Hoofdstuk 5: Diagnostiek van gehechtheid Flashcards

1
Q

Wat is gehechtheid?

A

Vertrouwen van kinderen en jongeren in beschikbaarheid van zorgfiguren voor vinden van troost, hulp en bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke manieren kan gehechtheid geconceptualiseerd worden?

A

-Gehechtheid als ontwikkelingsdomein
-Gehechtheidsstoornissen als psychiatrische problematiek
-Gehechtheid en gehechtheidsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van gehechtheid als ontwikkelingsdomein?

A

-Traditioneel: stabiel, maar blijkt niet
-Tegenwoordig: anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet gehechtheid als ontwikkelingsdomein er tegenwoordig uit?

A

-Gehechtheid als proces
(afbeelding)
-Attachment safety learning: affect and cognition
(afbeelding)
-Attachment (in)stability reflects state and trait attachment-related temporal dynamics
(afbeelding)
-Gehechtheidsthema’s en noden
(afbeelding)
-Misverstanden in communicatie
(afbeelding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 dynamieken ontstaan wanneer vertrouwen belangrijker wordt voor het kind?

A

-Secure base: vertrouwen dat kind heeft in beschikbaarheid gehechtheidsfiguur als bron van steun
-Safe haven: kind gebruikt gehechtheidsfiguur als veilige haven om terug te keren bij stressvolle gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het secure base script?

A

-Cognitief schema onderliggend aan vertrouwen kind in gehechtheidsfiguur
-Verwachting dat je zelf naar gehechtheidsfiguur kan gaan bij problemen
-Verwachting dat gehechtheidsfiguur emotionele steun gaat geven en gaat helpen zoeken naar oplossing
-Verwachting dat dit helpt om probleem op te lossen en beter te voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kun je vertrouwen zien als expliciet proces?

A

Expliciete verwachting waar mensen over kunnen reflecteren en van waaruit ze strategische beslissingen kunnen nemen over wat ze al dan niet communiceren en over gedrag dat ze al dan niet gaan stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je vertrouwen zien als impliciet proces?

A

Zeer automatische informatieverwerkingsprocessen als herinneringen, aandachtsverwerking en interpretaties waar men geen weet van heeft en die men niet automatisch kan sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manier is gehechtheid slechts beperkt stabiel?

A

-Veranderen van context waarin gehechtheidsverwachtingen worden gemeten, leidt tot veranderen van inhoud van verwachtingen
-Vertrouwen minder stabiel bij kinderen die geen secure base script hebben
-Trekgehechtheid vs toestandsgehechtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is trekgehechtheid?

A

-Algemeen
-Intern werkmodel, secure base script
-Relatief stabiel over tijd en context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is toestandsgehechtheid?

A

-Op dit moment
-Verwachtingen en inschattingen
-Dynamisch en context-sensitief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 5 criteria om van een gehechtheidsfiguur te kunnen spreken?

A

-Stabiele affectieve band
-Unieke band
-Emotionele component
-Duidelijk verlangen om contact met gehechtheidsfiguur te handhaven
-Separatie van gehechtheidsfiguur lokt stress uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontwikkelt gehechtheid zich als resultaat van cognitieve rijping en leerervaringen?

A

-Paar uur na geboorte: visuele voorkeur eigen moeder vergeleken met onbekenden
-Eerste 2 maanden: weinig voorkeur zorgfiguren
-2-7 maanden: geleidelijk meer voorkeur voor bekenden
-7-12 maanden: meer capaciteit tot herinneren en mobieler: eerste echte toenaderingsgedrag, tekenen van scheidingsangst en angst voor onbekenden
-Taalontwikkeling: concreet gaan nadenken over gehechtheidsfiguren en -relatie, begrip opbrengen voor soms moeten uitstellen behoeften
-Bewuster van sociale omgeving en meer buitenshuis: minder nood aan nabijheid, meer vertrouwen in beschikbaarheid
-Vanaf puberteit: verbreding gehechtheidssysteem: vrienden en romantische partners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaan individuele verschillen in gehechtheidsontwikkeling?

A

-Opvoedingscontext: mate van responsieve en sensitieve zorg
-Genetische factoren en temperament (vanaf lagere school)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat de categoriale benadering van gehechtheid bij jonge kinderen?

