Hoofdstuk 6: Diagnostiek van het zelfconcept Flashcards
Wat is het belang van diagnostiek van het zelfconcept?
-Directe hulpvraag naar onderkenning, verklaring en behandeling
-Diagnostische vraag na herkadering of verbreding aanvankelijke hulpvraag
-Deel classificerend onderzoek naar depressie/internaliserende problematie
-Ook bij andere problemen: verheldering (zelf)beleving kind/jongere
Welke opvattingen zijn er rond zelfconcept en zelfwaardering?
-Opvatting 1
-Opvatting 2
-Zelfwaardering is heterogeen construct
-Multidimensionele modellen
-Hiërarchisch model
Wat is opvatting 1 van zelfconcept en zelfwaardering?
-Zelfconcept: cognitieve representatie van eigen persoon, pure beschrijving van zichzelf
-Zelfwaardering: alle evaluatieve visies op zichzelf
-Vaak moeilijk om duidelijk onderscheid te maken
Wat is opvatting 2 van zelfconcept en zelfwaardering?
-Ruime conceptualisering van zelfconcept: verzameling zelfevaluaties mbt eigen persoon in algemeen en functioneren in specifieke domeinen
(afbeelding)
-Globale zelfwaardering deels, maar niet geheel, voorspeld door evaluaties van zichzelf op verschillende domeinen
(afbeelding)
Op welke manier is zelfwaardering een heterogeen construct?
-Niveau van zelfwaardering: positief/hoog <=> negatief/laag
-Mate van fragiliteit
Op welke manieren kan de mate van fragiliteit van zelfwaardering tot uiting komen?
-Contingente zelfwaardering: laten afhangen van globale zelfwaardering van bepaalde externe of interne standaarden
-Instabiele zelfwaardering: schommelen van iemands zelfwaarde-gevoel met tijd
Hoe ziet een multidimensioneel model van zelfconcept eruit?
-Breed aanvaard en duidelijk bevestigd in onderzoek
-Zelfconcept bestaat uit verschillende domeinen die positief correleren met elkaar en samen geheel vormen
(afbeelding)
Wat is het hiërarchisch model van het zelfconcept van Shavelson, Hubner & Stanton (1976)?
(afbeelding)
Hoe verloopt de ontwikkeling van het zelfconcept?
-Toenemende differentiatie: meer domeinen en minder sterke samenhang tussen domeinen
-Toenemende integratie: van eerder losse ideeën naar intern consistente “theorie” over zelf
-Toenemende accuraatheid: adaptief
-Toenemende zelfreflectie: bewuste reflectie op of meta-theorie van zelf, gevolgen voor passende interventies
-Globaal zelfwaardegevoel: moeilijk te achterhalen, maar leeftijdsaangepaste methoden
Wat wordt er bedoeld met toenemende accuraatheid in de ontwikkeling van het zelfconcept?
-Jonge kinderen overschatten competenties door verwarring wens-realiteit, gebrek aan sociale vergelijking (pas vanaf 8 jaar) en lovende uitspraken van nabije omgeving
-Adaptief: motivatie om te exploreren en zich nieuwe vaardigheden eigen te maken
Wat zijn gevolgen van verschillende maten van zelfconcept?
-Lagere zelfwaardering => sterkere neiging tot contingentie en stabiliteit => negatieve uitkomsten
-Lage zelfwaardering => verhoogde kwetsbaarheid voor latere problemen op emotioneel, sociaal en academisch vlak
-Hoge zelfwaardering: niet voldoende voor aangepaste ontwikkeling
Wat is contingente zelfwaardering?
-Mate waarin zelfwaardering afhankelijk van interne of externe factoren
-Hoge mate contingente zelfwaardering: iets moeten doen om goed/waardevol te voelen als persoon
Wat zijn gevolgen van een fragiele zelfwaarde?
-Hogere contingente zelfwaarderig OF instabielere zelfwaardering: lagere niveaus van zelfwaardering
-Hogere contingente zelfwaardering EN instabielere zelfwaardering: verschillende negatieve uitkomsten (bv: depressie, angst, woede, verslaving, eetstoornissen, etc.)
Wat zijn de determinanten van het zelfconcept?
-Aanvaarding door significante anderen
-Competentiebeleving in domeinen van belang
Waarom is aanvaarding door significante anderen een determinant van het zelfconcept?
-Looking-glass self theorie: belangrijke anderen als lens om naar zichzelf te kijken
-Gehechtheidstheorie: moeder als veilige basis en thuishaven: hogere zelfwaardering
-Warme en nabije relatie met leerkracht: conflictvolle relatie met ik => negatiever zelfbeeld => toename probleemgedrag, vs warme, nabije relatie met ik => positiever zelfbeeld
-Peerrelaties: aanvaarding door peers belangrijkste voorspeller van globaal gevoel eigenwaarde bij adolescenten
-Houding significante anderen (primaire gehechtheidsfiguren) kan geïnternaliseerd worden lang voor ontwikkeling bewuste perceptie of inleving in perspectief van anderen
Waarom is competentie in domeinen van belang een determinant van het zelfconcept?
-Belang van opdoen van succeservaringen
-Beïnvloed door feitelijke competentie, standaard of sociale groep waarmee men zich vergelijkt en feedback en houding van anderen
Welke determinanten zijn er van domeinspecifieke competentiebeleving?
-Reële competentie
-Standaard/vergelijkingsgroep
-Feedback/houding anderen
Op welke manier biedt school een context voor de ontwikkeling van het (academisch) zelfconcept (reële competentie)?
Academisch/schools zelfconcept: evaluatie eigen competentie op schools/academisch vlak
-Relatie tussen academisch zelfconcept en reële leerprestaties
-Relatie tussen zelfconcept en leerproblemen
-Relatie tussen zelfconcept en gedragsproblemen
Welke relatie is er tussen zelfconcept en leerprestaties?
-Beïnvloeding tussen prestaties en zelfconcept in beide richtingen: skill development model, self-enhancement model en reciprocal effects model
-Correlatie betekenisvol, maar niet perfect
-Belang onderwijsgebonden contextkenmeken
(afbeelding)
Waaruit bestaat het skill development model als relatie tussen zelfconcept en leerprestaties?
-Schoolse prestaties => academisch zelfconcept
-Via: vergelijking met medeleerlingen, feedback van leerkracht en interne attributie
Waaruit bestaat het self-enhancement model als relatie tussen zelfconcept en leerprestaties?
-Academisch zelfconcept => schoolse prestaties
-Via: verwachtingen over toekomstige prestaties, leermotivatie, inzet, keuze van leerdoelen en leerstrategieën en feedback van leerkracht
Waaruit bestaat het reciprocal effects model als relatie tussen zelfconcept en leerprestaties?
Wederkerige beïnvloeding van zelfconcept en leerprestaties
Welke onderwijsgebonden contextkenmerken zijn van belang voor de relatie tussen zelfconcept en leerprestaties?
-Leerkrachtverwachting: gepercipieerde indruk over schoolse capaciteiten
-Positiviteit en acceptatie van leerkracht-leerlingrelatie
-Internal-external frame of reference: zelfconcept vakdomein kan afwijken van objectieve prestaties/prestatiepositie in klasgroep (want ook andere prestaties meewegen)
-Big-fish-little-pond: gemiddelde prestatieniveau van school/klas heeft negatief effect op individuele
Welke relatie is er tussen zelfconcept en leerproblemen?
-Leerproblemen => lager academisch zelfconcept (maar geen verlaagd algemeen zelfconcept)
-Verlaagd zelfconcept hangt samen met attributiestijl (schools falen vaker intern en stabiel geattribueerd), verlaagd doelmatigheidsgevoel en lagere schoolse motivatie
-Soms ook lager gedragsmatig en sociaal zelfconcept: vertonen als groep vaker sociale en gedragsproblemen
Welke relatie is er tussen zelfconcept en gedragsproblemen?
-Duidelijk verband tussen internaliserende gedragsproblemen en zelfconcept
-Relatie tussen externaliserend probleemgedrag en zelfconcept minder eenduidig
–>Veel negatieve feedback: verlaagd sociaal/gedragsmatig zelfconcept
–>Externe attributie als zelfbeschermingsmechanisme: positief vertekend zelfconcept
Wat zijn kenmerken van vergelijking met een standaard of vergelijkingsgroep?
Sociale vergelijking
-Big-Fish-Little-Pond Effect: lat hoger/lager gelegd naarmate prestaties peergroep
(afbeelding)
Welke implicaties heeft het zelfconcept voor de intake- en strategiefase van diagnostiek?
