Hoorcollege 11 - Vermoeidheid Flashcards

1
Q

Slaapdeprivatie

A

Wanneer je verhinderd wordt in het dagelijks functioneren voor meerdere dagen door slaperigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Effecten slaapdeprivatie

A
  • Morbiditeit
  • Verminderde kwaliteit van leven
  • Verminderde school- en werkprestaties
  • Kosten voor gezondheidszorg
  • Stemmingsproblemen
  • Fysieke morbiditeit (zwaarlijvigheid, auto-ongelukken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vermoeidheid als symptoom

A

Moe omdat je griep hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vermoeidheid als diagnostisch kenmerk

A

Uitgeput door hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vermoeidheid als risicofactor

A

Als je heel vermoeid bent heb je groter risico op hart en vaat ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vermoeidheid als prestatiemaatstaf

A

Meten hoe vermoeid mensen zijn op werk en dit vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vragenlijsten voor Vermoeidheid

A
  • Multidimensional fatigue inventory (MFI)
  • Fatigue assessment scale (FAS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bijdragende factoren aan vermoeidheid

A
  • Functionele ziekte ernst
  • Cognitieve stoornis (hersenschudding)
  • Medische comorbiditeiten & behandelingen (chemo maakt iemand moe)
  • Slaapproblemen en apneu
  • Chronische en oncontroleerbare psychologische nood
  • Depressie
  • Ongezonde levensstijl
  • Ontstekingsprocessen (als immuunsysteem aan het werk is, word je moe)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

MFI

A

Korte vragenlijst, meet verschillende domeinen van vermoeidheid.
- Algemene vermoeidheid
- Geestelijke vermoeidheid
- Lichamelijke vermoeidheid
- Verminderde activiteit
- Verminderde motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fysiologische factoren voor vermoeidheid bij nier dialyse

A
  • Anemia
  • Ondervoeding
  • Uremia
  • Hyperparathyroidism
  • Medicatie
  • Fysieke inactiviteit
  • Comorbiditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dialyse gerelateerde factoren vermoeidheid

A
  • Postdialyse vermoeidheid
  • Dialyse adequaatheid
  • Manier van dialyse
  • Frequentie van dialyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociodemografische factoren voor vermoeidheid bij dialyse behandeling

A
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Ras
  • Beroepsstatus
  • Huwstatus
  • Opleiding
  • Sociale steun
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Psychologische/ gedragsmatige factoren voor vermoeidheid bij nier dialyse

A
  • Angst
  • Stress
  • Depressie
  • Slaapstoornissen
  • Middelengebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorspellers van overlijden of het krijgen van een nieuwe MI na dotterbehandeling bij mensen met coronaire hartziekten.

A

Vermoeidheid en hopeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sporten en MS

A

Wanneer MS patiënten regelmatig sporten voelen ze zich minder vermoeid op fysiek, psychosociaal en algemeen vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Factoren die vermoeidheid in stand houden

A
  • Klachten toeschrijven aan fysieke oorzaken, niet aan psychologisch
  • Weerstand tegen psychologische diagnose
  • Specifieke ideeën over vermoeidheid, resulteert in vermijden beweging en sociale contacten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandeling vermoeidheid

A
  • Patiënt en klachten serieus nemen
  • Uitleggen dat er een interactie tussen fysieke en psychologische factoren is
  • Patiënt leren anders met klachten om te gaan
  • Geleidelijke opbouw van het fysieke trainingsprogramma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Chronische vermoeidheidssyndroom (CVS)/ myalgic encefalomyelitis (ME)

A

Medisch onverklaarde vermoeidheid van ten minste 6 maanden, die nieuw is, niet het gevolg is van voortdurende inspanning, niet aanzienlijk wordt verlicht door rust en een anzienlijke verlaging teweegbrengt van eerdere activiteitsniveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Symptomen CVS/ME

A

4 of meer voor diagnose
- Subjectieve geheugenstoornis
- Concentratie problemen
- Pijnlijke lymfeklieren
- Spierpijn
- Gewrichtspijn
- Keelpijn
- Hoofdpijn
- Onrustige slaap
- Malaise (= ziek voelen) na inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verschillende behandelingen voor CVS/ME

A
  • CBT –> om leren gaan met vermoeidheid
  • Graded exercise therapy –> uithoudingsvermogen verhogen
  • Medicatie tegen pijn, misselijkheid en slaapproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Slaap-waakstoornissen