A

-Veilig gehecht
-Onveilig-ambivalent of resistent gehecht
-Onveilig-vermijdend gehecht
-Gedesorganiseerd gehecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van veilig gehecht binnen de categoriale benadering bij jonge kinderen?

A

-Kunnen bij stress gemakkelijk nabijheid zoeken bij gehechtheidsfiguren
-Reageren op zorg door terug rustig te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn kenmerken van onveilig-ambivalent of resistent gehecht binnen de categoriale benadering bij jonge kinderen?

A

-Klampen zich vast aan gehechtheidsfiguur, maar wijzen zorg tegelijkertijd af
-Blijven lang overstuur, laten zich moeilijk troosten
-Zullen nadien niet snel weer spelen of exploreren
-Ouders vooral inconsequent responsief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn kenmerken van onveilig-vermijdend gehecht binnen de categoriale benadering bij jonge kinderen?

A

-Vermijdende verzorger
-Exploreren, maar emotioneel uit evenwicht
-Ouders vooral insensitief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn kenmerken van gedesorganiseerd gehecht binnen de categoriale benadering bij jonge kinderen?

A

-Lijken overspoeld te worden door angst en/of boosheid tav gehechtheidsfiguur of stellen vreemd relationeel gedrag
-Vaak gevolg van verwaarlozing, verlies of misbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat de categoriale benadering van gehechtheid bij adolescenten en volwassenen?

A

-Veilig gehecht
-Gepreoccupeerd gehecht
-Ontkennend gehecht
-Gedesorganiseerd of onverwerkt gehecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn kenmerken van veilig gehecht binnen de categoriale benadering bij adolescenten en volwassenen?

A

-Erkennen belang van gehechtheidsrelaties
-Kunnen op evenwichtige en genuanceerde manier vertellen over gehechtheidsrelaties, zonder defensief te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn kenmerken van gepreoccupeerd gehecht binnen de categoriale benadering bij adolescenten en volwassenen?

A

-Worden overspoeld door negatieve emoties bij denken aan of vertellen over gehechtheidsfiguren
-Negatieve ervaringen nog niet verwerkt
-Erg bezig met zoeken naar nieuwe steunfiguren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn kenmerken van ontkennend gehecht binnen de categoriale benadering bij adolescenten en volwassenen?

A

-Lijken zich interacties met gehechtheidsfiguren moeilijk te kunnen herinneren
-Bij vertellen over positieve ervaringen zichzelf tegenspreken, kunnen enkel oppervlakkige voorbeelden geven of zijn erg defensief in verhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn kenmerken van gedesorganiseerd of onverwerkt gehecht binnen de categoriale benadering bij adolescenten en volwassenen?

A

Maakte ernstige relationele trauma’s en/of verlieservaringen mee en hebben deze niet kunnen verwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn kenmerken van de dimensionele benadering van gehechtheid?

A

-Onderdelen: avoidance en anxiety
–>High anxiety, low avoidance: preoccupied
–>High anxiety, high avoidance: fearful-avoidant
–>Low anxiety, low avoidance: secure
–>Low anxiety, high avoidance: dismissing-avoidant
-Cyclus van onveilige gehechtheid versterkt zichzelf
(afbeelding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe versterkt onveilige gehechtheid zichzelf volgens de dimensionele benadering?

A

-Ouder interpreteert signalen van nood tot zorg van kind verkeerd (als moeilijk gedrag)
-Ouder reageert insensitief
-Kind vraagt nog meer aandacht, moeilijke gedrag blijft bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Op welke manieren kan gehechtheid gemeten worden?

A

-Observatie
-Interviews
-Story Stem test
-Secure base script test
-Vragenlijsten
-Impliciete maten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe kun je gehechtheid meten via observatie?

A

-SSP (+ lagere schoolversie)
-AQS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe kun je gehechtheid meten via interviews?

A

Child/Adolscent/Adult/Friend and Family Attachment Interview

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke niveaus van informatie kun je krijgen over gehechtheid bij interviews?

A

-Inhoud
-Coherentie
-Kwetsbaarheid kunnen aantonen
-Kwetsbaarheid kunnen concretiseren

31
Q

Wat is het uitgangspunt van interviews als meting van gehechtheid?

