Hoofdstuk 8. De fysieke ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd. Flashcards

1
Q

Myeline

A

Een vettige substantie die de neuronen beschermt en de overdracht van zenuwsignalen versnelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lateralisatie

A

Het proces waarbij bepaalde functies hun plek eerder in de ene hersenhelft dan in de andere hersenhelft vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Corpus Callosum

A

Een bundel zenuwvezels die de twee hersenhelften met elkaar verbindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Perceptuele schematisering

A

Het vermogen om tegelijkertijd het geheel en de afzonderlijke delen te onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Veranderingsblindheid

A

Het verschijnsel dat veranderingen in het gezichtsveld makkelijk over het hoofd worden gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Elimination communication

A

Een vorm van zindelijkheidstraining waarbij baby’s helemaal geen luiers dragen en verzorgers al vanaf geboorte op basis van timing, signalen van de baby en intuïtie op tijd zorgen dat de baby op een geschikte plek haar behoefte kan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Krabbelstadium

A

Eerste fase van tekenen waarbij het eindproduct bestaat uit ogenschijnlijk willekeurige strepen op papier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vormstadium

A

Tweede fase van tekenen ronde de leeftijd van drie jaar, dat zich kenmerkt door het verschijnen van vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontwerpstadium

A

Derde fase van tekenen waarbij het vermogen ontwikkelt wordt om meer dan één eenvoudige vorm te combineren tot een complexere vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Picturale stadium

A

Vierde en laatste fase van tekenen waarbij kinderen vanaf hun vierde/vijfde levensjaar herkenbare objecten uit de echte wereld gaan tekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pavor Nocturnus

A

Een slaapstoornis die leidt toe en versnelde ademhaling en hartslag, en waarbij een kind in een intense paniektoestand wakker wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voedselneofobie

A

De angst voor en vermijding van voedingsmiddelen die nieuw voor de persoon zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kindermishandeling

A

Lichamelijke of psychische mishandeling, seksueel misbruik of verwaarlozing van kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verwaarlozing

A

Een vorm van kindermishandeling waarbij ouders niet voldoen aan de lichamelijke of emotionele basisbehoeften van hun kind, resulterend in (risico op) schade bij het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intergenerationele overdracht van huiselijk geweld

A

Het fenomeen dat mensen die als kind zijn mishandeld, een grotere kans hebben hun eigen kinderen fysiek te mishandelen en te verwaarlozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Veerkracht

A

Het vermogen om omstandigheden die kunnen leiden tot psychische of fysieke schade te boven te komen.