hoofdstuk 2 Flashcards
ontwikkeling
alle veranderingen in het menselijk gedrag die samenhangen met de leeftijd. ontwikkelingspsychologen willen;
1 de veranderingen beschrijven
2de veranderingen verklaren
3 de ontrwikkeling optimaliseren.
geschiedenis van de ontwikkelingspsychologie
1 e fase 1900-1970 klassieke theorieen beschrijving
2e fase 1970-2000 verklaren de invloed van context op de ontwikkeling
3e fase 2000- optimaliseren toegepaste ontwikkelingsspsychologie positief
theorieen over ontwikkeling
maken dmv een schematische voorstelling of een analogie, een benadering van de werkelijkheid; deze schematisering maakt het mogelijk de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek in verband te zien en een betekenis aan dezer uitkomsten te geven. 4 hoofdvragen;
1 wat is de onderliggende opvatting over de ontwikkeling en het onderliggende mensbeeld
2is de ontwikkeling kwalitatief of kwantitatief van aard
3 nature nurture
4 wat is het eigenlijk dat zich ontwikkelt
ontwikkelingstaken
verwijzen naar een reeks opgaven die zich aandienen op een bepaald tijdstip[ in het leven en die de
persoon moet volbrengen in relatie tot zijn omgeving.
Invloeden;
lichamelijke ontwikkeling
verwachtingen van de omgeving
de persoon zelf met zijn eigen waarde en aspiraties.
antwoorden op de 4 hoofdvragen;
1 biologie en maatschappij bepalen verloop ontwikkeling dit leidt tot een mensbeeld waarbij de persoon actief bijdraagt aan zijn eigen ontwikkeling
2de ontwikkeling is kwalitatief van aard, in elke fase andere taken, verschillend van de volgende
3 nature en nurture individu en omgeving
4 richt zich niet op de ontwikkelnig van 1 bepaald aspect.
Uitbreiding van de theorie door Baltes;
ontwikkelingstaken niet alleen gekoppeld aan leeftijd ( belangrijk voor kinderen)
ook invloeden die samenhangen met de historische context (belangrijk voor adolescenten)
invloeden die voortkomen uit niet normatieve life events. (bij ouder worden belangrijk)
ontwikkelingstheorieen over de adolescentie
stellen de vraag aan de orde of deze periode een eigenheid heeft en of er veel emotionele onrust/storm and stress is.
1 psychoanalytisch
2sociaal cultureel
3 cognitief
Wat ontwikkelt zich en is het nature of nurture?
Het gaat om normatieve opgaven die samenghangen met de leeftijd en dus in principe voor alle adolescenten geldt.
psychoanalytische theorieen freud
wat zich ontwikkelt tijdens de adolescentie zijn de emoties. de ontwikkeling wordt gestuurd door onbewuste strevingen of driften; deze driften komen voortdurend in conflict met beperkingen van de omgeving; storm en stress is normaal anders te aangepast. Het is een aparte fase.
anna freud, ascetisme en intellectualisering
verdringen impulsen met afweermechanismen;
ascetisme; adolescenten ontzeggen zichzelf alle plezier uit angst om de controle over hun seksuele impulsen te verliezen (bijvoorbeeld strikte studieplanning en een intens sport regime).
De relationele visie
Recente aanvulling op klassieke drift afweervisie freud de relationele visie; de ontwikkeling wordt gestuurd door interne voorstellingen die we opbouwen van de belangrijkste personen in ons leven en van de ouders in het bijzonder. Met deze interne objecten gaan we daan relaties aan.
- eerste seperatie-individualisatiefase (Mahler) afstand reele ouders opbouw intern, 1-3 oefenfase en daarna toenaderingsfase.
- tweede seperatie individualisatiefase; adolescentie; er wordt psychologisch of emotioneel afstnd genomen van de interne voorstellingen van de ouders door de pmgang met mensen buiten het gezin, vooral leeftijdsgenoten van het andere geslacgt. tegenstrijdige tendensen de jongere trekt zich regelmatig terug in zijn eigenwereld maar ervaart tevens een behoefte de ouder op te zoeken om zijn eigenheid te tonen en te ervaren.
