestibulair
  3. spinaal
19
Q

bepaling ataxievorm

A
Beslisboom met meestal 2 vragen: 
1. (intentie)tremor > ja: cerebellair
      > nee
2. scheve hoofdhouding > ja: vestibulair
      > nee
3. spinaal
20
Q

vestibulaire ataxie

A
  • Perifeer
    a. aantasting labyrint e/o N. VIII
  • Centraal
    a. aantasting kernen in verlengde merg
    b. bewustzijn vaak aangetast via formatie reticualri
    c. vaak ook uitval andere kernen
    NB richting nystagmus
21
Q

principe vestibulaire sturing

A
  • een intact labyrint zorgt ervoor dat je rechtop kunt blijven staan op het been aan dezelfde kant
  • een intact labyrint zorgt ervoor dat je oogbol de horizon vasthoudt
  • links en rechts houden elkaar “in evenwicht”
22
Q

probleem vestibulaire sturing

A
  • strekkers van hals en ledematen aan dezelfde (aangetaste) kant worden slapper
  • scheef hoofd met oor omlaag naar aangetaste kant
  • doorzakken door benen aan aangetaste kant en rondjes lopen naar aangetaste kant.
23
Q

opdeling rug paard

A
  • cervicaal C1-C5
  • cervicothoracaal C6-T2
  • thorcolumbaal T3-L3
  • lumbosacraal L4-S2
  • sacrococcygeaal S3-Cd5
24
Q

cervicale laesie

A
  • soms eenzijdige (ipsilaterale klachten)
  • ataxie voor en achter
  • hypermetrie & -reflexie voor en achter
  • achter 1-2 graden erger dan voor
  • ernstige laesie:
    a. hemi- of tetraparalyse
    b. hoofdallen op te tillen als laesie onder ligt
  • complete laesie craniaal van C6 = dood.
25
cervicothoracale laesie
* tetraparese of -paralyse * ataxie voor en achter * hypotonie en -reflexie voor * hypermetrie en -reflexie achter soms Horner syndroom door uitval N. Sympaticus, perifeer vanaf T1-T3: - ptosis, enophthalmus, miosis, - paard: locaal zweten - rund: opdrogen helft van neusspiegel
26
thorocalumbale laesie
* Alleen achter ataxie * parese, soms paralyse achter * hypermetrie en -reflexie achter Schiff-Sherrington fenomeen: achterbenen slap, voorbenen verkrampt (hondenzit) - duidelijk bij jonge dieren, voorbijgaand bij volwassen dieren
27
lumbosacrale laesie
* alleen achter ataxie * parese, soms paralyse achter * hypotonie en -reflexie achter bij laesie L3-L6: - Incontinentie door blaasverlammming m.a.g. urineus eczeem
28
Sacrococcygeale laesie
• Géén ataxie(!) Cauda equina syndroom : - blaas-sphincterverlamming: overloop blaas & urineus eczeem - rectumverlamming (volproppen) - staart-tonus verminderd - mannelijke dieren schachten uit - hyposensibele perineale zone met hyper- sensibele zoom
29
oorzaken ataxie
* Traumatisch insult * Compressie * Infecties * Intoxicatie / metabole oorzaken * Overige oorzaken
30
traumatisch insult
* Acuut ernstig druk op zenuwbanen of fysieke beschadiging door bloeding / haematoom of oedeem * Als gevolg van kneuzing, fractuur, dislocatie/ subluxatie, etc.
31
compressie
* Cervicale instabiliteit * Cervicale stenotische myelopathie * Arthrose facetgewrichten * Osteochondrosis dissecans met als gevolg gewrichtsdeformaties / malformatie * Bacteriële infecties gepaard gaande met (hersen)abcessen zoals droes / rhodococcose * Tumoren
32
infecties
Kunnen gepaard gaan met koorts (maar niet altijd...) • Parasitair (Paard: Str. vulgaris met als gevolg ook bloeding en evt. oedeem) • Protozoair (Sarcocystes neurona = EPM, niet in NL) • Bacterieel (Strep, Staph, Actinobacillus, Salmonella, e.a) • Viraal (Equine Herpes (EHV), West Nile virus) • Prionen (BSE (rund), scrapie (schaap), Creutzfeldt- Jakob Disease (mens))
33
toxisch/metabool
* Lolitrem (schimmelingras/hooi) * Hepato-encephalopathie (=NH3 intoxicatie) * Deficiënties (hypovitaminose B1) * Paardenstaart (equisetum)
34
diversen oorzaken ataxie
``` • Congenitaal (cerebellaire abiotrophie) • Degeneratieve processen (Equine Degenerative Myelopathie) • Onstekingsprocessen (geen infectie, b.v. (poly)Neuritis Equi) ```
35
"valse" ataxie
* Parese door bv cachexie, hypoglycaemie | * Slecht uit kunnen voeren van beweging door orthopedische afwijkingen, incl. spierproblemen
36
prognose ataxie
* Sterk afhankelijk van oorzaak en ernst van het beeld!! * Afhankelijk van reactie op therapie en management * Genezing vergt veel tijd * Genezing lang niet altijd volledig