Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Primacy effect

A

= informatie die je als eerste hebt gekregen het beste onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Recency effect

A

beter onthouden van de stimuli die je als laatst hebt gehoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Release from proactive interference

A

situatie waarin condities voorkomen die de vermindering in prestatie, veroorzaakt door proactive interference, elimineren of verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Episodisch geheugen

A

Onthouden van gebeurtenissen

  • Neemt snel af met hoe ouder je wordt
  • Stabiel tussen de 35 en 60 jaar
  • Afname is gerelateerd aan de prefrontale voorkwab en de hippocampus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Semantisch geheugen

A

onthouden van feiten

  • Je weet dingen, omdat je ze ooit geleerd hebt, maar je weet niet meer precies wanneer of hoe je je op dat moment voelde
  • Blijft ontwikkelen en piekt rond de 65 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Double dissociation

A

volgens mij een soort bewijs, door 2 onafhankelijke zaken, dat twee hersenmechanismes los van elkaar nog kunnen functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Autobiografisch geheugen

A

herinneringen van specifieke gebeurtenissen in ons leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Personal semantic memories

A

semantische componenten van autobiografisch geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Semanticization of remote memories

A

verlies van episodische details van gebeurtenissen van lang geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Procedureel herinnering (skill memory)

A

herinnering voor dingen doen die je hebt geleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

= bewijs voor procedureel herinneren

A

Mensen zonder lange termijn geheugen kunnen wel dingen leren, ze kunnen zich alleen niet herinneren hoe ze het hebben geleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lexical decision task

A

een taak waarbij participanten zo snel mogelijk moeten zeggen of een reeks woorden echte woorden zijn of onzin woorden
 Mensen reageren eerder op de echte woorden wanneer ze dezelfde woorden voor de taak hebben gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Incidental encoding tasks

A

elke soort test die een paar stimuli presenteert die dan daarna in het geheugen worden getest , maar waarbij de aandacht van de participanten wordt afgeleid van proberen te herinneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Propaganda effect

A

mensen zullen geneigd zijn iets wat zij vaker hebben gezien of gehoord als mooier of meer waar te beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Temporaal discounting
A

beslissen of je voor een grotere of kleinere beloning gaat in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

declaratief geheugen

A

herinneringen die we bewust kunnen ophalen, hetzelfde als expliciet geheugen

17
Q

serial positioncurve

A

een experiment waarbij participanten woorden moesten onthouden, een plot van welk woord de participanten hadden onthouden ten opzichte van de positie van dat woord in de lijst