Hoofdstuk 12 - Benigne aandoeningen van de mannelijke genitaliën, erectiele functie en fertiliteit Flashcards

1
Q

Beschrijf symptomen en KO van torsio testis.

A
  • Symptomen: zeer plotse en hevige pijn, nausea, braken, soms collapsneiging
  • KO: gezwollen scrotum, horizontalisatie en hoogstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer kunnen de symptomen bij torsio testis minder uitgesproken zijn?

A

Bij zeer jonge kinderen of bij onvolledige torsio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de behandeling van torsio testis?

A

Heelkundige exploratie met detorderen van de zaadstreng. De teelbal wordt vastgehecht in het scrotum, alsook de contralaterale teelbal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Binnen de hoeveel tijd moet een torsio testis behandeld worden?

A

Binnen de 6u.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Juist of fout?

Tijdens elke ingreep op de testis wordt de appendix testis meestal gecoaguleerd.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het beleid bij testistrauma?

A

Het veroorzaakt zelden ernstige schade. Indien de zwelling toeneemt en de pijn blijft, moet heelkundige exploratie uitgevoerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een hydrocoele?

A

Een pijnloze, mooi afgeronde cystische scrotummassa die ontstaat doro vochtophoping binnen de tunica vaginalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen een hydrocoele bij volwassenen en een hydrocoele bij kinderen?

A

Kinderen
- Hydrocoele is communicerend (open)
- Operatie indien persistentie gedurende paar maanden

Volwassenen
- Hydrocoele is gesloten
- Operatie indien te veel last

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de oorzaken van hydrocoele bij volwassenen?

A

Trauma, infectie, vroegere operatie of onderliggende testistumor.

Dus alles wat de tunica vaginalis prikkelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een spermatocoele of epididymiscyste? Wat is de oorzaak?

A

Een mooi afgeronde, beweegbare cystische massa aan de bovenpool van de epididymis.

De oorzaak is een verstopping van de kanaaltjes in de bijbal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de behandeling van spermatocoele?

A

Heelkunde indien er te veel last ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de oorzaken van varicocoele?

A

Veneuze reflux, insufficiënte kleppen, compressie door kruising met a. mesenterica inferior of compressie door abdominale massa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer moet een varicocoele behandeld worden?

A
  • Infertiliteit met bewezen oligospermie of onvoldoende beweeglijkheid
  • Graad 3-4 bij jongeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welk specifiek geval wordt enkel de testis geïnfecteerd zonder de epididymis?

A

Bij bof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe komt epididymitis voor?

A

Als een zeer pijnlijke en verharde scrotumzwelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat moet na behandeling van een scrotuminfectie zeker gebeuren?

A

Extra onderzoeken om een primaire infectiehaard of faciliterende oorzaak op te sporen. Dit kan met echo of CT, urinedebietmeting en residubepaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar moet aan gedacht worden wanneer oudere mannen zich met fimosis presenteren?

A

Onderliggende peniscarcinoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bij wie ontstaat Peyronie vooral?

A

Bij mannen boven de 45 jaar die regelmatig seksueel actief zijn bij wie de vrouw bovenaan zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de vermoedelijke oorzaak van Peyronie?

A

Littekenvorming t.g.v. kleine scheurtjes in de tunica albuginea van de corpora cavernosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de behandeling van Peyronie?

A
  • Geruststellen
  • Indien te lang of onmogelijk seksueel contact: heelkunde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Aan welke zijde doet de Peyronieplaque zich meestal voor?

A

Dorsaal op de middellijn.

22
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van low flow priapisme?

A
  • Ruggenmergaandoeningen: overdreven secretie van neurotransmitters
  • Leukemie, sikkelcelanemie: verstopping drainerende venulen
  • Antidepressiva, poppers: blokkage van peniel detumescentiemechanisme
  • Exogene erectiebevorderende middelen
23
Q

Binnen hoeveel tijd leidt low flow priapisme tot irreversiebele erectiele disfunctie?

A

Binnen 24u.

24
Q

Waardoor wordt high flow priapisme veroorzaakt?

A

Trauma t.h.v. penis of perineum.

25
Q

Hoe wordt de diagnose van low flow priapisme gesteld?

A

Bloedgasanalyse: hypoxie (PO2 < 30 mmHg), hypercapnie (PCO2 > 60 mmHg) en acidose (pH < 7.25)

26
Q

Waaruit bestaat de behandeling van low flow priapisme?

A

Spoelen van corpora cavernosa, intracaverneuze inspuiting van lage dosissen noradrenaline, aanleggen ven shunts.

27
Q

Wat wordt bedoelt men een penisfractuur?

