H15 hulpverlening aan adolescenten Flashcards
ontwikkelingstaken
- taken die aan de ontwikkelingsfase adolescentie gebonden zijn.
- als een kind of jongere er in slaagt zicht vaardigheden eigen te maken om de actuele ontwikkelingstaken te volbrengen, is het beter voorbereid op de volgende levensfase
- een indeling in ontwikkelingstaken is behulpzam bij het verzamelen en analyseren van info, het opstellen van doelen en werkpunten en het leren van ieuwe vaardigheden.
- het kan bovendien voorkomen dat een hulpverlener zich te veel of uitsluitend richt op problematische gedragingen van de jongere.
- jongeren die opgroeien in 2 culturen hebben een extra ontwikkelingstaak: een eigen weg vinden tussen de 2 culturen en met de verschilen omgaan.
taken voor de adolescentieperiode
- positie tov ouders: minder afhankelijk worden tov ouders en het bepalen van een eigen plaats binnen de veranderende relaties in het gezin en de familie.
- onderwijs of werk: kennis en vaardigheden opdoen om een beroep te kunnen uitoefenen en een keuze maken tav werk
- vrije tijd: ondernemen van activiteiten in de rije tijd en het zinvol doorbrengen van de tijd waarin er geen verplichtingen zijn
- eigen woonsituatie: zoeken of creeren van een plek waar je goed kunt wonen en leren omgaan met huisgenoten
- autoriteit en instanties: accepteren dat er personen en instanties boven je gesteld zijn, binnen geldende regels en codes opkomen voor eigen belang.
- gezondheid en uiterlijk: zorgen voor gezonde voeding, goede lichamelijke conditie en een uiterlijk waar men zich prettig bij voelt en het vermijden van overmatige risico’s.
- sociale contacten en vriendschappen: contacten leggen en onderhouden, oog hebben voor wat contacten met anderen kunnen opleveren, je openstellen voor vriendschap, vertrouwen geven en nemen, wederzijdse acceptatie.
- intimiteit en seksualiteit: ontdekken wat mogelijkheden, wensen en grenzen zijn in intieme en seksuele relaties en daar uiting aan geven.
waar zoeken jongeren hulp
-kindertelefoon:
telefonische hulpdienst voor 8-18 jaar. Het meest wordt er gebeld over onderwerpen als pesten seksualiteit enrelaties. Meer meisjes dan jongens bellen; 11-14 ruim vertegenwoordig.
De vrijwilliger geeft indien gewenst informatie advies of ondersteuning.
-internet sociale media:
voor tal van problemen zijn er websites en fora;’hier vinden jongeren info en advies en verhalen van lotgenoten.
Daarnaast kunnen jongeren via mail/chat anoniem contact zoeken met hulpverleners, vragen stellen en evt een online behandeling starten (e-health)
-school:
belangrijk als het gaat om het signaleren en ter sprake brengen van problemen. ll kunnen zelf een beroep doen op mentor, de llbegeleider of een schoolmaatschappelijk werker.
Bij ingewikkelde problemen zal de leerkracht of mentor de jongere doorvrwijzen binnen de interne zorgcultuur van de school/instellingen daarbuiten
-huisarts, instelling voor jeugdzorg:
voor instellingen voor jeugd en opvoedhulp en jeugd ggz is vaak een verwijzing nodig van een bureau jeugdzorg of huisarts; dat is voor veel jeugdigen al een drempel
-als een huisarts een jeugdige doorverwijst zzijn vaak de ouders betrokken; zij zien dat het niet goed gaat met hun kind en doen een beroep op professionele zorg; de jongeren zijn in dit soort gevallen niet altijd even gemotiveer; ze vinden dat er eigenlijk niet zoveelk aan de hand is /willen geen hulp en bemoeienis van professionals.
–sommige jongeren komem in aanraking met jeugdzorg vanwege hun probleemgedrsag/ onveilige omstandigheden waarin zij verkeren.
soorten hulp
*lichte problematiek:
een luisterend oor is vaak al voldoende; de jongeren voelt zich gehoord en gesteund; vriend ouders mentor school, kindertelefoon, social media, lotgenoten contact; in aanvulling daarop is het samen zoeken naar oplossingen en het evt geven van een advies soms afdoende voor het probleem waar de jongere mee zit.
*ingewikkelde problematiek:
professionele hulp van een jeugdmaatschappelijk werker, sociotherapeut, kinder en jeugdpsycholoog, (ortho)pedagoog/kinder en jeugdpsychiater is vaak nodig
professionele hulpverleners
- jeugdmaatschappelijk werker: heeft vaak of enkele keren contact met een jongere en evt de ouders op basis vd hulpvraag wordt gezocht naar oplossingen; daartoe vinden diverse gesprekken plaats; sommige werkers maken ook gebruik van technieken om cognitieve en sociale vaardigheden te trainen.
- groepsleider sociotherapeut: werkt in een centrum voor dag of residentiele behandeling en is verantwoordelijk voor de dagelijkse opvoeding behandeling en verzorging van de jongere. Dagelijkse zorg aandacht voor het leren van nieuwe praktische en sociale vaardigheden en gerichte aandacht voor het leren hanteren van emoties, het beïnvloeden van negatieve of storende cognities /leren van nieuwe gedragingen lopen in elkaar over.
- kinder en jeugdpsycholoog, orthoperdagoog: voert gesprekken om problemen op te lossen; daarnaast kan deze professional diagnostisch onderzoek uitvoeren op basis waarvan meer specifieke behandelinterventies ingezet kunnen worden; soms gespecialiseerd in specifieke therapievormen zoals systeemtherapie, cognitieve gedragstherapie, of EMDR (om angst en trama te overwinnen)
- kinder en jeugdpsychiater: doet ook diagnostisch onderzoek, vaak in gevallen waarin er sprake is/signalen van psychische stoornissen; kan ook medicatie vorrscrijven voor bepaalde problemen, zoals ADHD; dit naast uitvoering van niet medicamenteuze behandeling.
variaties vorm/inhoud van de hulp
- duur
- plaats waar: ambulant in de leefomgeving, dagbehandeling, pleegzorg, open/gesloten residentiele hulp
- methode; inzichtgevende/oplossingsgerichte gesprekken, gedragsmatige training of therapie, medicamenteuze behandeling, systeemgerichte therapie, psychodynamische therapie
- betrokken bij de hulp; individueel met ouders of hele gezin
- individueel of groep
- kader: vrijwillig of juist met dwang en drang via jeugdbeschermingsmaatregel, rechterlijke machtiging of jeugdstrafrechterlijke maatregel
- vanuit pleegzorg of residentieel perspectief: gericht op terugkeer naar gezin vs. gericht op zelfstandig wonen (begeleid woen ,kamertraining)
indeling o.b.v. problematiek
verschillende hulp- en behandelprogramma’s voor jongeren met:
- emotionele problemen
- gedragsproblemen
- cognitieve problemen
- contactstoornissen
- problemen in de thuissituatie
- problemen met eten
- verslavingsproblematiek
- beperkingen en handicaps
hulpvormen (combiaties komen veel voor)
- provinciale jeugdsector: instellingen voor jeugd en opvoedhulp, bureau’s jeugdzorg, en landelijk werkende instellingen (LWI’s, voor jeugdvoogdij (4,2%)
- gehandicaptenzorg: jegd LVB (voor licht verstandelijke beperkingen) (0,3%)
- geestelijke gezondheidszorg, jeugd ggz (4%)
- speciaal onderwijs (0,8%) vanwege leer/gedragsproblemen
- justitiele jeugdinrichtingen (JJI) of jeugdzorg plus instellingen (0,1%)
wat vinden jongeren belangrijk als ze hulp krijgen?
- goed luisteren is cruciaal: er moet meer naar kk orden geluisterd
- goed geïnformeerd worden over wart er zou kunnen gebeuren
- meedenken en meebeslissen over een oplossing voor de problemen.
aanpak jeugdcriminaliteit
2 speerpunten:
1 persoonsgerichte aanpak
2 effectieve interventies
heeft geresulteerd in het landelijk instrumentarium jeugdstrafketen en een twintigtal erkende interventies voor jeugdigen die met strafrecht in aanraking zijn gekomen
–leidend bij de ontwikkeling en implementatie hiervan z\ijn de wat werkt beginselen; gelden ook voor de jeugdzorg in brede zin, met een kleine aanpassing van het eerste beginsel.
