HNH20306 - HC 12 Flashcards
What is social status:
• …
• Relatieve termen: laag inkomen, armoede, (relatieve) deprivatie.
• Gemeenschappelijk element: sociale positie in vergelijking met anderen.
(subjectieve) sociaal-economische status/positie
Sociaal-economische positie (SEP)
Gemeten door … en …
• Plaatsing van personen, families, huishoudens en volkstellingen of andere aggregaten met betrekking tot het vermogen om goederen te creëren of te consumeren die in onze samenleving gewaardeerd worden.
Bijv. economische waarde of gezondheid.
samenstelling en contextuele maatstaven
Samenstelling maatstaven: • Opleiding: ... • Inkomen: ... • Beroep: ... • Contextuele maatstaf: ... - Buurt, gemeente, regio's. • Gemeenschappelijke indicatoren: ... • In NL: samengestelde rangschikking voor buurt op basis van gemiddeld inkomen, % mensen met een laag inkomen, % laagopgeleiden, % werkloosheid.
hoogst afgeronde opleiding, aantal jaren opleiding, diploma
individueel inkomen, gezinsinkomen, jaarinkomen
arbeidsstatus; specifieke beroepsgroep, blue/white collar workers (blue = mensen met kantoorbaan, white = fysieke arbeid)
gemiddelde woningwaarde, mediane maandelijkse huurwaarde van woningen, percentage eenoudergezinnen, percentage werklozen, inkomen per hoofd
gebiedsgericht niveau
Opleidingsniveau:
• Laag: basisschool afgerond, vmbo, 3 jaar havo/vwo, mbo1.
• Middel: havo/vwo, mbo2, mbo3 of mbo4 afgerond.
• Hoog: afgerond hbo/wo (hbo of universiteit).
• Niveau in NL (2018): 29% laag niveau, 38% matig niveau, 22% hoog niveau.
Opleidingsniveau:
• Laag: basisschool afgerond, vmbo, 3 jaar havo/vwo, mbo1.
• Middel: havo/vwo, mbo2, mbo3 of mbo4 afgerond.
• Hoog: afgerond hbo/wo (hbo of universiteit).
• Niveau in NL (2018): … laag niveau, … matig niveau, … hoog niveau.
NL is relatief welvarend land, maar ook in NL zie je grote verschillen. Bijv. in Groningen en Zuid-Limburg zie je dat daar meer mensen wonen met een laag inkomen en meer kinderen die in armoede leven.
29%
38%
22%
Sociaal-economische positie en voeding in NL:
• Consumptie van suiker en snoep: …
• Consumptie van alcoholische dranken: … Wel verschil in het type alcohol dat gedronken wordt (bier of wijn).
• Consumptie van brood, granen, rijst, pasta: …
• Consumptie van fruit, noten en olijven: … Zie je ook terug bij kinderen die hoog- of laagopgeleid zijn.
• Consumptie van groenten: …
• Overgewicht/obesitas en onderwijs: Consumptie van groente en fruit ligt hoger bij hoogopgeleiden dan laagopgeleiden, maar als we kijken naar de …
Geen significant verschil tussen hoog- en laagopgeleiden.
Geen significant verschil tussen hoog- en laagopgeleiden.
Meer bij hoogopgeleiden.
Meer bij hoogopgeleiden.
Meer bij hoogopgeleiden.
meer ongezonde producten dan zien we een minder duidelijk patroon terug. Mensen die lager opgeleid zijn, hebben een hoger percentage overgewicht en/of obesitas in vergelijking met mensen die hoogopgeleid zijn.
• Inkomen-obesitas relatie wordt sterker: de correlatie wordt steeds sterker, er komt steeds meer een relatie tussen inkomen en obesitas. …
• Geografie van obesitas in NL: De plekken waar mensen wonen met een laag-economische positie, …
• Wereldwijde transitie van zwaarlijvigheid van rijk naar arm: Bruto nationaal product hebben ze afgezet tegen de mensen die kampen met obesitas en overgewicht. In landen met een relatief hoog bnp, hebben de mensen met …
- In landen met een laag bnp zie je het patroon omkantelen: …
Mensen met een laag inkomen hebben een groter percentage met obesitas dan mensen met een hoog inkomen.
daar wonen ook de mensen die het meest kampen met obesitas en overgewicht.
het hoogste inkomen een kleinere kans om obesitas of overgewicht te krijgen dan mensen met een relatief laag inkomen.
daar hebben vooral mensen met een wat hoger inkomen, een grotere kans op obesitas dan een laag inkomen.
Dieet en voedingsgerelateerde gezondheidsresultaten variëren tussen sociaal-economische groepen: waarom:
Fysieke en economische bereikbaarheid:
• Beschikbaarheidshypothesen:
- Voedselomgevingen: …
- Vooral in de buurten met een lage economische positie, …
- SEP in gebieden heeft dus ook invloed op de hoeveelheid eetgelegenheden in gebieden. Dat kan worden gezien als een verklaring waardoor mensen met een hogere economische positie een gezonder eetpatroon laten zien.
