Hoofdstuk 14 - Senologie Flashcards

1
Q

Wat is belangrijk na te vragen bij de specifieke anamnese?

A

De aard en evolutie van de klachten, de wijze van optreden en de wijze van ontdekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijk na te vragen bij de aanvullende anamnese?

A
  • Reproductieve anamnese: menarche, laatste menses, menopauze, # kinderen,…
  • Persoonlijke VG: heelkunde, bestraling, trauma, alcoholgebruik, status,…
  • Medicatie: antidepressiva, antistolling, bloeddrukmedicatie, slaapmiddelen
  • Familiale VG: borst en/of ovariumkanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de incidentie van borstkanker?

A

2.3 vrouwen op 1000 per jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel vrouwen zullen er op een lifetime borstkanker ontwikkelen?

A

1/10.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Juist of fout?

75% van de borstkankers ontstaan na de leeftijd van 40j.

A

Fout, 75% van de borstkankers ontstaan na de leeftijd van 55j.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het nadeel van een mammografie?

A

Er zijn 10-15% vals negatieven. Dat cijfer ligt nog hoger bij jongere vrouwen en bij gebruik van hormonale substitutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij wie wordt een screeningsmammografie uitgevoerd? Wanneer wordt die gedaan?

A

Ze wordt uitgevoerd bij vrouwen tussen de 50 en de 69 jaar. Dit gebeurt elke 2 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van borstkankerscreening?

A

De mortaliteit is gedaald met 20%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke groep voert men liefst zo weinig mogelijk mammografieën uit?

A

Bij jonge vrouwen (< 40j) en vrouwen die nog nooit zwanger geweest zijn gezien hun klierweefsel heel gevoelig is aan straling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de BIRADS-classificatie.

A
  1. Inconclusief onderzoek, verder onderzoek nodig (vergroting, compressie, bijkomende opname)
  2. Normale bevindingen
  3. Veranderingen die goedaardig zijn
  4. Afwijkingen die waarschijnlijk goedaardig zijn, maar waar een opvolging op korte termijn is voor aangewezen
  5. Afwijking aanwezig waarvoor biopsie nodig is
  6. Verdachte beelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Juist of fout?

Echografie is, net zoals een mammografie, een nuttige screeningstool.

A

Fout, echografie heeft geen nut als screening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn indicaties voor MRI?

A
  • Discordantie tussen mammografie, echografie en kliniek
  • Onderscheid maken tussen recidief en postoperatieve fibrose
  • Evaluatie van respons op neoadjuvante chemotherapie
  • Evaluatie van multifocaliteit en/of bilateraliteit
  • Screening van hoogrisicopatiënten (BRCA1/2, CHEK-2, palp)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer wordt een MRI het best uitgevoerd?

A

Op dag 11-12 van de menstruele cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van FNAC?

A
  • Voordelen: snel resultaat (1u), veiligheid en geringe invasiviteit
  • Nadeel: men ziet geen basale membraan dus invasiviteit kan niet uitgesloten worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvoor wordt FNAC gebruikt?

A

Het opsporen van aangetaste lymfeklieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het voordeel van core-needle-biopie?

A

Men kan het onderscheid maken tussen een in situ borstcarcinoom en invasieve kanker. Het is daarom ook de gouden standaard voor het uitwerken van een borstprobleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het voordeel van een vacuümbiopsie?

A

Men kan bewijzen dat men een representatief fragment heeft afgenomen d.m.v. mammografie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Juist of fout?

60% van de noduli bij vrouwen jonger dan 21 jaar zijn oliecysten.

A

Fout, 60% van de noduli bij vrouwen jonger dan 21 jaar zijn fibroadenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe evolueren fibroadenomen?

A

10% groeit, ongeveer 1/3e wordt kleiner, calcifieert of verdwijnt met leeftijd of zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer worden fibroadenomen verwijderd?

A

Bij groei, diameter > 3cm, bij atypische cytologie of als patiënte het zelf wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer komen cysten frequent voor?

A

Tussen 35 en 55 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer worden cysten het best verwijderd?

A

Wanneer er intracystische structuren aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn typische klachten van cysten?

A

Spanning en pijn in een snel opgetreden zwelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een risicofactor voor het ontwikkelen van een abces?

A

Roken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar moet men op bedacht zijn bij een mastitis buiten de zwangerschap?

A

Een maligne tumor.

26
Q

Bespreek cyclische mastodynie.

A
  • Pijn start in de tweede cyclushelft en verdwijnt met de menstruatie
  • Borsten voelen gespannen aan en dikwijls voelt men gevoelige nodulaire massa
  • Behandelopties: licht gedoseerde contraceptieve pil of suppressie van ovulatie door progestativa met anti-oestrogene eigenschappen
27
Q

Bespreek niet-cyclische mastodynie.

A
  • Pijn uitgaande van de thoraxwand achter de borst
  • Frequentste oorzaak: ziekte van Tietze
  • Pijn kan worden uitgelokt door druk op bepaalde plaats van het ribrooster
  • Behandeling: NSAID’s
28
Q

Wat is de ziekte van Mondor?

A

Een tromboflebitis in de oppervlakkige aders van de borst.

29
Q

Welke venen zijn het meest aangetast bij de ziekte van Mondor?

A

De v. thoracica lateralis en v. thoracoepigastrica.

30
Q

Hoe evolueert de ziekte van Mondor?

A

De aandoening gaat vanzelf binnen 6 weken over.

31
Q

Lijst de verschillende benigne borstaandoeningen op.

A
  • Fibroadenoom
  • Cyste
  • Abces
  • Oliecyste
  • Hamartoom
  • Lipoom
  • Mastodynie
  • Ziekte van Mondor
  • Vochtverlies uit de tepel
32
Q

Lijst de verschillende premaligne borstaandoeningen op.

