fa klas 2 lees en luistertoets deel 2 Flashcards
1
Q
avoir lieu
A
plaatsvinden
2
Q
plaatsvinden
A
avoir lieu
3
Q
bouger
A
bewegen
4
Q
bewegen
A
bouger
5
Q
essayer
A
passen, probeen
6
Q
passen, proberen
A
essayer
7
Q
trouver
A
vinden
8
Q
vinden
A
trouver
9
Q
détester
A
een hekel hebben aan
10
Q
een hekel hebben aan
A
détester
11
Q
presque
A
bijna
12
Q
bijna
A
presque
13
Q
seulement
A
alleen, alleen maar
14
Q
alleen, alleen maar
A
seulement
15
Q
trop [de]
A
te, te veel
16
Q
te, te veel
A
trop [de]
17
Q
beaucoup
A
veel
18
Q
veel
A
beaucoup
19
Q
plus de
A
meer dan
20
Q
meer dan
A
plus de
21
Q
jeune
A
jong
22
Q
jong
A
jeune
23
Q
vieux/vieille
A
oud
24
Q
oud
A
passen, proberen
25
Q
connu[e]
A
bekend
26
Q
bekend
A
connu[e]
27
Q
pas mal
A
niet slecht
28
Q
niet slecht
A
pas mal
29
Q
noir[e]
A
zwart
30
Q
zwart
A
noir[e]
31
Q
devant
A
voor [plaats]
32
Q
voor [plaats]
A
devant