Hoofdstuk 5. De fysieke ontwikkeling in de babytijd. Flashcards
Cefalocaudaal principe
Het principe dat groei een patroon volgt dat begint met het hoofd en de bovenste lichaamsdelen en zich vervolgens uitstrekt naar de rest van het lichaam
Proximodistaal principe
Het principe dat de ontwikkeling zich vanuit het centrum van ons lichaam naar buiten toe voltrekt.
Principe van hiërarchische integratie
Het principe dat eenvoudige vaardigheden zich doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar ontwikkelen, en later geïntegreerd worden in complexere vaardigheden.
Principe van de onafhankelijkheid van systemen
Het principe dat verschillende lichaamssystemen een verschillend groeitempo kennen.
Neuron
De basiscel van het zenuwstelsel.
Neurotransmitter
Stof die het mogelijk maakt dat neuronen met elkaar communiceren
Synaps
De kleine ruimte tussen neuronen.
Myeline
Een vettige substantie die de neuronen beschermt en de overdracht van zenuwsignalen versnelt.
Hersenschors
De bovenste laag van de hersenen.
Plasticiteit
De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar is.
Gevoelige periode
Een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen extra gevoelig zijn voor omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het leren van specifieke vaardigheden.
Ritmen
Zich herhalende, cyclische gedragspatronen.
Gedragstoestand
De mate van bewustzijn van interne en externe stimulatie.
Rapid Eye Movement-slaap (REM)
De periode tijdens de slaap van oudere kinderen en volwassenen die geassocieerd wordt met dromen.
Wiegendood of Sudden Infant Death Syndrome (SIDS)
De onverklaarbare dood van een ogenschijnlijk gezonde baby voor de leeftijd van één jaar.
Reflex
Niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de aanwezigheid van een bepaalde stimuli.
Dynamische systeemtheorie
Theorie die de ontwikkeling van een kind ziet als een dynamisch systeem. Alles ontwikkelt zich tegelijk en hangt nauw samen met ervaringen die het kind opdoet (Esther Thelen).
Normen
Het gemiddelde functioneren van een grote steekproef van kinderen van een bepaalde leeftijd.
Bayley Scales of Infant Development (BSID-III-NL)
Instrument om de ontwikkeling van kinderen vanaf 16 dagen tot en met 42 maanden en 15 dagen in kaart te brengen.
Oligosachariden
Complexe koolhydraten, aanwezig in het moedermelk, die het doel lijkt te hebben om belangrijke darm bacteriën te bevorderen.
Marasme
Een door ondervoeding veroorzaakte ziekte waarbij kinderen stoppen met groeien.
Kwashiorkor
Een door ondervoeding veroorzaakte ziekte waarbij de maag, de ledematen en het gezicht van een kind water vasthouden en opzwellen.
Failure-to-thrive-syndroom
Een stroornis waarbij kinderen stoppen met groeien door een gebrek aan stimulatie en aandacht van hun ouders.
Obesitas
Een chronische ziekte door te veel vetophoping in het lichaam waarbij iemand een BMO heeft van 30 of meer.
Sensatie
De eerste gewaarwording van een stimulus opgevangen door de zintuigen.
Perceptie
Het proces van betekenisgeving of interpretatie van zintuiglijke informatie door de hersenen.
Multimodale benadering van perceptie
Benadering waarbij bekeken wordt hoe informatie die verschillende individuele zintuigen opvangen, worden geïntegreerd en gecoördineerd.
Affordances
De actiemogelijkheden die een bepaalde situatie of stimulus verschaft. (b.v. een poppetje heeft verschillende affordances, je kan er in knijpen, vastpakken enz).
Ectoderm
Vormt later de huid en het zenuwstelsel
Mesoderm
Vormt later het bloed, skelet en spieren.
Endoderm
Vormt later het spijsverteringsstelsel en de organen.
Neurulatie
Het proces van het vouwen van de neurale plaat tot de neurale buis. Dit is de ontwikkeling van de hersenen en het ruggenmerg.
Craniale deel van de neurale buis
bovenste gedeelte van de neurale buis. Dit vormt zich later tot het brein.
Caudale deel van de neurale buis
Het onderste deel van de neurale buis. Dit vormt later het ruggenmerg.
Spina bifida
Het open ruggetje. Een aandoening die ontstaat wanneer de neurale buis aan de onderzijde, het caudale deel, niet goed sluit. Afhankelijk van de ernst en locatie kunnen er verschillende verstoringen opstreden. Ernstige vorm: verlamminsverschijnselen.
Anencefalie
Stoornis veroorzaakt door het niet goed sluiten van de bovenste gedeelte van de neurale buis, het craniale deel.
De hoofdhuid, schedeldak en hersenvlies kan zich niet goed ontwikkelen. Baby’s zijn meestal blind, reflexen zijn vaak niet (goed) aanwezig. Meestal sterven baby’s bij geboorte of enkele uren of dagen daarna.
Prosencefalon
Voorbrein
Mesencefalon
Middenbrein
Rhombencefalon (kleine hersenen)
Achterbrein
Ventrikel
Primaire hersenkamer
Hydrocefalie
Een waterhoofd. Een aandoening die ontstaat wanneer het hersenvocht niet goed afvloeit waardoor er teveel cerebrospinale vloeistof aanwezig is in de hersenen. De druk die hierdoor ontstaat kan leiden tot aantasting van hersenfuncties met in ernstige geval de dood tot gevolg.
Proliferatie
De geboorte van corticale neuronen die opgeslagen lagen in de neurale buis.
Corticogenese
Het proces van cortexvorming.
Gyri
Hersenwindingen
Sulci
Hersengroeven.
Lissencefalie
Een zeer zeldzame aandoening waarbij de cortex niet vouwt. Het heeft een zware verstandelijke beperking tot gevolg. Kinderen sterven vaak enkele maanden na geboorte.
Synaptogenese
Het aanbrengen van miljarden nieuwe verbindingen tussen neuronen.
Apoptose
Het proces waarbij het zenuwstelsel steeds efficiënter wordt. Dit gebeurd met behulp van pruning, het snoeien van synapsen: ongebruikte neuronen worden geëlimineerd en sterven af.
Frontalisatie
De ontwikkeling van de hersenschors verloopt van achter naar voren.
Frontaalkwab
verantwoordelijk voor het bewustzijn, aansturen van beweging spraak en gedrag, impulsbeheersing, emotieregulatie, plannen en (werk)geheugen.
Paritaalkwab
Verantwoordelijk voor het verwerken en integreren van zintuiglijke informatie, ruimtelijk denken, visuele aandacht, organiseren van bewegingen.
Temporaalkwab
Verantwoordelijk voor het gehoor, visuele herkenning, verbaal geheugen en taal.
Occipitaalkwab
Verantwoordelijk voor het verwerken van visuele informatie.
Use-dependent-stimulation
De behoefte van het brein om adequate stimulatie te ontvangen voor optimale ontwikkeling.