A

Het is een scheur in de corpora cavernosa.

28
Q

Waaruit nestaat de behandeling van een penisfractuur?

A

De scheur hoeft enkel heelkundig hersteld te worden indien er urethraal bloedverlies optreedt.

29
Q

Aan welke diagnose moet men denken bij een rode, harde, pijnlijke streng op de penis?

A

Tromboflebitis van de oppervlakkige peniele venes.

30
Q

Hoe ontstaat de erectie?

A

NO zorgt voor een relaxatie van gladde spiercellen van de aa. cavernosalis wat voor vasodilatatie zorgt. Door deze vasodilatatie en de snelle vulling wordt het veneuze systeem dichtgedrukt.

31
Q

Hoe verdwijnt de erectie?

A

Vasoconstrictie van de aa. cavernosales waardoor de druk op de venen vermindert en de uitstroom van bloed ontstaat.

32
Q

Wat zijn de belangrijkste factoren bij erectiele disfunctie?

A

Cardiovasculaire ziekten, zwaarlijvigheid, roken, hypercholesterolemie en het metabool syndroom.

33
Q

Wat moet nagegaan worden bij het klinisch onderzoek van erectiele disfunctie?

A
  • Voelen van perifere pulsaties
  • Beharingstatus van de patiënt
  • Penis: fimosis of vernauwde voorhuid, te kort of te pijnlijk frenulum, plaques
  • Scrotum: hypotrofe testes, afwezige testes
34
Q

Wat is de plaats van labo-onderzoeken in de uitwerking van erectiele disfunctie?

A

Ze worden zelden uitgevoerd.

35
Q

Bij welke patiënten met erectiele disfunctie kan een penisring soelaas bieden?

A

Mannen die aanvankelijk een goede erectie krijgen maar ze niet kunnen behouden.

36
Q

Wanneer moet sildenafil ingenomen worden?

A

Inname op een relatief nuchtere maag.

37
Q

Wanneer bereikt sildenafil zijn optimale werking?

A

1 uur na inname.

38
Q

Welke fosfodiësterase-5-inhibitoren bestaan op de markt?

A

Sildenafil, tadalafil en vardenafil.

39
Q

Wanneer moet vardenafil ingenomen worden?

A

Op een relatief nuchtere maag.

40
Q

Wanneer bereikt vardenafil zijn optimale werking?

A

1-2u na inname.

41
Q

Wanneer bereikt tadalafil zijn optimale werking?

A

3u na inname.

42
Q

Welke dosis van welk medicijn is een uitzondering op de ‘on demand’-inname van fosfodiësterase-5-inhibitoren?

A

5 mg tadalafil.

43
Q

Wat zijn de bijwerkingen van fosfodiësterase-5-inhibitoren?

A

Flush op het gelaat, blauwachtig gezicht, maaglast.

44
Q

Wat zijn contra-indicaties voor fosfodiësterase-5-inhibitoren?

A
  • Absoluut: patiënten onder nitraten
  • Relatief: nierinsufficiëntie
45
Q

Welke medicamenteuze behandeling bestaat er voor premature ejaculatie?

A

SSRI en fosfodiësterase-5-inhibitoren.

46
Q

Hoeveel van de paren hebben moeilijkheden om kinderen te krijgen?

A

1/3 tot 1/6.

47
Q

Wat is de impact van urineweginfecties op infertiliteit?

A
  • Acuut: duidelijke vermindering van de spermakwaliteit
  • Chronische prostatitis: geen evidentie voor impact
  • Chronische epididymitis: subfertiliteit door obstructie
48
Q

Wat is een normaal testisvolume?

A

15-25 ml.

49
Q

Hoe gebeurt de interpretatie van de resultaten van een sperma-analyse?

A
  • Indien 1e staal normaal: stop
  • Indien 1e staal abnormaal: heranalyse binnen 7 dagen tot drie weken
  • Indien twijfel na 2e staal: controle na 3-6 maand
50
Q

Welke mogelijke resultaten kunnen er uit een sperma-analyse komen?

A
  • Normospermie: alles normaal
  • Azoöspermie: geen spermatozoa
  • Aspermie: geen ejaculaat
  • Oligospermie: te weinig spermatozoa
  • Astenozoöspermie: te trage spermatozoa
  • Teratozoöspermie: abnormale vorm
  • Cryptozoöspermie: spermatozoa worden enkel gevonden na centrifugatie
51
Q

Welk effect heeft de therapie van varicocoele op de fertiliteit?

A

Er is verbetering van de spermakwaliteit, verhoging van het testosteron en de testes worden groter maar er is geen evidentie dat de kans op bevruchting stijgt.