Hfst 5 - vragen Flashcards

1
Q

Weten wat vaatplanten zijn.

A

Bevatten vaatbundels (houtvaten en zeefvaten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het transport in xyleem en floëem kunnen beschrijven.

A

a. Xyleem: transport van sappen enkel van blad tot wortel
b. Floëem: transport van sappen in beide richtingen van blad tot wortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sporenvorming

A
  • er worden sporen gevormd (gespecialiseerde voortplantingcel) die aan ongeslachtelijke voortplanting doet.
  • Een spore bevat geen reservestoffen.
  • Er zijn veel sporen aanwezig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kenmerken

zaadvorming

A
  • zaad ontstaat door geslachtelijke voortplanting
  • zaad bestaat uit een kiem en reservevoedsel.
  • Er zijn maar een beperkt aantal zaden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De zaadplanten kunnen indelen

A

a. Gymnospermen (naaktzadigen)
i. Cycadophyta = cycaspalmen
ii. Ginkgophyta vb. Ginkgo biloba of Japanse notelaar
iii. Pinophyta = naaldbomen
b. Angiospermen (bedektzadigen) = bloemplanten
i. Monocotylen: 1 zaadlob
ii. Dicotylen: 2 zaadlobben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Informatie kunnen geven over de cycaspalmen

A

a. Zijn varenpalmen: kleine palmachtige boompjes
b. Hebben een stam rijk aan zetmeel
c. De zaadbeginsels bevinden zich aan de benedenranden van de vruchtbladeren (= gelijkaardig aan bladeren) en zijn gegroepeerd in kegelachtige structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Informatie kunnen geven over de Ginkgo biloba.

A

a. Enig overlevende van een fossiele plantenfamilie
b. Groeit erg traag
c. Waaiervormig blad
d. Tweehuizig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kunnen beschrijven hoe de wortels van de grove den zijn opgebouwd.

A
  • Sterk vertakt
  • geen wortelharen
  • ectotrofe mycorrhiza
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kunnen beschrijven hoe de stam/stengel van de grove den is opgebouwd.

A

a. Hoog recht, afschilferende schors met roodbruin-donkebruine kleur
b. Bevat tracheïden (=watertransportcellen)
c. Hofstippels = verdunningen van celwand voor uitwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kunnen beschrijven hoe de bladeren van de grove den zijn opgebouwd.

A

a. Naaldvormig, per 2 gebundeld
b. Omringd door ring van schubben aan basis
c. Tussen naalden zitten eindknop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Algemene kenmerken van bedektzadigen kunnen weergeven

A
  • Bestaat uit transportweefsel xyleem en floëem
  • Zijn ofwel monocotyl (grassen) of dicotyl (bloemen)
  • Zaden zijn niet zichtbaar
  • Altijd dubbele bevruchting met vorming van secundair endosperm
  • Enkel eenhuizig
  • Tweeslachtig: bij de meeste bloemen M en V voortplantingsorganen aanwezig
  • Bestuiving via insecten of wind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Weten waarom er bij de bedektzadigen een dubbele bevruchting is.

A

a. 1 kern van de stuifmeelkorrel versmelt met de kern an de eicel in het zaadbeginsel
b. 1 kern versmelt met de 2de poolkernen (=kiemwitkern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly