Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

adolescentie

A

periode tussen de kinderjaren en volwassenheid, centrale ontwikkelingstaak volgens Erikson is het ontwikkelen van een eigen identiteit.
fase waarin jongeren de veranderingen gaan integreren die zich ten gevolge van rijping en ontwikkeling voordoen. Wordt beinvloed door wat er in de kinderjaren heeft plaatsgevonden en anderzijds door het perspectief dat de volwassenheid biedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

identiteit

A

persoon beleeft zichzelf als iemand met een eigen herkenbare levensstijl die, ondanks veranderingen, consitent is en voor mensen om hem heen als zodanig herkenbaar is.
in westerse samenleving eigenheid en autonomie, in andere culturen is het deel uitmaken van een groep belangrijker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verlengde adolescentie/ emerging adulthood

A

discrepantie tussen enerzijds geacht worden al vroeg zelfstandig te zijn, maar anderzijds pas laat echt de middelen hiervoor te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

leeftijd

A

leeftijdsgrans 18 betekent niet zonder meer dat iemand volwassen is. transitional care tussen 15-22
vroeg 10-13
midden 14-18
late 19-22
emerging adult 25
het einde van de periode wordt meestal getypeerd als het bereiken van de volwassenheid; er zijn verschillender vormen en momenten van volwassenheid denkbaar, al naar gelang persoonlijke maatschappelijke of culturele ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

puberteit

A

het proces van geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale ontwikkeling die de geslachtsrijping en tal van andere rijpings en ontwikkelingsprocessen aanstuurt. als gevolg van deze processen treedt er verandering op in gedrag/stemmingen; het puberen. een cyclisch proces van hormonen en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

problemen tijdens adolescentie

A

een periode die voor iedereen wel wat stress oplevert maar waar ook bijna iedereen uiteindelijk goed doorheen komt geen storm en stress. De ontwikkeling behoeft wel aandacht en zorg! onderscheid maken tussen eenmalige stemmingen of gedragingen en meer langdurige patronen. ook is het life course of adolescence limited.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

intra en inter individuele veranderingen

A

intra binnen een persoon in de loop van de tijd, inter verschillen die zich daarbij in verloop van de ontwikkeling tussen individuen voordoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ontwikkelingspsychologisch standpunt

A

het bestuderen van intra individuele verandering in stadia en fasen;
fase 1 gedragswijzen en attituden zijn typerend voor een bepaald niveau van psychische ontwikkeling.
2 ontstaan in de loop van een proces dat een vaste volgorde vertoont.
3 het karakteristieke functioneren in een bepaalde fase hangt samen met structurele veranderingen en met de structuur van het denken.
4 overgangen tussen fasen zijn duidelijk waarneembaar bijvoorbeeld door toegenomen onevenwichtigheid.
karakteristiek voor adolescentiefase;
-vormen van een eigen identiteit en het bereiken van autonomie tov ouders
-manieren van omgaan met bepaalde innerlijke beleefde conflicten bv ivm ambivalente gevoelens tov ouders.
-bepaald niveau van cognitief functioneren bv wat betreft denken over morele vraagstukken.
Kanttekening;
niet uniform
en niet iedereen van dezelfde leeftijd zit in dezelfde fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

serieus signaal

A

ingrijpende emotionele onrust of probleemgedrag is bijna nooit het directe of logische gevolg vd veranderingen tijdens de adolescentie. Adolescentie vergroot soms bestaande problemen uit/drijft op het spits maar veroorzaakt ze niet. Bijvoorbeeld meisjes die vroeg in de puberteit komern hebben een hogere kans om probleemgedrag te ontwikkelen, maar dit is vooral zo bij meisjes die ook voor hun puberteit al problemen hadden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ontwikkelingstaken/niveaus; de eisen en verwachtingen binnen een cultuur voor een bepaalde leeftijdsgroep.
geformuleerd voor de hulpverlening om meer vanuit een ontwikkelingsperspectief te denken ipv naar poblemen.

A

voor de adolecentie
1 vormgeven aan veranderende relaties binnen het gezin
2 zorgdragen voor gezondheid en uiterlijk
3 zinvol invullen van de vrije tijd
4 vormgeven aan intimiteit en seksualiteit
5 participeren in onderwijs of werk
6 vriendschappen en sociale contacten onderhouden
7 omgaan met autoriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

definities van continuiteit

A

1 in de kern van een psychologisch verschijnsel de gedragingen aan de oppervlakte kunnen verschillen.
2 in de kern van een persoon; vroegere ervaringen bepalen het latere functioneren (discussiepunt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

protectieve factoren

A

1 sociale ondersteuning; goede relaties binnen het gezin, positieve schoolervaringen.
2 persoonlijkheidskarakteristieken positief zelfbeeld of een gemakkelijk humeur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

live events

A

kunnen op diverse momenten in de levensgeschiedenis een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de jongere, bijvoorbeeld echtscheiding, verhuizing, verkering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

life trajectories

A

nagaan welke samenhang tussen opeenvolgende gebeurtenissen in een mensenleven te traceren valt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

acceleratie

A

een ongunstig verlopende ontwikkeling die zich onder invloed van bepaalde factoren versneld in een negatieve richting voortzet. (een keerpunt; als een ongunstig verlopende ontwikkeling positief wordt beinvloedt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ontwikelingspsychopathologie

A

richt zich op onderzoek naar condities waaronder stoornissen in de ontwikkeling optreden, in stand blijven of verdwijnen en naar individuele verschillen die daarbij voorkomen. De condities zijn onder meer situaties die een verhoogd risico inhouden.

17
Q

dynamisch interactionisme (magnusson)

A

benadrukt dat mensen hun eigen omgeving vormgeven (eigen keuzes), maar ook door hun omgeving worden vormgegeven. groot onderscheid in weerstand en vatbaarheid voor beinvloeding moeilijkheden.

18
Q

genotype

A

verschijningsvorm bepaald door erfelijke aanleg.

19
Q

persoon omgeving interactie beinvloeding van je eigen omgeving

A

1 passieve interactie; omgeving die door biologische verwanten wordt aangeboden
2 evocatieve interactie; het individu beinvloedt de omgeving door reacties die men bij anderen oproept; uiterlijk temperament en intelligentie.
3 actieve interactie; het individu selecteert/onderneemt acties een omgeving vrienden en werkkring die bij hem passen.
tijdens de adolescentie vindt er een verandering van passieve naar actieve interactie plaats doordat het belangvan acties of keuzes toeneemt.

20
Q

omgevingseffecten vs persoonskenmerken

A

diathesis stress model; jongeren met een bepaald soort temperament of persoonlijkheid zijn extra vabaar voor negatieve omgevingsinvloeden.
differential susceptibility model; diezelfde kwetsbare jongeren zijn ook vatbaarder voor positieve omgevingsinvloeden.

21
Q

4 factoren 10 jarige meisjes met gedragsproblemen; gunstig of ongunstig voor latere ontwikkeling

A

1 gezinsklimaat
2 het kunnen maken van concrete toekomstplannen
3 de keuze van vrienden
4 de partnerkeuze

22
Q

adolescentie als periode van transities, domeinen van verandering

A
  • biologische domeid; de adolescentie is een periode van (snelle) veranderingen in het uiterlijk en van seksuele ontwikkeling
    -cognitieve domein; in vergelijk met jongere kinderen kunne jongeren abstract en in hypothetische termen denken; z kunnen daarbij ook beter het perspectief van anderen aannemen, daardoor anderen beter begrijpen maar daardoor ook acties goed/afkeuren.
    -sociale domein; jongeren verwerven een andere sociale status omdat ze van rol veranderen bijv een baantje, maar ook omdat ze, als gevolg van biologische cognitieve of emotionele veranderingen, andere interesses krijgen in hun relaties of andere eisen stellen aan hun relaties.
    al deze veranderingen leveren een bijdragwe aan de ontwikkeling van het zelf en de identiteit, waarbij de beleving een uniek persoon te zijn centraal staat.