Hfst 1 - belang van planten - termen Flashcards
Autotrofe planten
Planten die zelfstandig organische verbindingen bouwen van lichtenergie.
Heterotrofe planten
Planten die geheel of gedeeltelijk afhankelijk zijn voor water en voeding
vb. saprofyten of parasitaire plantensoorten (geen chlorofyl)
Boom
Houtige plant met enkele stam.
Struik
Houtige plant die zich al vanaf de grond vertakt.
Dwergstruik
Lage struik (<50 cm) met dikwijls kruidachtige takken
Eenjarige plant
Levenscyclus van plant speelt zich af binnen 12 maanden (moet niet binnen 1 kalenderjaar zijn).
Tweejarige plant
Plant waarvan levenscyclus 2 jaar is en hij niet in bloei is in het 1ste jaar.
Overblijvende plant
Kruidachtige plant die langer dan 2 jaar leeft. Sterft boven de grond af in de winter en loopt terug uit in het voorjaar.
Kruidachtig
- Niet-houtig
- Zachte, dunne, buigzame, saprijke stengels –> afsterven na groeiseizoen
Houtig/Houtachtig
- harde structuur en saparm.
- Stengels en takken zelden groen
- Functioneert meerdere jaren
Geofyte plant
Overblijvende plant waarvan de overwintersknoppen zich in bodem (geo) bevinden
Helofyte plant
Overblijvende plant waarvan bladeren & bloeiwijze boven water uitsteken, maar overwintersknoppen onder water blijven
Hydrofyte plant
Overblijvende plant die drijft of ondergedoken is. Overwinteringsorganen blijven onder water.
Epifyte plant
Plant die op andere planten groeit zonder daarvan voedsel te ontrekken
Parasitaire plant
Plant die ten koste van andere planten leeft. Nemen uit wortels of stengels VS op met zuigwortels.
Hebben geen groene bladeren + doet geen FS