Sociaal culturele theorieen
richten zich op omgeving de invloed van de bredere maatschappelijke context. Storm en stress is niet universeel maar mede cultureel bepaald.
Theorie van Margaret Mead 1928: de manier waarop onze westerse maatschappij omgaat met jogeren heeft een belangrijke invloed op hun emotionele onrust.. Deze onrust wordt niet ervaren in niet westerse culturen verklaringen:
1 het leven in niet westerse culturen is eenvoudiger omdat jongeren niet met moeilijke diepgaande beslissingen over hun studie en latere beroep worden geconfronteerd.
2 de ontspannen levensstijl in niet westerse culturen.
cognitieve theorieen
tijdens de ontwikkeling ontwikkelt zich vooral het denken en de adolescentie is een aparte fase.
Piaget; kinderen concreet operationeel, jongeren abstract, formeel operationeel. Kunnen denken over denken, naief iedealisme en egocentrisme. Gevoelens zijn uniek niemand kan hun begrijpen daardoor storm en stress,. emotionele onrust en ze denken dat hen niets kan overkomen onnodig risico’s nemen.
Beperkingen van de klassieke theorieen
- elk type theorie legt de nadruk op een verschillend aspect van de zich ontwikkelende persoon; geen enkele theorie kan een volledig beeld geven.
-theorieen worden soms uitgebreid om dit te ondervangen (bijv Baltes)
-elementen van alle belangrijke theorieen kunnen worden samengebracht in een omvattend theoretisch kader zoals in de theorie van Erikson over de vorming van identiteit 3 dimensies;
biologisch, sociaal en persoonlijk waar de 2 aspecten worden geintegreerd.
Ook voor cognitie is er een plek want er is tijdsperspectief en plannen voor de toekomst.
contextuele theorieen
beschrijven de rol van de omgeving tot in detail, hebben het samenspel tussen individu en omgeving verder ontleed.
De context zijn de relaties van de persoon met een groep anderen die belangrijk voor hem zijn, daarvan hangt af of storm en stress plaatsvindt. Beschouwen het tijdperk waarin de jongere leeft ook als een context voor hun ontwikkeling. besteden aandacht aan de wijze waarop de kenmerken van de jongere en de kenmerken van de omgeving op elkaar aansluiten. Bijv ecologische theorie van bronfenbrenner of de theorie van de levensloop
Ecologische theorie van Bronfenbrenner
4 niveaus van interactie tussen individu en omgeving;
microsysteem; het systeem dat de jongere het meest direct beinvloedt, school sport ouders ed
mesosysteem omvat de wederzijdse verbindingen en processen tussen 2 of meer onderdelen van het microsysteem.
exosysteem systemen waarmee jongeren niet zelf rechtstreeks mee in contact komen maar wel van invloed zijn zoals werk ouders.
macrosysteem; omvat alle andere systemen, bijvoorbeeld cultuur, overheid
Historische context vindt bronfenbrenner ook belangrijk maar werktt hij niet verder uit.
theorie van de levensloop shanahan en newman (2007)
historische invloeden meenenemen, steunt met name op de analyse van 1 periode de jaren 30.
1 de levensloop is ingebed en wordt vormgegeven door de historische context
2 impact is afhankelijk van moment in de levensloop
3 sociale en historische invloeden komen tot uitdrukking in een netwerk van gedeelde relaties
4 individuen hebben invloed op hun leven door de keuzes die ze maken en de acties die ze ondernemen binnen de mogelijkheden en beperkingen van de historische context. Plasticiteit en risico en beschermende factoren, ook de maatschappij heeft invloed nav sociale paden.
FIT voor het verloop van de ontwikkeling is ook de aansluiting tussen de eigenschappen van het individu en de kenmerken van de omgeving van groot belang transactie een wederzijdse beinvloeding/wisselwerking
developmental systems benadering
het patroon van relaties (effecten van alle invloeden op de belasting van de jongere vormt een samenhangend systeem dat over de tijd verandert. Dit systeem moet in de ontwikkelingspsychologie worden bestudeerd.