Hoofdstuk 2: de nationale rekeningen Flashcards
NBP=
BBP - Afschrijvingen (=waardevermindering van kapitaalstock)
Leg het verschil uit tussen finale goederen en intermediaire goederen aan de hand van een voorbeeld.
Finale goederen zijn volledig afgewerkt (belgede broodje) en intermediaire goederen zijn goederen die gebruikt worden om het finale goed te maken (tomaat, ei, …)
Hoe kan je de dubbeltelling van finale en intermediaire goederen vermeiden?
Enkel toegevoegde waarde optellen
Enkel finale goederen optellen, met 2 aanpassingen:
1. Invoer aftrekken
2. Uitvoer bijtellen
Welke 3 benaderingen zijn er voor het BBP te berekenen, en waarom zullen deze allemaal op hetzelfde neerkomen?
- Productiebenadering
- Inkomensbenadering
- Bestedingsbenadering
Poduceren (productiebenadering) = toegevoegde waarde creëren=inkomen creëren (inkomensbenadering)=consumptie mogelijk maken(bestedingsbenadering)
Leg uit: welke 3 economische agenten geven waarde aan de productiebenadering van het BBP en hoe.
- Ondernemingen
=jaarlijkse output (=omzet-/+voorraadwijziging) - kosten grondstoffen, … - Overheid
Probleem: publieke goederen worden niet verkocht, dus hebben ze geen waarde? –> kijken naar de lonen (zonder bruot-exploitatieoverschot) (inkomensbenadering) - Gezinnen
Diensten: bv kind opvoeden is buiten rekening gehouden van BBP omdat het zeer moeilijk te waarderen is. (=welvaart die niet in het bbp zit, hier faalt het bbp)
Toegerekende huur: wel in het bbp, maar een welvaart waar men een huur heeft > welvaart waar men een huis huurt.
–> “huur” betalen voor je eigen huis = cadastraal inkomen.
Geef de evolutie van Landbouw, diensten en industrie weer als aandeel van het bbp van België.
Landbouw (primaire sector): zeer weinig (1%)
Industrie (secundaire sector): gedaald van 43% naar 25% –> desindustrialisering
Diensten (tertiare sector) : gestegen tot nu 76% –> tertialisering
Geef de evolutie van de tewerkstelling in België weer, verdeel over de 3 sectoren.
Landbouw: veel naar weinig
Industrie: weinig naar veel naar weinig
Dienstien: weinig naar veel
Leg uit: de wet van Baumol ivm de stijging en daling van productiviteit.
In industrie kan productiviteit makkelijk stijgen, maar omdat diensten heel arbeidintensief zijn is het moeilijker om deze productiviteit te laten stijgen. Als het BBP enkel diensten zijn, is het moeilijker om de TW te laten stijgen. Als gevolg zullen overheidsdiensten een steeds groter deel uitmaken van het totale BBP, waardoor de economische groei zal afzwakken.
Geef de verdeling diensten/industrie/landbouw weer voor China, VS, India en Afrika
China: 50% diensten, 40% industrie
VS : 20% industrie, 78% diensten
India : 52% industrie (telecom, incullen amerikaanse belastingen, bekijken van X-ray foto’s door dokters, …
Afrika: vooral afhankelijk van landbouw
Inkomensbenadering is de som van …
Uitgekeerde factorvergoedingen
Inkomensbenadering: leg uit: tegen marktprijzen en tegen factorkosten
Marktprijzen: bevat indirecte belastingen (btw, acsijnzen, … +/-10% van het BBP)
bijgevolg wel mogelijk dat niet alle BBP wordt uitgekeerd.
Factorkosten: kosten van productiefactoren (Arbeid/kapitaal)
= na aftrek indirecte belastingen
BBPink=Yarb+Yven+Tind
Yven=bruto (incl. afschrijvingen) exploitatieoverschot + gemengd inkomen (Y van zelfstandigen en personenvennootschappen, omdat het niet duidelijk is of dit uit arbeid of kapitaal komt.)
Bespreek de evolutie van het loonaandeel ivm België, internationaal en de crisis van 2008.
Belgie: ‘60 42%, nu 52%
Int: Dalen vanaf 1980, mogelijke oorzaak: globalisering
2008: vooral mensen met spaarcenten verloren –> loonaandeel stijg.
Bestedingsbenadering: BBP = som van …
Finale goederen
Op welke 3 manieren kunnen we de finale goederen onderscheiden, en leg uit.
Consumptiegoederen of Investeringen (I)
Consumptiegoederen = C + G
C: incl duurzame consumptie (bv auto,…)
G: overheid is consument van haar eigen output (bv leerkrachten, politie, …)
Investeringsgoederen
–> Bedrijven: machines en gebouwen
–> Gezinnen: woning
–> Overheid, gebouwen, bruggen, wegen, …
Vaste kapitaalvorming en voorraadvorming
Vaste kapitaalvorming = aanschaf van duurzame productiemiddelen –> zowel vervangings- als uitbreidingsinvestering (99%)
Voorraadvorming: productie > verkoop –> voorraad stijgt: “investering in de stock”. (productiebenadering bevat ook TW van niet-verkochte geproduceerde goederen en diensten = voorraadwijziging)
Bruto en Netto
Brutto-investeringen=uitbreidings- + vervanings-
Netto-I=uitbreidings-
Verband: Inet=Ibrut-dep(depratiatie)
Wat is binnenlandse absorbtie en geef de formule
= binnenlandse vraag
= C+G+I