Hoofdstuk 2: de nationale rekeningen Flashcards

1
Q

NBP=

A

BBP - Afschrijvingen (=waardevermindering van kapitaalstock)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg het verschil uit tussen finale goederen en intermediaire goederen aan de hand van een voorbeeld.

A

Finale goederen zijn volledig afgewerkt (belgede broodje) en intermediaire goederen zijn goederen die gebruikt worden om het finale goed te maken (tomaat, ei, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan je de dubbeltelling van finale en intermediaire goederen vermeiden?

A

Enkel toegevoegde waarde optellen
Enkel finale goederen optellen, met 2 aanpassingen:
1. Invoer aftrekken
2. Uitvoer bijtellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 3 benaderingen zijn er voor het BBP te berekenen, en waarom zullen deze allemaal op hetzelfde neerkomen?

A
  1. Productiebenadering
  2. Inkomensbenadering
  3. Bestedingsbenadering
    Poduceren (productiebenadering) = toegevoegde waarde creëren=inkomen creëren (inkomensbenadering)=consumptie mogelijk maken(bestedingsbenadering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit: welke 3 economische agenten geven waarde aan de productiebenadering van het BBP en hoe.

A
  1. Ondernemingen
    =jaarlijkse output (=omzet-/+voorraadwijziging) - kosten grondstoffen, …
  2. Overheid
    Probleem: publieke goederen worden niet verkocht, dus hebben ze geen waarde? –> kijken naar de lonen (zonder bruot-exploitatieoverschot) (inkomensbenadering)
  3. Gezinnen
    Diensten: bv kind opvoeden is buiten rekening gehouden van BBP omdat het zeer moeilijk te waarderen is. (=welvaart die niet in het bbp zit, hier faalt het bbp)
    Toegerekende huur: wel in het bbp, maar een welvaart waar men een huur heeft > welvaart waar men een huis huurt.
    –> “huur” betalen voor je eigen huis = cadastraal inkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de evolutie van Landbouw, diensten en industrie weer als aandeel van het bbp van België.

A

Landbouw (primaire sector): zeer weinig (1%)
Industrie (secundaire sector): gedaald van 43% naar 25% –> desindustrialisering
Diensten (tertiare sector) : gestegen tot nu 76% –> tertialisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de evolutie van de tewerkstelling in België weer, verdeel over de 3 sectoren.

A

Landbouw: veel naar weinig
Industrie: weinig naar veel naar weinig
Dienstien: weinig naar veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit: de wet van Baumol ivm de stijging en daling van productiviteit.

A

In industrie kan productiviteit makkelijk stijgen, maar omdat diensten heel arbeidintensief zijn is het moeilijker om deze productiviteit te laten stijgen. Als het BBP enkel diensten zijn, is het moeilijker om de TW te laten stijgen. Als gevolg zullen overheidsdiensten een steeds groter deel uitmaken van het totale BBP, waardoor de economische groei zal afzwakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef de verdeling diensten/industrie/landbouw weer voor China, VS, India en Afrika

A

China: 50% diensten, 40% industrie
VS : 20% industrie, 78% diensten
India : 52% industrie (telecom, incullen amerikaanse belastingen, bekijken van X-ray foto’s door dokters, …
Afrika: vooral afhankelijk van landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inkomensbenadering is de som van …

A

Uitgekeerde factorvergoedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inkomensbenadering: leg uit: tegen marktprijzen en tegen factorkosten

A

Marktprijzen: bevat indirecte belastingen (btw, acsijnzen, … +/-10% van het BBP)
bijgevolg wel mogelijk dat niet alle BBP wordt uitgekeerd.
Factorkosten: kosten van productiefactoren (Arbeid/kapitaal)
= na aftrek indirecte belastingen
BBPink=Yarb+Yven+Tind
Yven=bruto (incl. afschrijvingen) exploitatieoverschot + gemengd inkomen (Y van zelfstandigen en personenvennootschappen, omdat het niet duidelijk is of dit uit arbeid of kapitaal komt.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek de evolutie van het loonaandeel ivm België, internationaal en de crisis van 2008.

A

Belgie: ‘60 42%, nu 52%
Int: Dalen vanaf 1980, mogelijke oorzaak: globalisering
2008: vooral mensen met spaarcenten verloren –> loonaandeel stijg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bestedingsbenadering: BBP = som van …

A

Finale goederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke 3 manieren kunnen we de finale goederen onderscheiden, en leg uit.

A

Consumptiegoederen of Investeringen (I)
Consumptiegoederen = C + G
C: incl duurzame consumptie (bv auto,…)
G: overheid is consument van haar eigen output (bv leerkrachten, politie, …)
Investeringsgoederen
–> Bedrijven: machines en gebouwen
–> Gezinnen: woning
–> Overheid, gebouwen, bruggen, wegen, …
Vaste kapitaalvorming en voorraadvorming
Vaste kapitaalvorming = aanschaf van duurzame productiemiddelen –> zowel vervangings- als uitbreidingsinvestering (99%)
Voorraadvorming: productie > verkoop –> voorraad stijgt: “investering in de stock”. (productiebenadering bevat ook TW van niet-verkochte geproduceerde goederen en diensten = voorraadwijziging)
Bruto en Netto
Brutto-investeringen=uitbreidings- + vervanings-
Netto-I=uitbreidings-
Verband: Inet=Ibrut-dep(depratiatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is binnenlandse absorbtie en geef de formule

A

= binnenlandse vraag

= C+G+I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de formule van BBPbest in een open economie

A

BBPbest=C+G+I+E-Z

17
Q

Wat is de formule van netto-export of het saldo van de hanselsbalans?

A

E-Z

18
Q

Wat is het besluit van de 3 benaderingen van het BBP?

A

De 3 manieren komen op hetzelfde neer
BBPprod=BBP=ink=BBPbest
TW=Y=bestedingen