Een aanpak die deze beginselen goed toepast laat effecten zien in de vermindering van problemen risico’s en bedreigingen waardoor de hulp effectiever zal zijn.
wat werkt beginselen
1 risicobeginsel:
stem de intensiteit van de hulp af op risico’s en bedreigingen t.a.v. veiligheid en gezonde ontwikkeling; in het geval er psychosociale problemen /een psychische stoornis bestaat, op de ernst van de problemen/stoornis.
2 behoeftebeginsel:
stem de inhoud van de interventie af op veranderbare beschermende factoren en risicofactoren van de jeugdige en zijn omgeving
3 responsiviteitsbeginse: kies een interventie die aansluit bij de motivatie, mogelijkheden en leefstijl van de jeugdige en zijn omgeving.
4 evidence based programma’s kies een interventie die bewezen effectief is
5 programma integriteit: voer de interventie uit zoals bedoeld
6 professionaliteit: laat de interventie uitvoeren door goed opgeleide en gesuperviseerde profeddionals
de basis: werkrelatie en motivatie
motiverende gespreksvoering
-methode afkomstig uit de verslangszorg die jongeren en andere clienten stimuleert om hulp te zoeken voor hun problemen/ongezonde levenstijl aan te pakken. Vergroot het effect van de behandeling, bouwt voort op het veranderingsmodel van Procaska en DiClemente.
Hoe werkt motiverende gespreksvoering:
empathische en motiverende houding om jongeren actiever te betrekken bij hulp, intrinsieke motivatie uitlokken ipv opleggen door ambivalentie te onderzoeken. Principes: empathie uitdrukken, ontwikkelen van discrepantie, vermijden van discussie, omgaan met weerstand, en het ondersteunen van geloof in eigen kunnen (self efficacy).
Basistechnieken zijn:”reflectief luisteren, omgaan met weerstand (meebewegen met de client om de cient te helpen weerstand te overwinnen en stappen te zetten in de richting van verandring, agenda bepalen en toestemming vragen (de client bepaalt) en het uitlokken van verandertaal (de client kiest)
stadia in een veranderingsproces (Prochaska en DiClemente, 1992)
1 voorstadium: geen intentie om te veranderen; ontkenning onbewus van probleem
2 overwegen: bewustwording of zijn van het probleem; wat verandering van gedrag kan opleveren
3beslissen: vertrouwen in mogelijkheden om te veranderen; maken van een plan
4 uitvoeren: actie gericht om gedrag te veranderen/behandeling gericht op veranderering
5volhouden: integratie van het nieuwe gedrag in het dagelijkse leven
6 terugvallen: dit komt (vaak)voor; cliënt begint opnieuw in 1 van de vorige stadia
reframing
verandering van de betekenis van een gebeurtenis of van gedrag door de gebeurtenis in een ander kader te plaatsen, vanuit een ander perspectief te bekijken.
Aanvullende techniek;wordt gebruikt bij o.a. functional family therapy (FFT)
kenmerkende processen in werkrelatie adolescent-hulpverlener
+ambivalente houding kan vooral in het begin van een hulpverlenerscontact leiden tot een wat aarzelende onverschillige onzekere/angstig houding. noodzaak maar ook begreiging van losmaking en zelfstandigheid.
+wantrouwen tov hulpverlener: willen volwaardige gesprekspartner zijn. Angst om in een richting gemanipuleerd te worden.
+persoonlijke stijl: jongeren zijn erg bezig met wie ze zijn en hoe ze overkomen; kunnen regles of gebruiken van hulpverlener impliciet of expliciet ter discussie stellen, maar tegelijkertijd de hulpverklener meer als persoon dan als hulpverlener benaderen en allerlei persoonlijke vragen stellen.
+positie ouders: hebben soms de jongeren min of meer gestuur, soms komt de jongeren vanwege problemen met de ouders, losmaking van afzetten tegen en loyaliteit met de ouders pelen in veelhulpverlenerscontacten een rol, wat de probemen ook zijn waarvoor de hulp s opgestart; ook belangrijk: wat wordt er wel/niet besproken met de ouders van hetgeen de jongere met de hulpvrlener bespreekt.