- In een wijk met een lagere SEP waren meer fastfoodketens beschikbaar, waardoor de mensen dachten die daar woonden dat …
gebrek aan toegang tot gezond voedsel, maar ook gemakkelijke toegang tot ongezond voedsel.
waren meer eetgelegenheden dan in een hoge economische positie.
het in hun buurt normaler en gepaster was om fastfood te consumeren. In vergelijking met mensen die in een wijk wonen met een hogere SEP. Zorgde ervoor dat er meer fastfood geconsumeerd werd in die wijken.
• Economische hypothesen:
- Meeste kortingen op …
- Food deserts: …
- Groente en fruit consumptie en vit. A hebben ze vergeleken met een neutraal voedingsmiddel: hoe donkerder de kleur is in het kaartje, hoe duurder groente en fruit is in vergelijking met een neutraal voedingsmiddel. In Westerse landen zoals Europa is de prijs van gezonde producten …
- In Amerika is de prijs van ongezonde producten …
- In Afrika zijn zowel gezonde én ongezonde producten …
ongezonde voedingsproducten
gebieden waarin mensen een lage toegang hebben tot gezonde producten
hoger dan een neutraal product
goedkoper
duurder
• Evolutionaire hypothesen: waarom vragen? Wat is de (adapatieve) functie van de relatie?
- Lage SES > Blootstelling aan voedselomgeving > …
- Adaptieve strategiehypothesen: Psychologische en gedragsmechanismen bevorderen overeten en de opbouw van lichaamsvet onder omstandigheden van feitelijke en/of vermeende voedselonzekerheid om te bufferen tegen het potentieel van langdurige voedselschaarste. (…)
eten
Mensen met een laag SEP hebben niet altijd toegang tot voedsel en wanneer die producten dan beschikbaar zijn, dan neigen die mensen ernaar om over te eten. Om voor te sorteren op situaties in de toekomst waarbij ze voedselschaarste ervaren. Ze proberen een buffer op te bouwen om zich voor te bereiden op situaties in de toekomst dat ze niet de toegang hebben tot die voedingsmiddelen
Uitleg:
Lage SEP > ongezondere voedselaankopen.
• Mede door … en …
• …
Ingewikkelder:
• Bidirectionele relatie armoede-voeding.
• Invloed op … en …
prijs/kortingen en beschikbaarheid
adaptieve strategiehypothesen
besluitvormingsprocessen en gevoelens van ‘tekort’
Bidirectionele relatie van SEP-voeding:
• SEP > voeding.
• Voeding > SEP
• Waarom, 2 redenen
- Voedselonzekerheid voorspelt de ontwikkeling van academische prestaties bij Amerikaanse kinderen: kinderen met voedselonzekerheid hebben lagere prestaties op school, wat effect heeft op hun opleidingsniveau.
- Bewijs voor loonboetes: mensen met obesitas hebben meer ziekteverzuim, mindere kans op loonsverhoging of te groeien in hun functie.
Invloed op besluitvormingsprocessen:
• Ervaring van schaarste aan middelen (tijd, geld) beïnvloeden besluitvormingsprocessen: mensen die bijv. een hoge tijdsdruk hebben of minder geld hebben, moeten meer afwegingen maken en kunnen bijv. in de supermarkt afwegingen maken tussen de goedkoopste producten. Dit resulteert in …
- Dat betekent dus dat mensen die schaarste ervaren een …
• Ook in relatie tot voeding.
• Schaarste ervaren door compromissen te sluiten.
- Organiseer een feest met beperkte middelen (schaarste) OF organiseer een feest waarin je alle middelen hebt (geen schaarste).
- Mensen die beperkte middelen hadden en veel keuzes moesten maken, die hadden een hogere cognitieve belasting en daardoor was de hypothese dat zij ook voor ongezondere keuzes kozen. Maar dit was niet het geval, het had geen effect op tussendoortjes.
- De reden dat het geen effect had: …
Dit resulteert in een hogere cognitieve belasting hebben, waardoor we ons meer focussen op de korte termijn beloningen in vergelijking met de lange termijn beloningen. Korte termijn beloningen zijn vaak ongezondere keuzes.
hogere cognitieve belasting hebben en minder rationeel een keuze kunnen maken. Keuzes zijn dan veel automatischer en gefocust op de korte termijn.
is schaarste te weinig hebben? Of minder hebben dan iemand anders?
Doelstelling versus relatieve status:
• Persoonlijke relatieve deprivatie (PRD): …
• Als je het gevoel hebt dat je minder hebt dan anderen, dan …
• Mensen die over het algemeen het idee hebben dat ze minder hebben dan anderen, die mensen die dan ook nog in die staat van PRD werden gebracht, gingen meer kcal consumeren dan mensen uit de controleconditie.
het gevoel dat men ten opzichte van anderen onterecht wordt beroofd van een gewenst resultaat (je hebt het gevoel dat je onterecht dingen ontnomen wordt, die je wel verdient in vergelijking met anderen)
stimuleert dat je eetlust
Objectieve en relatieve status:
• Niet alleen in termen van middelen, maar ook in … (SSES).
• Vergelijk jezelf met mensen die het relatief beter hebben (…) of slechter hebben (…).
• Zelfgerapporteerde SES vergeleken met anderen.
• Alleen al het ervaren van een lage subjectieve status stimuleert de eetlust.
subjectieve SES
hoge SSES conditie
lage SSES conditie