A

Manier waarop mensen over gehechtheidservaringen spreken indicatie van kwaliteit gehechtheidsontwikkeling
-Veilig gehechte individuen: coherent vertellen, genuanceerd nadenken over interacties, voorbeelden geven van positieve en negatieve ervaringen maar meer doorweging positieve verhalen
-Onveilig gehechte individuen
–>Ontkennend gehecht: moeite herinneringen ophalen of erkenning belangrijkheid gehechtheidsrelaties
–>Gepreoccupeerd gehecht: overspoeld door onverwerkte negatieve emoties

32
Q

Welke tests zijn er voor de meting van gehechtheid?

A

-Story Stem Test
-Secure Base Script Test

33
Q

Welke vragenlijsten zijn er voor de meting van gehechtheid?

A

-Security scale
-People in my life
-Leuvense vertrouwensschaal
-Inventory of parent and peer attachment
-ECR

34
Q

Wat is het doel van vragenlijsten bij de meting van gehechtheid en met wat voor soort bias moet je als diagnosticus rekening mee houden?

A

-Doel: expliciete evaluatie over gehechtheidsrelatie
-Reporter bias: ontkennend of sociaal wenselijk antwoorden, uit loyaliteit positief rapporteren

35
Q

Wat is een impliciete maat voor gehechtheid?

A

Aandachtbreedte taak: meting van breedte van visuele veld rond moeder

36
Q

Wat zijn de nadelen van de verschillende maten van gehechtheid?

A

-Geen externe validiteit (behalve strange situation)
-Geen gevalideerde observaties na peuter- of kleuterleeftijd
-Geen normen bij interviews, story stem test en secure base script test
-Alle instrumenten vereisen codeertraining (behalve vragenlijsten)
-Vragenlijsten kwetsbaar voor onderschatting onveilige gehechtheid

37
Q

Wat zijn de voordelen van de verschillende maten van gehechtheid?

A

-Strange situation: meest robuuste maat
-Interview, story stem test en secure base script test: niet kwetsbaar voor responsbias
-Vragenlijst: gebruiksvriendelijk

38
Q

Hoe kunnen we gehechtheid klinisch bevragen?

A

-Interviewleidraad: identificeer/benoem stressor => doorvragen
-Gehechtheidsbreuken identificeren
(afbeelding)
-Boog van emotioneel uitdiepen: inhoud, betekenis, emotie, betekenis

39
Q

Hoe kunnen we gehechtheidsontwikkeling zien binnen de diagnostiek?

A

-Gehechtheidsontwikkeling als verklaringsmechanisme
-Onveilige gehechtheid geen synoniem voor psychopathologie
-Onveilige gehechtheid risicofactor: belangrijk onderdeel van verklaringsdiagnostiek
-Niet elk probleem is gevolg van onveilige gehechtheid

40
Q

Welke soorten van verstoord gehechtheidsgedrag kunnen we terugvinden in DSM?

A

Reactieve gehechtheidsstoornis
-Geïnhibeerde type
-Ontremd-sociaalcontactstoornis (gedisinhibeerde type)

41
Q

Wat is een reactieve gehechtheidsstoornis?

A

-Ontstaan voor leeftijd 5j
-Door relationele trauma’s: fysieke mishandeling, seksuele mishandeling, fysieke verwaarlozing, psychologische verwaarlozing
-DSM-V: geremd vs ontremd type

42
Q

Wat is een geïnhibeerde gehechtheidsstoornis?

A

-Weinig sociaal contact
-Emotioneel teruggetrokkken
-Angstig voor anderen

43
Q

Wat is een gedisinhibeerde gedragsstoornis?

A

-Oppervlakkige contacten: allemansvriendjes
-Assertief gedrag

44
Q

Wat is een gehechtheidsstoornis volgens de DSM-V?

A

-Enkel geïnhibeerde type
–>Geremd emotioneel tov volwassen verzorgers: weinig troost zoeken en reageert weinig op troost
–>Sociale en emotionele stoornis: minimaal emotioneel responsief, beperkt positief affect, periodes van onverklaarde prikkelbaarheid/verdriet/angst
-Ontremde type nu: disinhibited social engagement disorder

45
Q

Wat zijn kenmerken van gehechtheid en gehechtheidsstoornis?

A

-Normatieve ontwikkeling vs psychopathologie
-Weinig overlap tussen hechtingsstijlen en gehechtheidsstoornissen
-40-60% onveilig vs 1% stoornis
-Bij stoornis wordt kwaliteit gehechtheidsrelatie niet onderzocht
-Bij stoornis meer evidentie voor validiteit van gedisinhibeerde type en minder voor geïnhibeerde type
-Geen logische bevindingen voor zelf-beeld en ander-beeld

46
Q

Hoe worden gehechtheidsstoornissen gemeten?

A

-Interview: DAI
-Vragenlijsten: RPQ

47
Q

Welke interventies zijn mogelijk bij gehechtheid?

A

-Opvoedingsomgeving creëren met emotioneel beschikbare potentiële gehechtheidsfiguur
-Bevorderen sensitiviteit opvoeders
-Integratieve therapie voor gehechtheid en gedrag

48
Q

Welke relatie is er tussen schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

Relatie tussen angstige/vermijdende hechtingsstijl en psychopathologie gemedieerd door maladaptieve schema’s
(afbeelding)

49
Q

Welke centrale concepten zijn er bij de relatie tussen schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Schematheorie
-Schema’s
-Disfunctionele schema’s
-Copingstijlen
-Schemamodi
-Logische verband tussen schema’s, copingstijlen en schemamodi

50
Q

Wat is de schematheorie van Young et al.?

A

Intern logisch consistente en voor cliënt begrijpbare casusconceptualisatie maken, waarin huidige problematische gedrag verklaard vanuit levensgeschiedenis cliënt

51
Q

Wat zijn schema’s?

A

-Persoonlijke representaties van werkelijkheid opgeslagen in autobiografisch geheugen
-Dragen bij aan verschillende zaken
-Disfunctionele schema’s kunnen verschillende gevolgen hebben

52
Q

Aan welke zaken dragen schema’s bij?

A

-Begrijpen van zichzelf, anderen en omgeving
-Ontwikkelen positief zelfbeeld
-Genuanceerd beeld van anderen
-Adequate strategieën om emoties te reguleren

53
Q

Wat kunnen gevolgen zijn van disfunctionele schema’s?

A

-Stagnatie emotionele ontwikkeling
-Rigidere interpretatie van situaties
-Gedrag dat in toenemende mate problematisch wordt

54
Q

Wat zijn kenmerken van disfunctionele schema’s?

A

-Ontstaan vroeg in leven
-Ontstaan als resultaat van temperament en negatieve vaak terugkerende ervaringen met opvoeders en leeftijdsgenoten: belangrijke invloed van emotionele basisbehoeften en traumatische ervaringen
-Dimensioneel

55
Q

Welke copingstijlen zijn er als reactie op disfunctionele schema’s?

A

-Overgave: handelt congruent met disfunctionele schema
-Overcompensatie: denkt en handelt tegenovergesteld aan schema met bedoeling kern van disfunctionele schema ongedaan te maken
-Vermijding: probeert ontsnappen aan heftige en pijnlijke emoties gepaard met disfunctionele schema

56
Q

Wat is een schemamodi?

A

-Allesoverheersende gemoedstoestand waarin iemand verkeer: denken, voelen en handelen beheerst door constellatie van op dat moment actieve schema’s en copingstijlen
-Verschillende soorten

57
Q

Welke verschillende soorten schemamodi zijn er?

A

-Kindermodi
-Oudermodi
-Disfunctionele copingmodi
-Gezonde modi

58
Q

Wat is een kindermodi?

A

-Voelt zich kwetsbaar als klein kind
-Overspoeld door intense negatieve emoties terwijl heftigheid ervan niet goed uit huidige omstandigheden of situatie te herleiden valt
-Komt overeen met overgave copingstrategie

59
Q

Wat is een oudermodi?

A

-Vervuld van zelfhaat
-Straffend naar zichzelf
-Erge schuldgevoelens of extreem hoge eisen naar zichzelf
-Komt overeen met overgave copingstrategie

60
Q

Wat is een disfunctionele modi?

A

Overcompensatie, vermijding

61
Q

Wat is een gezonde modi?

A

-Goede emotieregulatie
-Zelfwaardering
-Spontaniteit
-Gezonde leefstijl

62
Q

Hoe staan schema’s, copingstijlen en schemamodi in logisch verband met elkaar?