A

Problemen om in slaap te vallen of te blijven. Er zijn 10 verschillende types.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gemeenschappelijke kenmerken slaap-waakstoornissen

A
  • Problemen met kwaliteit, timing en/of duur
  • Belangrijkste kenmerken: onrust en beperking overdag
  • Gaat vaak gepaard met depressie, angst, cognitieve problemen
  • Risicofactor voor latere psychische en lichamelijke aandoenignen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Slapeloosheidsstoornis/ primaire slapeloosheid symptomen

A
  • Slaperig overdag
  • Frustratie over moeilijkheden om in slaap te vallen en/ of te blijven
  • Moeilijkheden bij het dagelijks functioneren
  • Verhoogde prikkelbaarheid
23
Q

Comorbiditeit slapeloosheidsstoornis/ primaire slapeloosheid

A
  • (Chronische) pijn
  • Hartfalen
  • COPD
  • Recente stressfactoren
  • Psychopathologie
24
Risicofactoren slapeloosheidsstoornis/ primaire slapeloosheid
- Genetisch - Slechte controle over slaapprikkels (geluiden in de omgeving) - Hyper-arousal (meer actief voor het slapen) - Slechte affectregulatie (moeite met reguleren van emoties) - Gedrag overdag dat slaap verstoort (cafeïne drinken)
25
Gebieden die actief zijn bij insomnia
- Arousal en emotie regulatie systemen - Prefrontale cortex - Hippocampus - Amygdala
26
DSM 5 slapeloosheidsstoornis/ primaire slapeloosheid
A. Klachten of ontevredenheid over kwaliteit of kwantiteit slaap B. Slaapstoornis veroorzaak aanziennlijke onrust/beperking in het functioneren C. Problemen komen minstens 3 keer per week voor D. Problemen zijn minstens 3 maanden aanwezig E. Problemen doen zich voor ondanks ruime gelegenheid om te slapen F. Uitsluiten van andere slaapstoornissen, fysieke stoornissen, medicatie, drugs en mentale stoornissen
27
Waakzaamheid test
Objectieve beoordeling slapeloosheid. Beoordeelt het vermogen om niet in slaap te vallen. Proberen wakker te blijven in een stimulus arme omgeving.
28
Multiple sleep latency test
Objectieve beoordeling slapeloosheid. Aanwezig in schemerige ruimte om in slaap te vallen. Kijken hoeveel tijd patiënt nodig heeft om in slaap te vallen.
29
Observaties
Objectieve beoordeling slapeloosheid. Kijken naar slaap via partner of video
30
Polysomnografie
Objectieve beoordeling slapeloosheid. Uitgebreide registratie van biofysiologische veranderingen tijdens je slaap. Gebruikt om medische oorzaak van insomnia uit te sluiten
31
Actigraph
Objectieve beoordeling slapeloosheid. Monitoringssysteem via een soort horloge dat 24 uurs info over slaap/ waakgedrag, circadiaanse ritmes en fysieke activiteit overdag meet. Het is een thuismeting.
32
Subjectieve maatregelen voor beoordeling van slapeloosheid
Veel voordeliger, goede validiteit en betrouwbaarheid. Ook maakt het epidemiologische onderzoeken mogelijk omdat het op grote schaal gebruikt kan worden.
33
Slaapdagboeken
beoordeling van je slaap gedurende een week. - Tijd in bed - Tijd waarop je in slaap gevallen bent - Totale slaaptijd - Wake after sleep onset - Slaapefficiëntie - Aantal keren wakker worden - Terminal wakefulness (of je voor je gevoel te vroeg wakker wordt) - Subjectief gevoel van uitgerustheid - Soms: Dutjes, alcohol, cafeïne, beweging
34
Epworth sleepiness scale
Meet slaperigheid overdag, beoordelen hoe waarschijnlijk het is dat ze overdag in slaap vallen tijdens activiteiten
35
Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI)
Totaalbeeld van iemands slaapkwaliteit. Nuttig voor screening en behandelmonitoring en wordt veel gebruikt in onderzoek, maar kan niet gebruikt worden voor het stellen van een diagnose.
36
Insomnia Severity Index (ISI)
Beoordeelt de ernst van sympotmen, zeer kort screeningsinstrument dat slapeloosheid evalueert.
