Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Modal model of memory

A

= theorie die 3 soorten herinnering onderscheid:

  1. Sensorisch geheugen
  2. korte termijn geheugen
  3. lange termijn geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Persistence of vision

A

de continue perceptie van licht voor een fractie van een seconde nadat de originele stimulus is gepresenteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

 Partial report method

A

de participanten moesten maar een deel van de letters herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sperling 1960:

A

Hij liet 12 letters zien, heel kort en vroeg daarna aan participanten om deze letters te herhalen. Gemiddeld onthielden de participanten maar 4.5 van de 12 letters.
> Participanten gaven aan wel alle letters gezien te hebben, maar tegen de tijd dat ze de letters moesten herhalen waren ze deze al weer vergeten
> Er werd een geluid gespeeld NA het zien van de letters
Hoog geluid > hoogste rij herhalen
Medium geluid > middelste rij herhalen
Laag geluid > onderste rij herhalen
 Een gemiddelde van 3.3 van de 4 letters kon herhaald worden
 Delayed partial report method = de toon werd na een kleine vertraging pas afgespeeld
 Mensen konden nog maar slechts 1.1 letter van de 4 herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Iconic memory

A

kort sensorisch geheugen voor visuele stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Echoic memory

A

kort auditief geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Peterson en Peterson (1959)

A

Mensen moesten 3 letters herhalen
Na 3 seconden herhalen > 80% werd herinnerd
Na 18 seconden herhalen > 12% werd herinnerd
Na meerdere trials > de participanten gingen slechter presteren
 Waarschijnlijk door proactive interference

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Decay

A

een proces waarbij informatie verloren gaat door het verstrijken van tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

proactive interference

A

wanneer eerder geleerde informatie in de war komt met later geleerde informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Retroactive interference

A

wanneer iets wat recent geleerd is in de war komt met iets wat in het verleden is gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Digit span

A

aantal getallen wat een persoon kan onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Chunking

A

stukken informatie aan elkaar linken om het beter te kunnen onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Change detection

A

verschil herkennen in twee foto’s die op elkaar lijken en kort na elkaar worden gepresenteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Structural features

A

soorten herinneringen gerepresenteerd in boxen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

control processes

A

processen die door een persoon bestuurd kunnen worden en kunnen verschillen per taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Encoding

A

het proces van een nummer in je gedachten inprenten

17
Q

Werkgeheugen

A

gelimiteerd capaciteit systeem voor tijdelijke opslag en manipulatie van informatie voor moeilijke taken, zoals begrijpen, leren en beredeneren

18
Q

2 belangrijke veranderingen wat betreft korte termijn geheugen:

A
  1. een systeem wordt vervangen door tenminste 3 verschillende systemen die met elkaar samenwerken
  2. een bepaalde volgorde van verloop van verwerking wordt vervangen door een model wat parralel kan verwerken
19
Q

Fonologische lus

A

houdt verbale en auditieve informatie vast, bestaat uit twee delen:

  1. Phonological store
  2. Articulary rehearsal process
20
Q

Phonological store

A

gelimiteerde capaciteit, houdt maar een paar seconden vast

21
Q
  1. Articulary rehearsal process
A

verantwoordelijk voor herhalen

22
Q

Fonologisch gelijkheid effect

A

de verwarring over geluiden of woorden die hetzelfde klinken

23
Q

Word length effect

A

je kan beter een lijstje korte woorden onthouden dan een lijstje van lange woorden

24
Q

Articulatory suppression

A

repetities van onnodige geluiden, die zorgen dat je minder kunt onthouden omdat het in de war komt met herhaling

25
Q

Visuospatia sketch pad

A

visuele en ruimtelijke informatie

26
Q

Visual imagery

A

creëren van visuele beelden in je hoofd

27
Q

3 onderdelen van Baddely’s WM model

A
  1. Vergelijken van visuele beelden
  2. Visuele patronen herinneren
  3. Een ruimtelijke vorm in gedachten houden
28
Q

Central executive

A

coördineert de activiteit van de fonologische lus en de VSP, besluit hoe de taken te verdelen tussen de twee
- Bepaald hoeveel aandacht er naar een bepaalde taak gaat

29
Q

Perseveratie

A

schade aan de frontale kwab, moeite om te switchen van het ene gedrag naar de andere, moeite met taken oplossen die flexibel denken nodig hebben

30
Q

Event related potentials

A

kleine veranderingen in activiteit door een gebeurtenis

  • Niet duidelijk waar in het brein het signaal is
  • Heel waardevol voor cognitieve psychologie
31
Q

Reading span

A

2 tot 7 zinnen worden hardop gelezen, elke wordt vervolgd met een ongerelateerd woord, hoe veel ongerelateerde woorden iemand kan onthouden is de reading span

32
Q

Operation span

A

simpele sommen uitvoeren, na elke som een woord, hoeveelheid woorden onthouden

33
Q

Episodische buffer

A

een soort ‘back-up’ die communiceert met het lange termijn geheugen en de componenten van werkgeheugen, grotere capaciteit en houdt informatie langer vast dan de fonologische lus of het visiospatiële pad

34
Q

Cowan’s embedded processes model

A

Werkgeheugen = een cognitief proces wat verantwoordelijk is voor het behouden van informatie voor een tijdelijke toegang
Sommige informatie zal activeren in het lange termijn geheugen, maar zal snel vervagen als er geen aandacht aan gegeven wordt
- Limiet van 4 chunks

35
Q

Groot verschil met Braddely en Cowan

A
  • Fonologische lus en visuospatial stores zijn niet gescheiden in Cowan’s model
36
Q

Delayed response task

A

= informatie wordt gegeven
 Een vertraging wordt ingezet
 Geheugen wordt getest

37
Q

Schade aan de prefrontale voorkwab welke taak gaat achteruit?

A

delayed response taak

38
Q

Ashkraft & Kirk (2001)

A

= onderzochten hoe het uitvoeren van een andere taak de rekencapaciteit van mensen zou beïnvloeden
2 condities:
1. Dual task condition = moesten sommen uitrekenen en tegelijkertijd 6 getallen in hun hoofd houden
2. Controle groep = alleen de sommen maken
Er was onderscheid in de sommen tussen moeilijke en makkelijke sommen

39
Q

Beilock and Carr (2005)

A

= wanneer mensen denken dat ze onder hoge druk staan, verminderen de prestaties op moeilijke taken
 Zorgen maken over de taak neemt werkgeheugen capaciteit in beslag
2 groepen:
1. Expressive writing groep = moesten 10 minuten voor de toets over hun gedachten en gevoelens over de toets praten
2. Controle groep = zaten 10 minuten voor de toets in stilte
Groep die over hun gevoelens had gepraat presteerde veel beter!
 Je maakt ruimte vrij in je werkgeheugen door je zorgen op te schrijven
Andere manier > mindfulness