A
  • Phyllodestumor
  • Papillaire letsels
  • Radial scar
  • Complex scleroserend letsel
  • Ductaal carcinoom in situ
  • Lobulair carcinoom in situ
33
Q

Vanaf welke leeftijd komen phyllodestumoren voor?

A

45 jaar.

34
Q

Wat is kenmerkend voor een phyllodestumor?

A

De aanwezigheid van nerfvormige spleten door dilatatie van de ductale structuren.

35
Q

Welk beleid wordt er gehanteerd voor een phyllodestumor?

A
  • Behandeling: excisie met marge van 1cm
  • Follow-up: jaarlijks
36
Q

Met welke symptomen gaat een ductaal carcinoom in situ (DCIS) gepaard?

A

Geen, want de kankercellen zitten in het klierbuisje.

37
Q

Juist of fout?

DCIS kan metastaseren.

A

Fout, DCIS zit in de melkgang en maakt geen contact met het lymfovasculaire systeem waardoor metastasering uitgesloten is.

38
Q

In welke geografische regio is de incidentie van borstkanker het hoogst? Waar het laagst?

A

Hoogst: Noord-Amerika en West-Europa
Laagst: Verre Oosten

39
Q

Met hoeveel procent stijgt het risico met elk jaar dat de menarche vroeger optreedt?

A

5%.

40
Q

Met hoeveel procent stijgt het risico met elk jaar dat de menopauze later optreedt?

A

3%.

41
Q

Welk effect heeft pariteit en leeftijd bij eerste partus op het risico op borstkanker?

A

Nullipara hebben verhoogd risico na de leeftijd van 40-45 jaar.
Een eerste zwangerschap voor 20 jaar vs. na 30 jaar halveert het risico na 10-15 jaar.

42
Q

Met welke factor neemt het risico op borstkanker toe wanneer de patiënte benigne borstaandoeningen in de VG heeft?

A

1.5 - 2.

43
Q

Welk effect heeft alcohol op het risico op borstkanker?

A

Het risico stijgt met 10% per 10 gram alcohol per dag.

44
Q

Welk effect heeft obesitas op het risico op borstkanker?

A

Postmenopauzale vrouwen met obesitas hebben een dubbel risico op borstkanker.

45
Q

Welk effect hebben hormonale anticonceptiva op het risico op borstkanker?

A

Bij langdurig gebruik (> 10 jaar) is er een lichte toename van het risico. Dat effect verdwijnt weer 10 jaar na stoppen.

46
Q

Wat is de moderne behandeling voor borstkanker?

A

Tumorectomie met negatieve snijranden, verwijderen van de sentinelklier en radiotherapie achteraf.

47
Q

Welk effect heeft adjuvante radiotherapie?

A

De kans op herval over 10 jaar daalt met 50%, de mortaliteit over 15 jaar daalt met een zesde.

48
Q

Welk fractionatieschema wordt gehanteerd?

A

15 sessies van 2.67 Gy met ev. een boost van 4 sessies van 2.5 Gy.

49
Q

Bij welke populatie kan tamoxifen gegeven worden?

A

Zowel bij pre- als postmenopauzale vrouwen.

50
Q

Op welke weefsels heeft tamoxifen een anti-oestrogene invloed en op welke een pro-oestrogene invloed?

A
  • Anti: borstkankercellen
  • Pro: endometrium (kanker!), bot, bloedstolling en vetmetabolisme
51
Q

Voor welke populatie zijn aromatase-inhibitoren geschikt?

A

Enkel postmenopauzale vrouwen met een hoog risico.

52
Q

Welk middel heeft het beste effect qua recidieven, tamoxifen of aromatase-inhibitoren?

A

Aromatase-inhibitoren.

53
Q

Wat zijn extra terugbetalingscriteria die vereist zijn voor aromatase-inhibitoren?

A

Er moet een extra risicofactoren aanwezig zijn, bv. tumor > 2cm, ingenomen lymfeklieren, etc.

54
Q

Wanneer wordt adjuvante chemotherapie gegeven?

A

Vier tot zes weken na chirurgie.

55
Q

Wanneer heeft toediening van trastuzumab en pertuzumab zin?

A

Bij tumoren die HER2-positief zijn.

56
Q

Wat is de klassieke behandelingsvolgorde?

A

Operatie - chemotherapie - radiotherapie en/of hormoontherapie.

57
Q

Wat is het beleid bij metastasen?

A

Indien er metastasen gevonden worden, is curatieve behandeling niet meer mogelijk. Men werkt vanaf dan altijd palliatief.

Uitzondering: solitaire metastase, bv. in de lever.

58
Q

Wat zijn de behandelopties bij gemetastaseerde borstkanker?

A

Er zijn twee opties: hormonale therapie en chemotherapie. Bij voorkeur wordt eerst hormonale therapie gegeven gezien die weinig bijwerkingen heeft.
Indien premenopauzale patiënte: stilleggen eierstokfunctie.

59
Q

Wat zijn voorwaarden voor de opstart van anti-hormonen bij gemetastaseerde borstkanker?

A
  • Tumor is hormoongevoelig
  • Metastasering is niet uitgebreid en/of creëert geen levensbedreigende situatie (bv. op bot- of klierweefsel)
60
Q

Wat zijn voorwaarden voor de opstart van chemotherapie bij gemetastaseerde borstkanker?

A
  • Tumor is niet hormoongevoelig
  • Hormonaal uitbehandelde patiënten
  • Uitgebreide viscerale ziekte en/of levensbedreigende situaties