Hoofdstuk 1 Flashcards
Cognitieve psychologie
deel van de psychologie wat betrokken is bij het wetenschappelijk bestuderen van de geest
Geest
creëert en controleert mentale functies, zoals perceptie, aandacht, herinnering, emoties, taal, beslissen, denken en redeneren
= een systeem wat representaties creëert van de wereld, zodat we ons zo kunnen gedragen dat we onze doelen bereiken
1868
Donder’s Pioneering experiment
Donder’s Pioneering experiment onderzoeksvraag
: Hoe lang duurt het om een beslissing te maken?
Donder’s Pioneering experiment meting
- Simpele reactie tijd = participanten moesten zo snel mogelijk een knop indrukken wanneer zij een licht aan zagen gaan
- Keuze reactie tijd = twee lichtjes, participanten moesten de linker knop indrukken wanneer het linker lichtje aan ging en andersom
Donder’s Pioneering experiment uitkomst
Stimulus > mentale reactie > reactie
Reactietijd in de keuze reactie tijd was langer dat die in de simpele reactie tijd
Verschil in deze tijd = de tijd die het kost om te beslissen welke knop je indrukt
Mentale reacties kunnen niet direct gemeten worden, maar moeten gemeten worden aan de hand van gedrag
1885
Ebbinghauses herinneringen experiment
Ebbinghauses herinneringen experiment meting
Mensen moesten 13 onzinwoorden onthouden en meette keer op keer na hoe lang hij hoeveel vergeten was
1913
Watson was niet meer blij met de huidige vorm van analytische introspectie
Watson was niet meer blij met de huidige vorm van analytische introspectie 2 redenen
- Produceerde extreem gevarieerde variabele resultaten van persoon tot persoon
- De resultaten waren moeilijk om te verifiëren
Behaviorisme
- Geen introspectie meer als methode
- Alleen observeerbaar gedrag bestuderen
1938
Skinner: operante conditioneren
1948
Tolman’s cognitieve map
Cogntieve map
een concept van het hok in het hoofd van de rat
1959
Chomsky’s kritische review van Skinner’s taal ontwikkeling theorie
- Taal ontwikkeling wordt niet door imitatie bepaald, maar door een aangeboren biologisch systeem
Structureel model
representatie van een fysieke structuur
Doelen van een model:
- Dingen versimpelen
- Ze zijn zo ontworpen dat ze bepaalde structuren die betrokken zijn bij bepaalde functies weergeven, maar niet HOE ze betrokken zijn
Processmodellen
geeft de processen weer die betrokken zijn in cognitieve mechanismes, meestal met boxen die specifieke processen representeren en pijlen die de connecties tussen deze processen representeren
Sensorisch geheugen
informatie wordt minder dan een fractie van een seconde vastgehouden
Resource model
dicht gebonden aan de processmodellen bovengenoemd, maar focussen op de mentale “moeite” of “bronnen” die deze processen nodig hebben
Multiple resource model
vooral handig voor het voorspellen van performance verschillen in multi-task settings
Bestaat uit 3 dimensies: multiple resource model
- Fase van verwerking
- Codes of processing
- Modaliteiten
Fase van verwerking
= verschil maken tussen perceptie en cognitie processen aan de ene kant en hoe ze op elkaar reageren aan de andere kant
Codes of processing
ruimtelijke activiteiten vereisen andere bronnen dan verbale of liguistieke activiteiten
Modaliteiten
auditieve perceptie vereist andere bronnen dan visuele perceptie
Spacing
leren over een langere tijd verdelen
Interleaving
verschillende onderwerpen leren binnen eenzelfde tijd
Retrieval based learning
het steeds ophalen van informatie die al in je hoofd zit opgeslagen
Als informatie 1x terug wordt gehaald uit het geheugen, is de kans groter dat dit in de toekomst nog een keer zal gebeuren
Information processing approach
= een benadering die de volgorde van de mentale operaties bestudeerd in cognitie
^Op basis van:
- Informatie komt eerst binnen bij een input processor
Informatie wordt opgeslagen in een geheugenopslag
Informatie wordt verwerkt door een aritmetic unit
Savings
maat die door Ebbinghaus gebruikt werd om te bepalen hoeveel kennis er over was van de eerste keer leren
Dichotisch luisteren
de procedure van een bericht in het linker oor laten klinken en een ander bericht in het andere oor
Logic theorist
computerprogramma gemaakt door alan Newell en Herbert Simon wat in staat was om logische problemen op te lossen
Structualisme
een benadering tot psychologie wat perceptie omschrijft als een uitkomst van het optellen van kleine elementaire eenheden (= sensaties)
Levels of analysis
het idee dat een onderwerp op verschillende manieren kan worden bestudeerd
Nerve net
een netwerk van verbonden zenuwvezels ( contrast van neurale netwerken, deze zijn verbonden door synapsen
Neuron doctrine
idee dat cellen (neuronen) in het brein signalen doorgeven in het zenuwstelsel en dat deze cellen niet hetzelfde zijn als andere cellen
Neuraal circuit
groep van verbonden neuronen die verantwoordelijk zijn voor het neuraal verwerken
Adrian ( 1928 – 1932)
- Nam elektrische signalen op met microelectrodes
Microelektrode
kleine draadjes die gebruikt worden om elektrische signalen op te vangen van aparte neuronen
Recording elektrode
de opneempunt zit in de neuron
Reference elektrode
zit een eindje van de neuron af, zodat hij niet beïnvloedt wordt door elektrische signalen
Sensitiviteits D’
vermogen om signaal en ruis te onderscheiden, afhankelijk van het signaal en de kwaliteit van de meting