A

-Functie aangetoonde gedrag, gerelateerd aan 3 copingstijlen
-Inhoudelijke kleuring modus: belangrijkste schema’s en centrale onvervulde emotionele behoeften

63
Q

Welke diagnostische methoden zijn er voor schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Inventarisatie huidige problemen en levensgeschiedenis
-Inventarisatie van schema’s
-Inventarisatie van copingstijlen
-Inventarisatie van schemamodi

64
Q

Waaruit bestaat de inventarisatie van huidige problemen en levensgeschiedenis bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Diagnostisch interview en algemene klachtenlijst
-Mogelijke intergenerationele overdracht schema’s: schema’s van ouders van cliënt inventariseren

65
Q

Waaruit bestaat een diagnostisch interview voor de inventarisatie van huidige problemen en levensgeschiedenis bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Belangrijkste klachten, symptomen, probleemgebieden
-Kenmerkende schema’s in levensgeschiedenis
-Typische verhalen verteld tijdens familiebijeenkomsten
-Typisch gedrag dat men name aandacht krijgt binnen gezin
-Schema’s, onvervulde of gefrustreerde emotionele en/of ontwikkelingsbehoefte en overlevingsstrategieën van cliënt afgeleid uit levensverhaal

66
Q

Waaruit bestaat de inventarisatie van schema’s bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Zelfrapportage op schemavragenlijst (betekenisinformatie)
-Neerwaartse-pijltechniek: doorvragen naar betekenis bepaalde gebeurtenis, tot onderliggende schema helder (betekenisinformatie)
-Diagnostische imaginatie: op belevingsniveau koppeling gemaakt tussen huidige problemen en levensgeschiedenis (betekenisinformatie en informatie uit andere lagen)

67
Q

Wat is het uitgangspunt van diagnostische imaginatie bij de inventarisatie van schema’s bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

Emotionele ervaringen in levensgeschiedenis cliënt in 3 lagen in geheugen gerepresenteerd
-Stimulusinformatie: specifieke kenmerken van object/situatie, waargenomen via zintuigen
-Betekenisinformatie: gevolgtrekkingen door persoon of betekenis van situatie voor persoon
-Responsinformatie: verbale respons, autonome reacties en motorische respons

68
Q

Wat is de werkwijze van diagnostische imaginatie bij de inventarisatie van schema’s bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Leg doel van diagnostische imaginatie uit en geef aan dat verbeeldingsoefening 5-10 minuten duurt
-Vraag cliënt ogen te sluiten en nare ervaring uit kindertijd naar boven te laten komen en zo levendig mogelijk voor te stellen
-Start met nare ervaring met 1 van ouders, geef expliciet aan dat niet uitmaakt welke situatie
-Check tijdens imaginatie of cliënt situatie verbeeld vanuit perspectief zelf als kind: waar, hoe oud, gebeurtenis, gevoelens, bepaalde behoefte, wat wil je van ouder, wat wil je zeggen
-Na imaginatie cliënt ogen laten openen en bespreking ervan tussen cliënt en diagnosticus

69
Q

Waaruit bestaat de inventarisatie van copingstijlen bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Diagnostisch interview
-Zelfrapportage: Schema Coping Vragenlijst

70
Q

Waaruit bestaat de inventarisatie van schemamodi bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Diagnostisch interview
-Zelfrapportage: SIM

71
Q

In welke mate maakt het uit of items in willekeurige volgorde staan of per schaal gegroepeerd zijn bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Bij schemavragenlijsten belang van indeling
-Gegroepeerde indeling: op eenvoudige wijze score patiënt bekijken, verminderde validiteit, werkt bepaalde responsbias in hand
-Voorkeur versie te gebruiken met vragen in willekeurige volgorde

72
Q

Welke scoring van de schemavragenlijst is te verkiezen bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Tellen aantal extreme scores: bepaalde vormen psychopathologie gemaskeerd
-Berekenen gemiddelde van alles scores per schaal: hoogste voorspellende waarde, dus te verkiezen

73
Q

In welke mate betekent een lage score op een specifieke schemaschaal dat schema bij deze persoon geen rol speelt bij de diagnose van schema’s, copingstijlen en schemamodi?

A

-Kan dat iemand laag scoort op specifieke schemaschaal, maar uit observatie, levensgeschiedenis en diagnostische imaginatie blijkt dat schema wel rol speelt in leven persoon
-Belang gebruik diverse methoden