D lidwoord. Flashcards
1
Q
het lidwoord de/het naamwoord mannelijk en vrouwelijk
A
mannelijk= le l’[l’ bij een stomme h]
vrouwelijk=la l’[l’ bij een stomme h]
2
Q
meervoud de/het mannelijk en vrouwelijk
A
mannelijk en vrouwlijk= les
3
Q
het lidwoord een mannelijk en vrouwlijk.
A
mannelijk=un
vrouwelijk=une