-Intakegesprek met ouders/leerkrachten/jongere: aandacht voor aantal verbale en niet-verbale uitingen van zelfwaardering
-Rekening houden met multidimensionele aard van zelfconcept: indicatie aard, ernst/uitgebreidheid problematiek en positieve kenmerken
-Zoeken naar mogelijke verklaringen voor lage zelfwaardering
Wat zijn mogelijke verklaringen voor een lage zelfwaardering die je kunt bedenken tijdens de intake- en strategiefase?
-Laag schools/academisch zelfconcept: leerprestaties en cognitief functioneren, negatief uitvallende vergelijking met anderen, hoge eisen of (impliciete) verwachtingen ouders en school, attributiestijl
-Lage algemene zelfwaardering: opvoedingsklimaat, houding leerkracht, aanvaarding leeftijdsgenoten, succeservaringen op aantal domeinen, belang
Welke implicaties heeft het zelfconcept voor de onderzoeksfase van diagnostiek?
-Gebruik verschillende soorten instrumenten en bevragingen: convergenties en discrepanties
-Rekening houden met ontwikkelingsfase van kind
-Vergelijk oordeel van kind/jongere met feitelijke functioneren: over- of onderschatting of juiste inschatting
Welke diagnostische middelen zijn er voor zelfconcept?
-Vragenlijsten
-Andere diagnostische middelen
-Diagnostische middelen bij jonge kinderen
Welke soorten vragenlijsten zijn er voor de meting van zelfconcept?
-Zelfconceptvragenlijsten: SDQ (I, II, III), CBSK, CBSA
-Vragenlijsten die subschaal van zelfconcept bevatten, maar ruimere meetpretentie hebben: SAQI, SVL
-Vragenlijsten voor nagaan van contingente zelfwaardering: VCZA
Welke andere diagnostische middelen zijn er voor zelfconcept?
-Spontane zelfevaluaties tijdens diagnostisch gesprek
-Vrije zelfbeschrijvingen tijdens zinaanvultest
-Observaties van gedragsmatige uitingen van zelfwaardering: weinig initiatief, veel hulp/raad/bevestiging vragen, lage doelen, geen uitdagingen, gemakkelijk opgeven
-Observaties van emotionele reacties tijdens individueel testonderzoek: stemming, complimenten aanvaarden, inspanning/confrontatie met falen vermijden, zelfstandigheid, ontspannen, vertrouwen, overmatig waakzaam
Welke diagnostische middelen voor zelfconcept zijn te gebruiken bij jonge kinderen?
-Zelfbelevingsschaal voor Jonge Kinderen
-Handpop Interview (betrouwbaar en valide, geen normering, dus voor kwalitatief gebruik)
-Emotionele reacties of spontane uitingen
-Tekeningen
-Verhalen die ze vertellen
-Antwoorden op zinaanvultest
Hoe ga je van diagnostiek naar advisering?
-Algemene kennis over zelfconcept en determinanten en over effectieve interventies
-Gekoppeld aan specifieke info over kind/jongere in specifieke omgeving
Hoe kun je interventies inzetten om het zelfconcept te verhogen?
-Sterkste effecten bij interventies theoretisch of empirisch sterkst onderbouwd
-Meest effectieve interventie afhankelijk van aard zelfconceptdomein en leeftijd kind
-Interventies met expliciete gerichtheid op zelfwaardering effectiever dan die primair voor andere doeleinden zijn ontworpen
-Versterken van onderliggende competenties en adaptief interpersoonlijk gedrag
-Niet inpraten, maar dingen laten doen waar trots op kunnen zijn: positievere zelfconcept heeft basis
Welke interventie is het meest effectief bij de verschillende domeinen van zelfconcept?
-Lage globale zelfwaardering: counseling en indirecte/gemedieerde begeleiding
-Laag academisch zelfconcept: leerlingbegeleiding
-Laag sociaal zelfconcept: indirecte/gemedieerde begeleiding
Welke interventies zijn het meest effectief naargelang de leeftijd van het kind?
-Adolescenten: counseling
-Basisschoolkinderen: begeleiding
Wat zijn kenmerken van effectieve interventies?
-Gepast prijzen en feedback geven
-Niet persoonsgericht prijzen of feedback itv vaststaande kenmerken: vage en algemene feedback
-Wel taakgericht prijzen of feedback geven itv veranderbare kenmerken zoals inzet: doelgerichte feedback ifv gewenst gedrag
-Beste resultaat bij combinatie van trainen competenties EN prijzen/feedback geven