Hoofdstuk 7: Wisselmarkten Flashcards

1
Q

Leg uit: wat bedoelen we met concertibel?

A

De vrije inwisselbaarheid van munten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit: appretiatie en depreciatie.

A

Appreciatie houdt in dat een valuta in waarde stijgt ten opzichte van de andere munteenheid binnen het valutapaar. Depreciatie is dan natuurlijk het omgekeerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is arbritage?

A

Geld verdienen door te speculeren op de WK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit hoe de wisselmarkt werkt bij onze transacties met het buitenland.

A

Import: je koopt USD die je daar uitgeeft.
Export: je ontvangt USD die je hier terug omwisselt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit hoe de bank gebruikt maakt van vreemde valuta in verband met hun activa en hun passiva.

A

Koopt buitenlandse deviezen aan bi het publiek/banken
–> activa: meer buitenlandse deviezen
–> passiva: meer geld bij CP en R
Andersom
–> activa: minder buitenlande deviezen in voorraad
–> passiva: € worden vernietigd, dus komen ook niet terug bij CP of R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit welke vragers en aanbieders er zijn voor USD ivm Europa.

A
Vragers:
- eu importeurs
- personen die US aandelen/obligaties kopen (kapitaal export)
- ondernemingen die investeren in US
Aanbieders:
- eu exporteurs
- US'ers die EU-aandelen/obligaties kopen
- US ondernemingen die investeren in EU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 soorten factoren kunnen een invloed hebben op de WK?

A
Politiek/sociale aard
bv. Trump start handelsoorlog, besparingen, ...
Fysieke aard
bv. natuurrampen
Economische aard
- i in binnen- en buitenland
 - verwachtingen en speculatie
- prijsniveau in binnen- en buitenland
- economische activiteiten in binnen-  en buitenland
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg deze 4 economishe factoren uit.

A

i IN BINNNEN EN BUITENLAND
$: brengt meer op, dus v naar $ zal stijgen. WK zal stijgen. (1.1–>1.2) tov €
€: US’ers zullen minder beleggen in EU. V naar € daalt, dus WK€ zal dalen (0.9–>0.8)
i zal dus een stijgend of dalen effect hebben op de WK.
SPECULATIE
“$ zal dalen” dus A stijgt en V daal–> $ daalt
PRIJSNIVEAU
= inflatie
–> EU-export goedkoper voor US’ers, A van $ in EU stijgt
–> import uit US wordt duurder, dus V naar $ daalt
==> USD deprecieert
ECONOMISCHE ACTIVITEIT
Economische activiteit in US stijgt, dus ze krijgen meer koopkracht, dus ze gaan meer consumeren.
–> ze importeren meer uit EU, waardoor A van $ in EU stijgt –> WK$ daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit: een vaste WK en een vlottende WK.

A

Vast = monetaire overheid legt officiële koers vast. Het laat het over aan de markt maar grijpt steeds in om het stabiel te houden (=pariteit)
bv. China en VS
bv. Denemarken
Vlottend = volledig overgelaten aan de markt. Verschillen op de HB zullen zich altijd herstellen:
bv. overschot op HB –> aanbod $ stijgt –> WK$ daalt –> E daalt en Z stijgt –> WK$ stijgt –> overschot op HB verdewijnt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly