hfdstk 2 G Flashcards
1
Q
Pardon, je cherche la boulangerie.
A
Sorry, ik zoek de bakkerij?
2
Q
Sorry, ik zoek de bakkerij.
A
Pardon, je cherche la boulangerie.
3
Q
C’est là-bas.
A
Het is daar.
4
Q
Het is daar.
A
C’st là-bas
5
Q
Je voudrais deux croissants.
A
Ik wil graag twee croissantjes.
6
Q
Ik wil graag twee croissantjes.
A
Je voudrais deux croissant.
7
Q
Oui, voilà.
A
Ja, alstublieft.
8
Q
Ja, alstublieft.
A
Oui, voilà.
9
Q
Vous avez une baguette?
A
Heeft u een stokbrood?
10
Q
Heeft u een stokbrood?
A
Vous avez une baguette?
11
Q
Ça coute combien?
A
Hoeveel kost dat?
12
Q
Hoeveel kost dat?
A
Ça coute combien?
13
Q
Ça coute cinq euros cinquante.
A
Dat kost 5 euro 50.
14
Q
Dat kost 5 euros 50.
A
Ça coute cinq euros cinquante.
15
Q
Je ne comprends pas.
A
Ik begrjp het niet