37
Psycho-educatie als interventie voor slapeloosheid
- Vermijden van cafeïne en alcohol voor het slapen gaan - Niet te veel drinken/eten voor bed - Regelmatig sporten, maar niet voor het slapen - Vermijden van schermen in bed
38
Stimulus controle als interventie voor slapeloosheid
- Slaapkamer alleen om te slapen - Slaapkamer verlaten als je 15 min wakker bent - Stel regelmatige wektijden in - Ga alleen naar bed als je slaperig bent - Geen dutjes overdag
39
Slaapbeperking als interventie voor slapeloosheid
Verminderen van te lange bedtijden en verhoging van slaapefficiëntie. Stap 1: Slaapdagboek Stap 2: Slaap- en wektijden vaststellen en voorgeschreven tijd in bed bepalen Stap 3: Als je goede slaapefficiëntie hebt gecreeërd, verhoog elke week de tijd in bed
40
Ontspanningsoefeningn als interventie voor slapeloosheid
Veel verschillende manieren
41
Cognitieve therapie technieken als interventie voor slapeloosheid
Uitdagen en veranderen van cognities over slaap. Afnemen van zorgen over slapeloosheid.
42
Operante conditioneringsprincipes als interventie voor slapeloosheid
Vooral voor kinderen, ouders trainen hun kinderen met consistent bedtijdschema en -routine
43
Melatonine
Helpt in slaap vallen maar niet in slaap te blijven.
44
Farmacologische behandelingen als interventie voor slapeloosheid
Benzodiazepines, antidepressiva, non-benzodiazepinen
45
Obstructieve slaapapneu (OSA)
Frequente episodes van obstructie van de bovenste luchtwegen door ontspanning van de luchtwegen wat resulteert in korte onderbreking van demhalen en ontwaken uit de slaap.
46
Risicofactoren slaapapneu
- Obesitats (bij volwassenen) - Vergrote amandelen of poliepen (bij kinderen)
47
Secundaire symptomen OSA
Omdat mensen vaak niet door hebben dat ze OSA hebben omdat ze snel weer in slaap vallen hebben ze vooral last van secundaire symptomen: - Slecht uitgerust - Stemmingswisselingen - Verminderde aandacht-, gedrags-, en cognitieve problemen
48
Behandeling OSA
- Gewichtsvermindering bij obesitas - Operatie om amandelen en poliepen te verwijderen - CPAP
49
Continue positieve luchtwegdruk (CPAP)
Een masker wat ervoor zorgt dat de luchtdruk hoger is en de luchtpijp open blijft. Het is effectief maar veel volwassenen willen het niet gebruiken.
50
Mogelijke belemmeringen voor CPAP:
- Bijwerkingen (niezen, huidirritatie, congestie) - Dagelijks gedoe (gewoon vergeten) - Apparaat kenmerken (geluid) - Gebruik buitenshuis - Psychosociale factoren (ontkenning, zich schamen) - Onderwijs (gebrek aan begrip noodzaak)
51
Telehealth voor verbeteren adherentie
CPAP-volgsystemen maken dagelijks toezicht op het gebruik mogelijk, waardoor de zorgverlener snel kan ingrijpen als het nachtelijk CPAP-gebruik onder de drempelwaarden zakt.
52
Educatieve interventies voor verbeteren adherente
Schriftelijke informatie verbetert de therapietrouw. Extra video's, verpleegkundige ondersteuning, klinische afspraken verbeteren de therapietrouw niet
53
Cognitieve gedragsinterventie voor verbeteren adherentie
Gedragsinterventies, in aanvulling op onderwijs, zijn een veelbelovende aanpas om de therapietrouw te verbeteren.
54
Zelfeffectiviteit voor verbeteren adherentie
- Risicoperceptie - Resultaatverwachting - Zelfeffectiviteit van behandeling
55
Model of change
1. Pre-contemplatie --> geen behoefte aan gedrag verandering 2. Contemplatie --> je merkt problemen maar niet bereid te veranderen 3. Voorbereiding --> voorbereiden om eventueel ondernemen van actie 4. Actie --> interventie werkt goed wanneer met WIL veranderen (moment om interventie aan te bieden) 5. Onderhoud --> gedrag volhouden 6. Terugval --> beëindigen van nieuwe gedrag en terugvallen in oude patronen en gedrag