Hoofdstuk 7 (andere is 6) Flashcards

1
Q

Maintenance rehearsing

A

iets herhalen zonder er betekenis aan te geven of een connectie te maken met andere informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Elaborative rehearsal

A

iets herhalen en er betekenis aan geven of een connectie maken met andere informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Levels of processing theory

A

herinnering hangt af van de mate van diepte van verwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mate van diepte van verwerking

A

de maat van encoding van het in het lange termijn geheugen opslaan van een item, 2 soorten:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Shallow processing
A

= weinig aandacht en betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Deep processing
A

veel aandacht, focussen op de betekenis en het relateren aan andere dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Paired-associate learning

A

= een lijst van woordparen wordt gepresenteerd. Tijdens de test wordt steeds het eerste woord van het woordpaar gezegd en dan moet de participant het tweede woord zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Picture-superiority effect

A

foto’s kun je beter onthouden dan woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Self-reference effect

A

herinnering is beter, wanneer je het aan jezelf kan relateren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Generation effect

A

zelf materiaal genereren, in plaats van het passief ontvangen, verbetert leren en onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Retrieval cue

A

een woord of stimulus wat een persoon helpt onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vrije herhaling

A

er wordt simpelweg aan de participant gevraagd om de stimuli te herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cued recall

A

de participant krijgt cues te zien van de stimuli die hij of zij moet herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Encoding specificiteit
A

we encoderen informatie, samen met de context van de informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Context reinstatement

A

terug gaan naar de locatie van de gebeurtenis om het beter te kunnen herinneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. State dependent learning
A

leren wat geassocieerd wordt met een bepaalde mentale staat

17
Q

Testing effect

A

de verbeterde prestatie die veroorzaakt wordt door het te onthouden materiaal te toetsen

18
Q

Enactment effect

A

als je iets doet met een object, dan zal je het beter onthouden

19
Q

Transfer appropriate processing

A

vermogen om woorden op te halen is beter wanneer de cognitieve taak tijdens het encoderen en ophalen hetzelfde is

20
Q

Consolidation

A

het proces wat nieuwe herinneringen van een fragiele staat naar een meer permanente staat transformeert

21
Q
  1. Synaptische consilidatie
A

een proces van consolidatie die structurele veranderingen van synapsen die snel plaatsvinden

22
Q
  1. Systematische consilidatie
A

reorganisatie van neurale circuits in het brein, duurt vaak maanden of jaren

23
Q

Standard model of consolidation

A

binnenkomende informatie activeert een paar gebieden in hetbrein

24
Q

Reactivatie

A

Hippocampus speelt de neurale activiteit geassocieerd met herinnering opnieuw af, niet bewust
Tijdens reactivatie is er activiteit in het netwerk wat de hippocampus en de cortex verbind
 Deze activiteit helpt om connecties te vormen tussen verschillende corticale gebieden

25
Q

Cross-cortical condolidation

A

= een bindingsproces wat door de hippocampus wordt gecontroleerd en gebaseerd is om het tegelijkertijd reactiveren van verschillende corticale gebieden die allemaal een bepaalde herinnering representeren

26
Q

Graded amnesia

A

geheugenverlies is het ergste voor de gebeurtenissen van vlak voor het ongeluk, en hoe verder weg van het ongeluk, hoe minder erg het geheugenverlies is

27
Q

Multiple trace model of consolidation

A

hippocampus is betrokken bij het ophalen van episodische herinneringen , ook als ze een lange tijd geleden hebben plaats gevonden

28
Q

Salience tags

A

labels aan gedachten die waarde geven aan de gedachte

29
Q

Reconsilidatie

A

het updaten van je geheugen

30
Q

Propranolol

A

een medicijn wat wordt gebruikt bij behandeling van PTSD