Hoofdstuk 10 Flashcards

1
Q

Imageless thought debate

A

sommige mensen vonden dat denken onmogelijk was zonder plaatjes en andere mensen vonden dat denken wel mogelijk was zonder plaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mental chronometry

A

de tijd meten die iemand nodig heeft om een cognitieve taak uit te voeren
Er is een spatiële correspondentie tussen imagery en perceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mental scanning

A

er wordt van de participanten gevraagd om een beeld te vormen in hun hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Imagery debate

A

een debat over of imagery gebaseerd is op ruimtelijke mechanismes, net als die betrokken zijn bij perceptie of mechanismes gerelateerd aan taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spatial representatie

A

= een representatie waarbij verschillende onderdelen beschreven kunnen worden als een interactie hebben met verschillende plekken in de ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Epiphenomenon

A

iets wat het echte mechanisme vergezeld, maar niet perse een onderdeel van het mechanisme zelf is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Propositionele representatie

A

het zien van de zin zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Depictive representaties

A

het voor je zien van een plaatje van de zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tacit knowledge explanation

A

particpanten gebruiken onbewust kennis over de wereld tijdens het beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mental walk test

A

de participanten moesten naar het beeld of object wat zij in hun hoofd hadden toe lopen
Kleine dieren > dichterbij komen
Grote dieren > minder dichtbij komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Imagery neurons

A

neuronen die actief worden bij het voorstellen van dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reality monotoring

A

onderscheid maken tussen echte en ingebeelde gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conclusies van het inbeeldingsdebat

A

Perceptie en inbeelding hebben een sterk verband en delen sommige mechanismes
Er zijn onderzoeken waaruit blijkt dat er een verband is tussen verbeelding en perceptie en er zijn onderzoeken waaruit geen verband naar voren komt
Perceptie is stabiel
Inbeelding is zwak
Het is moeilijker om een beeld te manipuleren wat is ingebeeld dan een beeld te manipuleren wat wordt geobserveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly