Hoofdstuk 4 - Functionele urologie en neuro-urologie Flashcards

1
Q

Wat zijn symptomen van een gestoorde vullingsfase?

A
  • Overactieve blaas: urge, vele kleine plasjes, nycturie, bedplassen en/of drangincontinentie
  • Stressincontinentie of inspanningsgebonden incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de symptomen van een gestoorde ledigingsfase?

A

Startproblemen, trage straal, moeizaam plassen, gevoel niet leeg te plassen, nadruppelen, niet kunnen plassen, soms overloopincontinentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Juist of fout?

De blaashals wordt bezenuwd door para- en orthosympathische vezels.

A

Fout, de blaashals wordt enkel geïnnerveerd door orthosympathische vezels afkomstig van T11-L2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Door welke zenuw wordt de externe sfincter bezenuwd?

A

De n. pudendus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Via welke zenuw bereiken parasympathische vezels de blaas?

A

De nn. pelvini of nn. erigentes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke kern ontstaan de parasympathische vezels die naar de blaas gaan?

A

De nucleus van Budge.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke kern ontstaan de motorische vezels die naar de externe sfincter gaan?

A

De nucleus van Onuf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Via welke zenuwen gaan de orthosympathische vezels naar de blaas?

A

De n. hypogastricus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke blaasinhoud wordt een gevoel van volheid doorgegeven?

A

400 ml.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt bedoeld met een synerge mictie?

A

Bij detrusorcontractie zullen de sfincters relaxeren en wanneer de detrusor terug relaxeert zullen de sfincters terug opspannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk deel van de hersenen zorgt voor synerge mictie?

A

De pons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk type neurogene blaas zal een patiënt met een letsel t.h.v. de hersenen ervaren?

A

Een hyperreflexe blaas maar wel nog met behoud van synerge sfinter-detrusoractiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke symptomen zullen patiënten met een suprapontien letsel hebben?

A

Pollakisurie, urgentie, urinair verlies bij kleinste prikkel van de blaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zijn de hogere urinewegen in gevaar bij een suprapontien letsel?

A

Nee, de blaasdrukken zijn vrij laag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soort neurogene blaas hebben comateuze patiënten het vaakst?

A

Blaashyperreflexiviteit met sfinctersynergie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk type neurogene blaas zal een patiënt met een letsel tussen de pontiene kernen en de kernen van S2-S4 ervaren?

A

Detrusorhyperreflexie met sfincterdissynergie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke gevolgen heeft een letsel tussen de pontiene kernen en de kernen van S2-S4 voor de patiënt?

A
  • Geen bewuste gewaarwording of inhiberende controle meer
  • Blaascapaciteit daalt drastisch
  • Onvolledige en regelmatig onderbroken mictie
  • Blaasresidu met verhoogd risico op infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Zijn de hogere urinewegen in gevaar bij detrusorhyperreflexie met sfincterdissynergie?

A

Ja, er zijn hoge blaasdrukken die na verloop van tijd schade t.h.v. de nieren, prostaat en geslachtsorganen veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk type neurogene blaas ontstaat er bij een letsel onder de kernen van S2-S4?

A

Een areflexe neurogene blaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke gevolgen ondervindt de patiënt bij een areflexe neurogene blaas?

A
  • Geen gevoel van volheid
  • Atone blaas
  • Inspanningsgebonden urineverlies door verzwakking sfincters
  • Geen willekeurige mictie meer
  • Residu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe moet mictie opgewekt worden bij een areflexe neurogene blaas?

A

Verhoging van de intra-abdominale druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe ontstaat er bij een areflexe neurogene blaas gevaar voor de hogere urinewegen?

A

Op termijn ontstaan er hoge blaasdrukken door fibrose van de detrusor met verlies van zijn elasticiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de spinale shockfase?

A

Een initiële fase die iedere patiënt met een ruggenmergletsel zal ervaren, ongeacht de hoogte van het letsel en de hieruit resulterende neurogene blaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke urologische symptomen horen bij de spinale shockfase?

A

Er is geen gevoel van volheid en blaascontractie is volledig weg, wat leidt tot overloopincontinentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de koudwatertest?

A

Het is een test om te zien of de spinale shockfase over is. Er wordt ijskoud water in de blaas gespoten en wanneer er een detrusorcontractie optreedt is de test positief en is de shockfase voorbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het nadeel van de koudwatertest?

A

In geval van een areflexe neurogene blaas zal deze test negatief blijven, ookal is de spinale shockfase voorbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke reflexen kunnen nog nagegaan worden bij het testen of de spinale shockfase voorbij is?

A
  • Anaalreflex: de anale sfincter zal contraheren bij prikken met scherp voorwerp
  • Bulbocavernosusreflex: bij knijpen in glans / clitoris zal de anale sfincter contraheren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Juist of fout?

Bijna alle patiënten met diabetische cystopathie zullen klachten ervaren.

A

Fout, slechts 26% zal symptomen ervaren waardoor een grondige anamnese zeer belangrijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de symptomen van diabetische cystopathie?

A
  • Verminderd blaasgevoel waardoor mictiefrequentie daalt
  • Detrusoratonie en afwezigheid van sfincterobstructie waardoor buikpersmictie optreedt
  • Chronisch overvulde blaas: buikpijn
  • Gevoeliger voor urineweginfecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de voornaamste complicaties van diabetische cystopathie?

A

Blaasresidu met bacteriurie waardoor urosepsis kan optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe wordt diabetische cystopathie vermeden?

A

Er word elk jaar een urinekweek en echografische residubepaling gedaan. Ook wordt een mictielijst bijgehouden.

32
Q

Welk type neurogene blaas wordt verwacht bij de ziekte van Parkinson?

A

Een hyperreflexe detrusor met sfinctersynergie. De sfincter is echter wel rigide en spastisch door schade aan de substantia nigra.

33
Q

In hoeveel procent van de patiënten met MS komen urologische symptomen voor?

A

70-90%.

34
Q

Welk type neurogene blaas ervaren patiënten met MS?

A

Het urologisch beeld is zeer variabel en is afhankelijk van de lokalisatie van de neurologische schade.

35
Q

Wat is de normale evolutie van een niet behandelde spina bifida?

A

Ontwikkelen van een hogedrukblaas, deterioratie van de hogere urinewegen door ontstaan van vesico-ureterale reflux en nierinsufficiëntie op jonge leeftijd (40j).

36
Q

Waaruit bestaat de behandeling voor spina bifida bij de neonaat?

A

Clean intermittent catheterization (CIC) en anticholinergicum (oxybutininesiroop).

37
Q

Welke neurogene aandoeningen vormen de hoogrisicogroepen voor secundaire uropathie?

A

Spina bifida en medullaire letsels.

38
Q

Welke neurogene aandoeningen vormen de laagrisicogroepen voor secundaire uropathie?

A

Parkinson, MS en hersenletsels.

39
Q

Hoeveel sonderen patiënten zich gewoonlijk bij CIC?

A

5-6 keer per dag.

40
Q

Wat zijn niet-neurogene oorzaken van een overactieve blaas?

A
  • Blaasprikkeling: infectie, tumor, blaasstenen, endometriose
  • Lage urinewegobstructies
41
Q

Welk onderzoek is de gouden standaard voor de diagnsse van detrusorinstabiliteiten?

A

Het urodynamisch onderzoek.

42
Q

Welke behandelopties zijn er voor de niet-neurogene overactieve blaas?

A
  • Levensstijl: prikkelende stoffen in de voeding vermijden
  • Kinesitherapie: bekkenbodem versterken
  • Blaastraining: voldoende drinken en proberen ophouden
  • Medicatie
  • Neuromodulatie en botuline toxine injectie
  • Operatie: darmaugmentaties
43
Q

Welke medicatie kan gegeven worden bij overactieve blaas?

A
  • Anticholinergica
  • B3 mimetica
44
Q

Wat doen B3-mimetica?

A

Ze geven relaxatie van de blaasspier via B3-receptoren.

45
Q

Bij welke patiënten moet men opletten bij het geven van B3-mimetica?

A

Patiënten met ongecontroleerde hypertensie.

46
Q

Via waar kan neuromodulatie toegediend worden?

A

Via de sacrale wortels, de n. tibialis posterior, de n. pudendus en genitale zenuwen.

47
Q

Wat is de belangrijkste bijwerking van botuline toxine injecties?

A

Het risico op blaasledigingsstoornissen met recidiverende urineweginfectie en noodzaak tot intermittente zelfsondage.

48
Q

Wat is het nadeel van darmaugmentaties?

A

De patiënt dient zich na de operatie intermittent de katheteriseren wegens urineretentie.

49
Q

Wie is er at risk voor een hypo- of acontractiele blaas?

A
  • Patiënten met diabetes, lage ruggenmergletsels, spina bifida, MS of sacraal lipoom
  • Patiënten die een operatie in het klein bekken zijn ondergaan
  • Patiënten die radiotherapie van het klein bekken hebben gehad
  • Patiënten die anticholinergica of antidepressiva nemen
50
Q

Wat zijn de symptomen van een acute urineretentie?

A

Heftige pijn t.h.v. de onderbuik en het perineum, samen met heftige mictiedrang.

51
Q

Wat zijn de symptomen van een chronische urineretentie?

A

Vage pijn in de onderbuik, perineum of flanken, overloopincontinentie, pollakisurie, aandrang, stressincontinentie en recidiverende urineweginfecties.

