Hoofdstuk 19 Flashcards

1
Q

Stilstaan

A

Uit vrije wil stilstaan en zonder verkeersnoodzaak en je niet meer deel van het verkeer bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Toegestaan

A

Je voertuig tot stilstand brengen aan de uiterste linkse of rechtse zijde van de weg, wat het handigste is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verboden

A
  • Stilstaan binnen 5 m van een zebra pad
  • Stilstaan binnen 12 m van een bushokje
    (geldt niet voor passagiers in of uit laten stappen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pech

A

Pech is overmacht,
dus stilstaan op plekken waar het niet mag, mag wel als je je pechlicht aan hebt staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer stilstaan toegestaan

A
  • Passagiers in of uit laten stappen
  • Laden en lossen
  • Rusten
  • Naar de weg vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer stilstaan verboden

A
  • Kruispunt
  • Overweg
  • Fietspad met doorgetrokken streep
  • Rijbaan naast fietspad met doorgetrokken streep
  • Tunnel
  • Rijbaan naast busstrook
  • Naast gele doorgetrokken streep
  • Naast weg met blauw bord met rood kruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly