Hfst 4 - vragen Flashcards
Kunnen weergeven wat glaucophyten zijn.
b. Hebben cellen die alveoli (longblaasjes), chloroplasten en zetmeel bevatten
c. Hebben ongelijke flagellen
d. Zijn autotroof door chlorofyl
Kenmerken van rhodophyten
ii. Autotroof door aanwezigheid van plastiden chlorofyl
iii. Rood door aanwezigheid van carotenoïden
iv. Geen flagellen
v. Celwand opgebouwd uit cellulose
Kenmerken van chlorofyten
ii. Autotroof door aanwezigheid van plastiden chlorofyl
iii. Groene kleur door chlorofyl a en b
iv. Geen flagellen
v. Celwand opgebouwd uit cellulose
De evolutie van LUCA naar blauwalgen naar planten en dieren kunnen weergeven.
a. LUCA: DNA maar geen celkern = prokaryoot
b. Blauwalgen: doen aan FS = zuurstof op aarde
c. Cel neemt blauwalg op + cel die goed energie kan maken = ontstaan van bloedgroenkorrels + mitochondriën = planten!
d. Cel neemt enkel energie makende cel op = dieren (+schimmels)
De evolutie van groenwieren naar lagere landplanten kunnen weergeven.
a. Ontstaan van cuticula met meercellige gametangia
b. Ontstaan van overheersende sporofyt
c. Ontstaan van vaatweefsel
De lagere landplanten kunnen indelen.
a. Bryophyta = mossen
b. Pteriodophyta = varenplanten
De bladmossen kunnen indelen naargelang hun groeivorm.
a. Topkapselmossen
b. Slaapmossen
c. Veenmossen
Hoe doen mossen aan ongeslachtelijke voortplanting?
aan de hand van fragmentatie.
Het ecologisch belang van mossen kunnen beschrijven.
Mossen doen aan zeer efficiënte FS. Hierdoor absorberen ze meer CO2 dan andere planten. Ze kunnen ook aan FS doen in de schaduw.