52
Q

Wat is de enige manier om de diagnose van een hypo- of acontractiele blaas te stellen?

A

Een urodynamisch onderzoek.

53
Q

Welke medicatie kan gegeven worden voor een hypo- of acontractiele blaas?

A

Parasympathicomimetica of alfareceptorblokkers.

54
Q

Welke medicatie kan helpen bij bekkenbodeminsufficiëntie?

A

Alfareceptorantagonisten, SSRI en imipramine.

55
Q

Wat zijn de symptomen van een hypertone bekkenbodem?

A

Dysurie, retentie, dyschezie, dyspareunie, perineale pijn, pollakisurie, urgentie en incontinentie.

56
Q

Juist of fout?

De therapie voor een hypertone bekkenbodem kent goede resultaten bij volwassenen.

A

Fout, de slaagpercentages zijn laag en er zijn frequent recidieven.

57
Q

Wat zijn de meest voorkomende vormen van incontinentie bij de man?

A

Drangincontinentie en nadruppelen.

58
Q

Juist of fout?

Meer dan 80% van de mannen met urineverlies worden niet behandeld.

A

Juist.

59
Q

Juist of fout?

Kinesitherapie kan voor alle vormen van incontinentie bij mannen helpen.

A

Juist.

60
Q

Wat zijn de oorzaken van transiënte incontinentie bij ouderen?

A
  • Delirium, depressie
  • Infectie: ouderen zijn gevoeliger
  • Atrofische vaginitis, urethritis
  • Pharmaca
  • Psychische oorzaken
  • Excessieve urineproductie
  • Restrictie van de mobiliteit
  • Stoelgangsimpactie
61
Q

Welke complicaties kan desmopressine geven bij ouderen?

A

Oedeem, cordecompensatie, hypertensie en elektrolytenstoornissen.

62
Q

Juist of fout?

Bij zwakke ouderen wordt desmopressine enkel opgestart in opnameverband.

A

Juist.

63
Q

Juist of fout?

Desmopressine wordt bij oudere vrouwen hoger gedoseerd dan bij oudere mannen.

A

Fout, oudere vrouwen krijgen 25 microgram en oudere mannen 50 microgram.

64
Q

Wanneer kunnen antidepressiva gebruikt worden bij ouderen?

A

In geval van inspanningsgebonden incontinentie of gemengd urineverlies.

65
Q

Is de doeltreffendheid van oestrogenen bij bejaarde vrouwen voor incontinentie al aangetoond?

A

Neen, maar het is wel aangetoond dat de tonus van de bekkenbodem toeneemt en de blaasprikkeling vermindert.

66
Q

Wat zijn symptomen van het chronisch blaaspijnsyndroom?

A

Cystitisachtige pijn die toeneemt met blaasvulling en pollakisurie (soms 20-40 keer per dag).

67
Q

Wat kan men op cystoscopie zien bij het chronisch blaaspijnsyndroom?

A

Ulcera en mucosascheuren.

68
Q

Wat vindt men op blaasbiopten bij het chronisch blaaspijnsyndroom?

A

Eosinofielen en/of mastcellen.

69
Q

Waaruit bestaat de standaardtherapie voor het chronisch blaaspijnsyndroom?

A

Pijnstilling, psychologische begeleiding, anticholinergica (OAB) en alfablokkers (gestoorde lediging).

70
Q

Wat is de volgende stap indien de standaardtherapie voor het chronisch blaaspijnsyndroom niet volstaat?

A

Blaasinstillaties met DMSO en GAG-laagvervangers.

71
Q

Hoeveel procent van de bevolking heeft last van pijn in de teelballen?

A

1%.

72
Q

In hoeveel van de gevallen vindt men geen oorzaak voor chronische scrotale pijn?

A

1/4.

73
Q

Vul aan: in 15-20% van de gevallen van chronische scrotale pijn ontstaat de pijn na … (1), zoals een … (2) of een … (3), of na een al dan niet vermeende … (4).

A

1: heelkunde
2: vasectomie
3: liesbreukoperatie
4: infectie

74
Q

Wanneer spreken we van nachtelijke polyurie?

A

Wanneer het geplaste volume tijdens de nacht meer dan 33% bedraagt van het totaal geplaste volume over 24u.

Opmerking: bij jongeren is dit al vanaf 20%.

75
Q

Wanneer spreken we van polyurie?

A

Wanneer de diurese meer dan 40 ml per kg per dag bedraagt.

76
Q

Hoeveel procent van de kinderen met bedplassen blijft last hebben doorheen het leven?

A

1%.

77
Q

Hoeveel kinderen met bedplassen ontwikkelen later klachten van nocturie?

A

1/3.