Hoofdstuk 10 Flashcards

1
Q

Gassner

A

deed veel exorcismes, hierbij kwamen symptomen naar voren en dan was persoonn genezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Franz Anton Mesmer

A

magnetisme, dierlijk magnetisme, mesmerisme, baquet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

magnetisme

A

kracht tussen magneten. dit was volgens Mesmer een wetenschappelijke verklaring voor de symptomen die bij een exorcisme naar voren kwamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dierlijk magnetisme

A

als mensen problemen hebben kun je door hen in aanraking te brengen met magnetisme de symptomen naar voren brengen. hiervoor had Mesmer een grote bak met magnetische vloeistof waar ijzeren staven uitstaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mesmerisme

A

de manier (dierlijk magnetisme) waarbij patiënten in een staat van crisis gebracht werden door magneten werd mesmerisme genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

terugkoppeling Frans Anton Mesmer

A

hij was geïnteresseerd in de exorcismen van Gassner. hij vond het onzin en ging dus op zoek naar een wetenschappelijke manier, het magnetisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Marquis de Puységur

A

student van Memser maar verierp Mesmerisme. artificial somnabulism (kunstmatig slaapwandelen), posthypnotic amnesie, posthypnotic suggestion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Artificial somnabulism (kunstmatig slaapwandelen)

A

Puységur had het niet op de uitbarstingen van Mesmer en vond dat hij mensen ook in een trance-achtige staat kon brengen die hij later kunstmatig slaawandelen noemde, omdat het er erg op leek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Posthypnotic amnesie

A

mensen herinnerden zich niks meer als ze uit hypnose kwamen, maar wisten wel alles weer als ze er weer onder kwamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Posthypnotic suggestion

A

de gehypnotiseerde persoon wordt verteld iets te doen als ze uit hypnose komen, maar herinneren zich niet dat ze geïstrueerd zijn dat te doen. ze doen het dan wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

José Custodio de Faria

A

lucid sleep; staat waar de Faria patiënten in bracht die leek op hypnose. vond dat 1 op 5 mensen reageerde op zijn techniek en kwam er hierdoor achter dat iedereen gehypnotiseerd kon worden, maar dat dat niet bij iedereen even makkelijk was, magnetisme niet nodig, vermogen lag bij de patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

james esdaille

A

eerste persoon die mersmeric anesthesia gebruikte voor operaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

James Braid

A

intergreerde gebruik hypnose en bedacht ook de term.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ambroide Auguste Liébault

A

behandelde patiënten gratis door ze te hypnotiseren en zeggen dat symptomen weg gingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hippolyte Berheim

A

suggestibility; het vermogen om een idee om te zetten in een daad. hij stelde dat het vermogen om gehypnotiseerd was normaal verdeeld was.
had kritiek op de theorie van charcot.

werkte samen met liébault

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Jean-Martin Charcot

A

kon goed symptomen koppelen aan syndromen. dacht dat alleen mensen met hysterie gehypnotiseerd konden worden. had patiënt Blache Wittman

17
Q

Hysterie

A

verzamelbak van een diagnose voor mensen die verschillende onverklaarbaare symptomen vertoonden. een van die kenmerken was gevoeligheid voor hypnose

tijd van grande hystérie en hypnotisme

18
Q

Alfred Binet

A

werkte samen met charcot aan de nep experimenten van Wittman. ook unintentional suggestion

19
Q

unintentional suggestion

A

doordat je als behandelaar je vragen op een suggestieve manier vraagt verandert het antwoord. “cholera van de psychologie”. onderzocht dit met sturende vragen.

alfred binet en Victor Henri

20
Q

Joseph Delboeuf

A

stelde dat Wittman gewoon goede actrice is. hierdoor verschoof het idee van het publiek over hypnose naar Bernheims kant vanaf Charcots kant.

21
Q

Gustave le Bon

A

schreef boek over de psychologie van groepen. als mensen in groepen zijn gedragen ze zich alsof ze onder hypnose zijn.

22
Q

Norman Triplett

A

had een soortgelijk onderzoek als Binet, maar dan met prestaties. sociale facilitatie en sociale inhibitie

(onderzoek naar unintentional suggestion)

23
Q

sociale facilitaitie en sociale inhibitie

A

facilitatie = als mensen beter hun best gaan doen als ze bij anderen zijn die het beter doen.
inhibitie = als mensen anderen naar beneden gaan halen als ze bij anderen zijn die het beter doen.

24
Q

Floyd H. Allport

A

deed ook onderzoek naar groepen. conformisme en group fallacy

25
Q

conformisme

A

als de mening van een individu beïnvloedt wordt door de groep

26
Q

group fallacy

A

het idee dat een groep een eigen geest heeft. Allport zei dat dit niet zo was.

27
Q

Leon Festinger

A

cognitieve dissonantie = op het moment dat je bepaalde ideeën hebt over de wereld die dan niet blijken te kloppen ontstaat er spanning die je op een of andere manier moet oplossen.

28
Q

Stanley Milgram

A

experiment over autoriteit met schokjes

29
Q

Philip Zimbardo

A

Stanford prison experiment

30
Q

Elizabeth Loftus

A

studie naar valse herinneringen