Hfst 3 - vragen Flashcards
Hoe komt de naamgeving en onderverdeling van wieren tot stand?
Het is gebaseerd op uiterlijk, opbouw of aanwezigheid van een bepaald pigment
Welk nut hebben algen voor de mens (en dieren)
- Productie biodiesel
- Voeding: rijk aan eiwitten, onverzadigde vetzuren en suikers
- Kleurstof
- Smaakstof
- Geneesmiddelen
Leg uit hoe een oogwiertje zich kan voortbewegen.
Oogwiertjes bezitten een soepel plasmamebraan omringd door een vliesje. Dit vliesje bestaat uit flexibele spiraalbanden met 2 zweepharen: een lange gesel en een korte flagel. De flagel maakt spiraalvormige bewegingen waardoor het oogwiertje in spiraalvormige bewegingen voorwaarts kan zwemmen.
Leg uit hoe de interne hoeveelheid water in een geselwier constant blijft.
Contractiële vacuolen nemen het te veel aan water op. Dicht bij het uiteinde van de flagellen ligt een reservoir. Hier loodst de vacuole het te veel aan water naar buiten.
Waarom komen planktonisch levende wieren voor in een dunne laag aan het wateroppervlak?
Omdat hier de lichtintenseit het hoogste is. Hier kunnen ze het best aan fotosynthese doen.
Hoe planten geselwieren zicht voort?
Aan de hand van mitose: overlangse gesloten celdeling
Verklaar waarom we veel fossielen terugvinden van roodwieren.
Veel roodwieren nemen kalk op in hun celwand. Eens hun leven aan het einde is, wordt deze kalk afgezet. Zo bleven vele fossielen bewaard.
Verklaar waarom een vijver soms groen ziet
Dit komt door algengroei. Bij algengroei is er een teveel aan organisch materiaal (vooral nitraten en fosfor) in het water. Dit zijn voedingsstoffen voor algen. Door de overvloed van voedingsstoffen, zal de groei van algen sterk toenemen. (Groen)algen leven het liefst op een dun laagje boven op het water. Door de vele algen lijkt de vijver dus volledig groen te zijn.
Welke soorten wieren zijn er?
- Groenwieren (chlorophyta)
- Roodwieren (rhodophyta)
- Bruinwieren (phaeophyta)
- Geselwieren (euglenophyta)
Omschrijf hoe de roodwieren zich voorplanten
De levenscyclus van een roodwier bestaat uit 3 stadia: gametofyt, carposporofyt en tertrasporofyt.
Uit de tetrasporofyt komen sporen. Hieruit groeien haploïde gametofyten (spermatangium en carpogonium). Via de kleverige draadvormige uitgroei van de carpogonium, kan een spermatia opgevangen worden.
Een bevruchting vindt plaats. De zygote groeit uit tot een diploïde carposporofyt en deze produceert diploïde carposporen. De sporen groeien uit tot tetrasporofyten.
De cyclus begint opnieuw.
Welke kenmerken hebben groenwieren gemeenschappelijk met landplanten?
- voornaamste pigmenten zijn chlorofyl a en b
- reservestof is zetmeel
- stevige celwand opgebouwd uit cellulose
Omschrijf de voornaamste kenmerken van de voortplanting van een bruinwier
vb. blaaswier
- Geen sporenvorming & generatiewissel
- Tweehuizig
- Haplonte fase = lente en zomer
- Diplonte fase met bevruchting = herfst
Omschrijf de voortplanting van de groenwieren
vb. kranswier
- geen sporenvorming & generatiewissel
- Overwegend haplonte levencyclus met beperkte diploïde fase
- Tweeslachtig
Wat zijn autotrofe geselwieren?
autotroof voor C-verbindingen
- Doen aan FS want bevatten chloroplasten (opname van koolstofdioxide en omvorming tot zuurstof en suiker onder invloed van lichtenergie)
Wat zijn Heterotrofe geselwieren?
heterotroof voor organische N-verbindingen
- Bevatten geen chloroplasten, doen aan opname van organisch afval (rijk aan N) en zijn dus saprotroof (=opname van dood organisch N-materiaal)